Paul Celan was een stateloze, Duitssprekende jood uit het huidige Oekraïne die beide ouders in een Duits concentratiekamp had verloren en zelf een Roemeens kamp overleefde. Ingeborg Bachmann was de dochter van een overtuigd Oostenrijks nazipartijlid. De hartstochtelijke, bevlogen correspondentie van dit tragische liefdespaar draagt het stempel van de oorlogsverschrikkingen. Beide zochten naar metaforen om uitdrukking te geven aan het onzegbare geweld. Maar Celan was slachtoffer van de Jodenvervolging, terwijl Bachmann moest afrekenen met de gewelddadige rol van de vadergeneratie.