Een tweeling van in de vijftig woont nog steeds bij hun moeder op het platteland, in afzondering en armoede, maar ook in tevredenheid. Als hun moeder overlijdt, worden broer en zus geconfronteerd met de harde regels en verwachtingen van de buitenwereld.
De vader van de 8-jarige Peggy gelooft dat het einde van de wereld nabij is en 'ontvoert' haar naar een oerbos in het zuiden van Duitsland waar ze weten te overleven. Peggy keert negen jaar later terug naar Londen, zonder haar vader.