Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2014 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : OVER LITERATUUR-SCHRIJVERS : ENGELS 851.6 ROTH |
Besprekingen
De kracht van ontregeling
Jamal Quariachi
rt/aa/12 m
Iemands levensverhaal kun je op verschillende manieren samenvatten (bijvoorbeeld zo: Roth, Philip. Newark, New Jersey, 1933. Debuteert in 1959 met Goodbye, Columbus. Trouwt met en scheidt al snel weer van borderlinepatiënte avant la lettre Maggie Williams. Dit noopt hem tot jarenlange psychoanalyse, die de inspiratiebron vormt voor Portnoy's Complaint, 1969. Gaat in ontwikkelingshulp: financiële en publicitaire steun voor schrijvers achter het IJzeren Gordijn. Ontmoet eind jaren zeventig actrice Claire Bloom en publiceert The Ghost Writer, 1979: eerste roman in lange reeks over alter ego Nathan Zuckerman. Verliest in jaren tachtig zijn ouders en legt zelf bijna het loodje wegens hartproblemen. Trouwt met en scheidt al snel weer van Bloom. Lijkt in jaren negentig niet in staat te zijn iets anders dan meesterwerken te produceren (Patrimony, Sabbath's Theater, American Pastoral, The Human Stain). Luidt zijn carrière uit met een reeks korte romans waarvan de laatste Nemesis heet, verschenen in 2010. Kondigt daarna aan te stoppen met schrijven).
Pierpont kiest voor een wat uitgebreidere manier van vertellen, maar blijft alsnog beknopt genoeg om de vaart erin te houden.
Schandalen en controverses
Een schrijversbiografie is een roddelblad voor intellectuelen, daar hoeven we niet moeilijk over te doen. En Roths levensverhaal bevat voldoende schandalen en controverses om vele roddelbladen mee te vullen. Er zijn de huwelijken en affaires. Er zijn de ziektes en de sterfgevallen. Er zijn de complexe vriendschappen met literaire reuzen als Bellow, Pinter en Updike - nooit geheel gespeend van competitie. Maar er zijn vooral de relletjes die Roth (op 19 maart wordt hij 81) met zijn werk oproept.
Van begin af aan is het raak. Toen de jonge Roth, nog vóór het verschijnen van zijn debuut, in The New Yorker een kort verhaal publiceerde waarin een niet-zo-sympathieke Joodse jongeman voorkomt, roerden zich allerlei kopstukken uit de Joodse gemeenschap. Roth zou een self-hating Jew zijn, die de vuile was buiten hing en daarmee antisemitisme in de hand werkte. Het was nog maar een windvlaagje onrust in vergelijking met de wervelstorm die tien jaar later losbarstte, na publicatie van Portnoy's Complaint, in een Israëlische krant omschreven als het boek waar "alle antisemieten om hebben gebeden". Het is nauwelijks voor te stellen, al die opwinding over een boek dat toch vooral een geslaagde komedie is over de seksuele frustraties van een Joodse jongeman, opgegroeid in een hyperbeschermend gezin.
Maar blijkbaar roept Roths werk die weerstand op, en niet alleen bij Joodse lezers. Een van de hoogtepunten uit Pierponts biografie is een fragment uit de transcriptie van de Nixontapes, waarin president Nixon overleg voert met zijn stafchef Haldeman over Roths zojuist verschenen politieke satire Our Gang (1971). Haldeman over Roth: "Hij is briljant, maar dan op een zieke manier." Het moet de natte droom zijn van elke schrijver: om erachter te komen dat men in het Witte Huis, tempel van wereldmacht, verontruste gesprekken voert over je nieuwste roman! Daar kan geen juichrecensie of literaire prijs tegenop.
Met My Life as a Man (1974) boorde Roth een nieuwe bron van haat aan: deze keer waren het de feministen die met staken en hooivorken stonden te zwaaien. Vrouwenhaat, een beschuldiging zo hardnekkig dat ze Roth tot in de eenentwintigste eeuw is blijven achtervolgen.
Pierpont laat zien hoe al die kritiek op hetzelfde neerkomt. Joodse critici namen Roth niet kwalijk dat hij Joden portretteerde, maar dat het onsympathieke Joden waren. Feministen namen Roth niet kwalijk dat hij vrouwen portretteerde, maar dat het onsympathieke vrouwen waren. Zo kun je wel even doorgaan, tot je uitkomt bij de generalisatie dat Roth een mensenhater is, omdat hij zoveel onsympathieke mensen portretteert. Maar aangezien er nu eenmaal aardig wat gemankeerde types rondlopen op onze planeet, is het verstandiger om Roth toch vooral als realist te beschouwen. Een realist met een uitzonderlijk fijnzinnige pen. Want los van alle controverse is dat het werkelijke onderwerp van dit boek: Roths schrijverschap.
