Anna en Anton, twee kibbelende oudjes, maken al tien jaar elke middag dezelfde wandeling. Anna begint van de dagelijkse sleur de kriebels te krijgen, maar Anton vindt dat je op die leeftijd je gewoonten niet meer moet veranderen. Dus maken ze de vertrouwde wandeling. De weg leidt naar een oude muur, waarin nergens een doorgang te bespeuren is, behalve dan een klein poortje, niet breder dan een gewone deur. En dat poortje intrigeert hen.
Farao Achnaton houdt zich teveel bezig met spirituele zaken, zo vindt het volk. Het verzet zich ertegen dat hij hen de god Aton wil opdringen. Achnatons vrouw, Nefertete, dragen zij echter op hun handen.