Onderwijzer Karel Van Dijck ontvangt op een goeie dag bezoek van de nieuwe, voor hem nog onbekende wijkagent. De kennismaking neemt al dadelijk een onverwachte wending. De man van de wet stelt zich aan alsof hij de schoolmeester voor een zwaar vergrijp komt bekeuren. Er komt iets meer klaarte in het gesprek, wanneer de agent hem verduidelijkt dat hij vijfentwintig jaar geleden nog in de klas van de onderwijzer heeft gezeten, en aan die tijd herinneringen ophaalt, die de schoolmeester onprettig in de oren klinken.
Een man rijdt op een donkere avond een fietser aan. In paniek rijdt hij door, hij heeft een glaasje op en is bang dat de politie zijn rijbewijs zal inhouden. Thuis is hij onrustig en vertelt zijn vrouw - om een deelgenoot te hebben - de halve waarheid: hij heeft een hond aangereden en is toch niet gerust over de afloop. Terwijl hij zijn verhaal zit op te biechten, ontdekken beiden plotseling dat hun zoon nog niet thuis is. Ook hij is op de fiets weg. Nu pas raakt de man emotioneel betrokken bij het ongeluk dat hij heeft veroorzaakt. Hij meent zich te herinneren dat de fietser op hun zoon leek. Was het zijn zoon?
Burgers worden op het stadhuis ontboden om het een en ander te regelen. Eenmaal op het stadhuis vult een ambtenaar de nodige formulieren in. Om de zaak af te ronden is enkel nog het bidonatie nummer nodig.
Een fietser, op weg van zijn werk naar huis, wordt door een auto aangereden en blijft voor dood op straat liggen. Een geval met vluchtmisdrijf. Hij blijft echter in zoverre bewust dat hij nog kan horen wat rondom hem en met hem gebeurt. Hij is niet meer in staat tot reageren, zodat de wanhopige pogingen die hij in gedachten doet om de verklaringen van anderen te weerleggen in werkelijkheid kunnen beschouwd worden als de strijd tussen zijn wil tot overleven en zijn lichaam, dat niet langer dan één uur het gevecht met de dood kan volhouden.
Albert komt thuis van zijn werk. Hij is wat laat en erg zenuwachtig. Els, zijn vrouw, merkt dit en vraagt wat er aan de hand is. Albert zoekt allemaal uitvluchten.Els wordt lastig. Dan moet Albert haar de waarheid vertellen. Hij heeft een aanrijding gehad. Hij heeft een fietser aangereden en het slachtoffer op de rijweg achtergelaten. Albert kon niet anders omdat hij wat gedronken had. Wel heeft hij telefonisch het ziekenhuis verwittigd. Els raadt haar man aan zich te melden bij de politie, of tenminste in het ziekenhuis te informeren naar de toestand van het slachtoffer. Hij weigert, omdat dit hem misschien zou verraden. Frank, het zoontje van Albert en Els, komt niet thuis voor het avondeten. Hij is met zijn fiets naar een vriendje. Plots vergewist Els zich ervan dat het slachtoffer wel eens haar eigen zoontje zou kunnen zijn. In paniek rent ze naar het ziekenhuis, Albert kan haar niet meer weerhouden. Dan gaat de telefoon. Frank staat naast de weg met een lekke band. (cop. VVT)