Pierpont is op haar best als ze inzoomt op de totstandkoming van Roths boeken, hoe hij levensechte feiten omvormt tot fictie. Als lezer kijk je mee over de schouder van Roth terwijl hij, bijvoorbeeld, aan The Ghost Writer werkt, een roman over de jonge schrijver Nathan Zuckerman die bij een gerespecteerde oudere collega, E.I. Lonoff, op bezoek gaat. Je ziet hoe hij het personage Lonoff samenstelt, hem onder meer baseert op de bestaande schrijver Bernard Malamud. Je ziet hoe hij worstelt met de meest krankzinnige wending in het verhaal: de introductie van een meisje dat, in de fantasie van Zuckerman, Anne Frank blijkt te zijn. Ze heeft de oorlog overleefd en is - in de veronderstelling dat haar hele familie vermoord is - in de Verenigde Staten verzeild geraakt. Als later blijkt dat haar vader nog leeft en haar dagboek heeft laten publiceren, durft Anne de mythe van haar dood niet meer te ontkrachten.
Roth maakt zich er niet gemakkelijk van af. De passages over Anne Frank schrijft hij eerst in de derde persoon, maar die klinkt "te dramatisch, op een verkeerde manier lyrisch". Hij zet het verhaal om naar de eerste persoon, Anne vertelt nu zélf haar verhaal, zodat er een normalere, minder heilige vertelstem ontstaat. Dan zet hij de tekst weer terug naar de derde persoon, die nu ontdaan is van vals sentiment.
Schrijver aan het werk
Het zijn interessante wandelingetjes door het brein van de-schrijver-aan-het-werk. Pierpont toont valse starts, ze citeert uit notities van Roth ("Houd de zinnen kort, ontspannen taalgebruik"), ze laat zien hoe sommige boeken bijna vanzelf lijken te ontstaan, terwijl andere een langdurige worsteling vereisen (van Nemesis schreef Roth dertien versies).
Dat alles maakt van Roth Unbound een lekker boek, maar het doet de liefhebber ook naar méér verlangen. Waarom is Pierpont zo zuinig met het citeren uit Roths aantekeningen? Wat is überhaupt de omvang en inhoud van Roths archief? Waarom ontbeert het boek foto's, of facsimile-weergaven van manuscripten?
Ach, het komt allemaal wel, in de officiële biografie, waar auteur Blake Bailey voor is aangesteld. Laten we niet vergeten dat Pierponts boek vooral een kritische bespreking wil zijn van Roths oeuvre. En kritisch is Pierpont zeker. Sterker nog: als het aan haar ligt kan een groot deel van Roths oeuvre als (deels) mislukt beschouwd worden. Met name zijn productie in de eerste twintig jaar van zijn carrière krijgt ervan langs, en dat gebeurt niet altijd even overtuigend. Letting Go is te zwaar, te lang en te uitgesponnen - maar waar dat in zit, wil niet echt duidelijk worden. Our Gang is niet geslaagd omdat Roth niet "in zijn element was: en zijn element was een roman met soms uitvergrote maar altijd herkenbare emoties". Dat klinkt alsof Roth maar één type roman mag schrijven en daar vooral niet van moet afwijken. De baseballroman The Great American Novel noemt Pierpont "vermoeiend" en "hoofdpijn opwekkend". "Misschien was het onderwerp hem te lief", schrijft ze, maar wat nu precies de literaire gebreken zijn van het boek, blijft onduidelijk.
Ook als Pierpont positief is, weet ze aanvankelijk niet te overtuigen. Dat Portnoy's Complaint, bijvoorbeeld, een humoristisch meesterwerk is, staat buiten kijf, maar hoe die humor in elkaar zit, weet Pierpont niet te duiden. Ze geeft een pagina's lange analyse van "Joodse humor" in het algemeen - een reeks goedgekozen citaten uit Portnoy was wellicht effectiever geweest. Pas vanaf haar bespreking van Sabbath's Theater - we zitten dan al in 1995 - worden de analyses grondiger, preciezer, overtuigender. Hier laat ze met behulp van citaten zien hoe Roths stijl in dat specifieke boek een krachtige mengeling van hoogdravende lyriek en platte smeerlapperij is. Al even precies toont Pierpont aan hoe de daarop volgende roman, American Pastoral (1997), zich weer van een totaal ander register bedient.
