Avond in het paradijs : meer verhalen
Lucia Berlin
Lucia Berlin (Auteur), Maaike Bijnsdorp (Vertaler), Lucie Schaap (Vertaler), Elles Tukker (Vertaler), Maartje Wortel (Inleider)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Lebowski, 2015 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 14185 |
Annelies Verbeke
2/ei/29 m
Uitgeverij Lebowski is begin dit jaar gestart met de 'Book of the Month Club' (waarom niet Boek van de Maand Club?), een mooie reeks waarin elk boek de eerste drie maanden enkel in een aantal onafhankelijke boekhandels te koop is. Als derde in de rij verscheen Handleiding voor poetsvrouwen van Lucia Berlin. Een titel die me niet bijster aansprak en een auteur van wie ik nog nooit had gehoord. Toen begon ik te lezen en werd ik op slag betoverd.
Lucia Berlin leefde van 1936 tot 2004, schreef vanaf de jaren 60 bijna tachtig verhalen, die pas later in boekvorm verschenen. Het is geen wonder dat Lydia Davis een lans voor haar werk breekt. Meer dan eens krijg je de indruk dat ze tot dezelfde literaire familie behoren, zoals in 'Mijn jockey', een van de kortste verhalen uit Berlins bundel. De ik-figuur tolkt op een eerstehulppost en komt zo in contact met toegetakelde jockeys. Daar put ze een grote vreugde uit. 'Röntgenfoto's van jockeys zijn prachtig.' Ze houdt zo'n jockey troostend op schoot terwijl hij 'Mamacita!' snikt, en eindigt het verhaal met: 'Het was geweldig.'
Verloren gelopen
Handleiding voor poetsvrouwen is een bloemlezing uit Berlins werk, met verhalen die ze tussen 1966 en 1999 schreef. In haar voorwoord schrijft Maartje Wortel: 'Soms dacht ik: ze missen een kern, tot ik met een schok besefte: ik ben zélf de kern.' Ik ervaarde iets gelijkaardigs. In ieder geval is de kern van elk verhaal en de binding tussen deze verhalen een persoon die heel nabij voelt en je al gauw lief is. Je kunt je gaandeweg ook niet van de indruk ontdoen dat deze persoon echt is, dat het de auteur is die je over haar leven vertelt. Zeker blijven deze verhalen ook zonder autobiografische achtergrond overeind, maar ik werd er nieuwsgieriger naar dan doorgaans het geval is, wilde weten of Berlin echt al deze mensen was geweest: kind met een vergroeide rug, verpleeghulp, telefoniste, schoonmaakster, alcoholiste, longpatiënte. Dat blijkt zo te zijn. En ook heeft ze op alle beschreven plekken gewoond of verbleven - Alaska, Santiago de Chili, New Mexico, Florida, Los Angeles, Mexico-stad. Geregeld duikt Albuquerque op, de hoofdstad van New Mexico, waarmee mijn voornaamste associatie die zinnen zijn uit Raymond Carvers 'What we talk about when we talk about love': ' We lived in Albuquerque then. But we were all from somewhere else.' Sanneke van Hassel en ik gebruikten ze als motto voor onze bloemlezing van verhalen,Naar de stad, omdat ze zoveel zeggen over de typische zwervende of verloren gelopen personages uit korte verhalen én, vaak, de schrijvers ervan.
Berlin heeft wel meer met Carver gemeen. Ze schrijven allebei over drinken en tijdelijke arbeidersbaantjes. De jeugd is bij Berlin, met een alcoholiste die haar kinderen vernedert en verwaarloost en een handtastelijke opa die van zijn kleindochter vraagt zijn tanden uit te trekken, een vruchtbare bodem voor de gebroken relaties en het drankmisbruik waarvan de volwassen ik-personages getuigen. En toch blijft in Berlins toon altijd een intieme blijheid overeind, iets guitigs, iets onvoorspelbaars - ze is licht beschonken, denk je soms. Het deed me denken aan de filmAlice doesn't live here anymore van Scorsese.
Hier en nu
Heerlijk is de manier waarop Berlin nonchalant van de hoge kunsten naar het aardse zeilt en terug. Nog maar net zijn Mishima, Tsjechov of La Traviata voorbijgewaaid, of daar komt alweer iemand zwetend of bloedend een bus in gestapt of ontstaat er een ruzie in een wasserette. In deze verhalen steekt een zeer sterk gevoel van hier en nu. In wat het hoofdpersonage omringt schuilt even veel wonder als teleurstelling. Daarom kan iemand als 'de messenslijper die fluit speelde en gelijktijdig loshandig fietste' ook deel uitmaken van een vertrouwd straatbeeld.
InThe lonely voice. A study of the short story wijst Frank O'Connor op het veelvuldige gebruik van het woord 'hand(en)' in korte verhalen. Hij ziet ze vooral in die van Sherwood Anderson, maar ook elders. Mijn redacteur wees me op een overvloed aan handen in mijn eigen eerste verhalenbundel, en ooit las ik over een computerprogramma dat had uitgevlooid dat het woord 'hand' van alle muziekgenres het vaakst voorkomt in de blues. Ook in Berlins werk duiken ze opmerkelijk vaak op. Al in het eerste verhaal zit een indiaan onophoudelijk naar de handen van het ik-personage te kijken via de spiegel in de wasserette en in het ziekenhuis schreeuwen oude dametjes: 'Hou alstublieft mijn hand vast!' Of deze prachtige herinnering aan de kindertijd: 'We bleven wakker om zijn ouders het te horen doen, maar ze deden het niet. Ik vroeg hem hoe hij dacht dat het zou zijn. Hij legde zijn hand tegen de mijne zodat onze vingers elkaar raakten en zei dat ik met mijn duim en wijsvinger langs onze elkaar aanrakende vingers moest strijken. Je kunt niet voelen welke van wie is. Zal wel zoiets zijn, zei hij.' Lucia Berlin zingt een hoogst eigenzinnige blues. Ik luisterde blij en ontroerd. Het was geweldig.
LUCIA BERLIN
Handleiding voor poetsvrouwen.
Vertaald door Maaike Bijnsdorp, Lucie Schaap en Elles Tukker, Lebowski, 256 blz., 22,50 euro. Oorspronkelijke titel: 'A manual for cleaning women'.
Drs. Madelon de Swart
In deze 29 verhalen, elk van circa acht pagina’s, beschrijft de auteur wat haar trof in haar omgeving, familie, liefde en werk. Zo beschrijft ze in het titelverhaal wat haar opviel toen ze als schoonmaakster werkte, in een volgend verhaal over een wasserette in de grote stad waar mensen langs elkaar heen leven, gaat ‘Carmen’ over de zwangere vrouw die drugs smokkelt voor de verslaafde man die haar mishandelt bij terugkomst, waardoor de baby sterft, en ‘502’ over een alcoholiste die een ongeluk veroorzaakt, maar door een groep oude drankorgels tegen de politie wordt beschermd. In het slotverhaal kijkt ze terug op haar jeugd, vooral de tijd dat ze in huis was bij de familie Wilson. De in Alaska geboren Amerikaanse (1936-2004) die na de oorlog naar Chili verhuisde, publiceerde 76 verhalen in zes verhalenbundels, die worden vergeleken met het werk van Alice Munro en Grace Paley. Ook zij kan van bijna niets een heel bijzonder verhaal maken. Dat illustreren de mooie verhalen in deze goed vertaalde selectie van haar beste verhalen, die veel aandacht verdient.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.