Deze verhalen geven een realistisch beeld van de Litouwse bevolking van het zogenaamde Memelland, ooit Pruisisch-Duits grondgebied, nu een deel van Litouwen. Deze Oost-Pruisische Litouwers zijn protestantse christenen, die toch hun oude goden gunstig moeten stemmen. Het zijn voor een deel welgestelde boeren en vissers, die Duits en Litouws spreken, maar zich toch afzetten tegen de Duitse bovenlaag. De auteur beschrijft hun lotgevallen op een spannende en meelevende, hier en daar ook ironische manier. Hij doet dit in een taal die heel dicht bij de gesproken taal van zijn personages staat en doorspekt is met couleur locale. Zo weet hij een wereld op te roepen die niet meer bestaat, maar die we ons dankzij zijn schildering nog levendig kunnen voorstellen.