Goed gezien ook is dat veel boeken van Roth een personage kennen dat lange tijd negatief wordt afgeschilderd door anderen, totdat het zélf op de voorgrond treedt en tot ieders verrassing een heel redelijke figuur blijkt te zijn. Neem Sylphid, de krengerige dochter uit I Married a Communist (1998), die, wanneer ze eindelijk ten tonele verschijnt tijdens een grote feestscène, buitengewoon charmant blijkt te zijn.
Pierpont graaft diep en komt uit bij een van Roths belangrijkste thema's: zijn afkeer van zuiverheid. Seksuele zuiverheid, raciale zuiverheid, religieuze zuiverheid. Het is het utopische streven naar zuiverheid van de mens dat tot de Holocaust leidde, maar het is ook het streven naar zuiverheid dat tot de impeachmentprocedure tegen president Clinton leidde: een staaltje puritanisme waar Roth in The Human Stain (2000) indrukwekkend tegen tekeergaat.
Pierpont komt ten slotte tot de constatering dat Roth een schrijver "van het oor" is: zijn romans lopen over van de verschillende stemmen die elkaar tegenspreken. De auteur blijft buiten beeld. "Ik schrijf niet over mijn eigen overtuigingen", zegt Roth, "maar over de tragische en komische consequenties van het hébben van overtuigingen."
En dat maakt het lezen van Roth zo heerlijk ontregelend. Telkens als je denkt een mening te hebben gevormd over een personage of over een politieke of maatschappelijke kwestie, schopt de auteur die mening weer onderuit. Ondanks de gebreken heeft Pierponts boek een soortgelijk effect: je weet niet meer precies wat je nu van die tientallen boeken die Roth heeft geschreven, moet vinden. Dan zit er maar één ding op: herlezen!
Jamal Ouariachi is schrijver. Bij Philip Roth voelt hij zich weerloos: 'Hij is een magiër.'
Claudia Roth Pierpont, Roth, Een schrijver en zijn boeken, De Bezige Bij, 416 p., 29,90 euro.
Vertaling: Anne Jongeling.
JAMAL OUARIACHI ■
De begeerlijkheid van sjikses
rt/aa/21 m
Het Amerikaanse antisemitisme, dat hoge toppen scheerde in de jaren 30, nam hand over hand toe na de aanvang van de oorlog. Tijdens die periode bleek uit opiniepeilingen dat meer dan een derde van de bevolking bereid was zich achter de discriminerende wetgeving te scharen. Dat was evenmin de uitloper van een algemene xenofobe trend die ontstaan was door een politiek van isolationisme. Elke synagoog in Washington Heights in New York werd geschonden (sommige werden besmeurd met hakenkruisen); in Boston waren er in 1942 zowat elke dag meldingen van afranselingen, vernielingen en bezoedelingen. Onder invloed van die schandelijke koorts werd de immigratie tot een strikt minimum teruggeschroefd, en dat heeft talloze mensenlevens gekost. Dat alles bereikte een historisch hoogtepunt in 1944, toen de Holocaust al min of meer afgerond was.
En wat deden de media intussen? Het nieuws van de moorden dook in mei/juni 1942 op: een officieel verslag waarin vermeld werd dat er al 700.000 doden waren. DeBoston Globe publiceerde het verhaal drie krantenkolommen breed met de kop 'Al meer dan 700.000 Poolse Joden omgekomen bij massamoorden', en verstopte het artikel ergens onderaan op pagina twaalf. DeNew York Times citeerde de conclusie van het verslag - 'wellicht de grootste massale afslachting uit onze geschiedenis' - maar drukte die amper zes centimeter groot af. We mogen wel stellen dat die terughoudendheid ietwat verrassend is, aangezien de geschiedschrijving van de hierboven samengevatte feiten intussen in tienduizenden werken weergegeven werd.
