In het boek beschrijft Bob van Rossum zijn ervaringen in de jungle van West-Nieuw-Guinea in de jaren vijftig. Hij laat zien onder welke zware omstandigheden geologen van de Nederlandse Nieuw-Guinea Petroleum Maatschappij naar olie zochten in de uitgestrekte oerwouden. De tochten voerden met draagploegen langs en over onstuimige rivieren vol krokodillen. Onderweg stuitten de oliezoekers op wilde stammen, die soms voor het eerst westerlingen zagen. De exotische achtergrond, de gedetailleerde natuurbeschrijvingen en de spannende avonturen geven Van Rossums verslag de kracht van een literair werk.