De dromerige Binyavanga groeit op in de Keniaanse middenklasse, een chaos van luide en kleurrijke geluiden: de föhns in zijn moeders schoonheidssalon, fietsbellen, monteurs in Nairobi, de muziek van Michael Jackson en op de achtergrond altijd het aanstekelijke gelach van zijn broer en zus. Hij hoort erbij, maar zoekt naar zijn eigen identiteit. Boeken vormen zijn toevluchtsoord. Terwijl Binyavanga een intieme inkijk geeft in zijn leven en groeipijnen, verandert de politieke situatie in zijn land drastisch en daarmee zijn kijk op alles wat hij tot dan toe vanzelfsprekend vond. Zijn blik is kritisch zonder ooit aan warmte en humor in te boeten.