Philip Roth maakte gebruik van deze bezoedelde en lamlendige context in zijn 26ste boek,Het complot tegen Amerika uit 2004. Maar antisemitisme en het daaruit voortvloeiende anti-antisemitisme voerden de hoofdtoon in zijn eerste boek,Vaarwel, Columbus, uit 1959. 'Hoe wordt deze man het zwijgen opgelegd?' vroeg de rabbijn. 'In de middeleeuwen hadden de Joden wel raad met hem geweten.' Volgens sommigen onderschreef Roth in zijn vrolijke debuut dezelfde 'ideeën die uiteindelijk tot de moord op zes miljoen mensen in onze tijd hebben geleid'. Hij ging dus niet alleen de strijd aan met een 'rationele' paranoia; hij was ook verstrikt in de aanhoudende angst voor insluiting en opslorping, naarmate de omvang van het trauma zich een weg baande naar ons bewustzijn. Na een vijandige openbare bijeenkomst in de Yeshiva University in New York in 1962 zwoer Roth plechtig (bij een broodje pastrami) dat hij 'nooit meer over de Joden zou schrijven'.
Assimilatie
Het bleek een loze belofte. Maar vergeet niet dat Roth toen nog maar een twintiger was. En als je jong begint, is een van de nadelen dat je volwassen moet worden voor een publiek. Hij was een trotse Amerikaan, maar ook een Jood; iemand met zo veel onstuimig en koppig talent zal al meteen beseft hebben dat fictie vrijheid vereist: meer nog, fictie is vrijheid en vrijheid is ondeelbaar (vandaar ook zijn latere enthousiaste steun voor schrijvers in Tsjecho-Slowakije). Toch zouden we kunnen aanvoeren dat Roth er alles bij elkaar vijftien jaar over gedaan heeft om zijn eigen stem te vinden. Zijn latere carrière was traditioneel, maar zijn prille carrière was buitengewoon excentriek - een mysterieus en fascinerend om zich heen slaan.
Claudia Roth Pierpont (geen familie van Philip) zegt in haar levendige en intelligente monografie datLaat maar gaan uit 1962, de eerste volwaardige roman van Roth, 'over niet loslaten' gaat: je verantwoordelijkheid, verplichtingen en een algemene, strak aansluitende ernst niet opgeven; en vooral Henry James niet opgeven. De uitgebreide cast in dit boek is pluralistisch, maar etnische spanningen lijken nog na te zinderen. Wat volgde daarna? Op dat moment schoof Roth het boekJewboy aan de kant en na een aantal 'ellendige jaren' (het waren er vijf) leverde hijEen braaf meisje af, een ijzig kalme familiekroniek met enkel niet-Joodse personages die zich afspeelt in een keurig en welgemanierd stadje in de Midwest. En daarmee vingen we voor het eerst een glimp op van de boze geest die aan zijn ziel vrat.
Ik weet nog dat ik toen vond dat de heldin Lucy Nelson (ze is beklijvend, allesverterend en meedogenloos) extreme en angstaanjagend buitensporige trekjes had. Ik weet dat ik toen ook dacht dat ze maar een onderdeel van een verzwegen verhaal was. Het is een diepgaand portret - het flakkert levendig op in een boek dat vaak naar adem moet happen. Recensenten zeiden datEen braaf meisje door een vrouw geschreven had kunnen zijn, anderen dat het door een blanke protestant geschreven had kunnen zijn (door Sherwood Anderson dan misschien). Maar de lezers waren toen op zoek naar een roman die enkel door Philip Roth geschreven had kunnen zijn.
En die roman wasPortnoy's klacht uit 1969 - een tijdbom in de vorm van een krassende, bijtende komedie (zelfs de typografie is explosief en vestigde daarmee een antecedent in de traditionele fictie voor uitroeptekens, hoofdletters en cursief). In dit boek worden de spanningen en conflicten van de Joods-Amerikaanse beleving teruggebracht tot de essentie: sjikses (christelijke meisjes). Het is afgeleid van het Jiddische woord voor 'walgelijk ding'; volgens een vrouwelijke logica zijn mannelijke niet-Joden te verdragen, maar sjikses leiden tot assimilatie en zijn daarom verboden. Verboden, walgelijk - en daarom net zo begeerlijk. Roth ging zijn struikelblok met ontoombare energie te lijf; het leek alsof zijn onstuimige en stuurloze talent eindelijk de perfecte toon gevonden had.
Prullen
En nu wordt het een wel heel vreemd verhaal. De lezers gingen ervan uit dat Roth metPortnoy alles losliet. Maar toen bleek dat er nog iets anders was, iets heel wezenlijks, waarvan afstand genomen moest worden. Roth maakte zich niet langer druk om wat 'goede smaak' genoemd wordt (wat eigenlijk een oppervlakkige overeenkomst van enkele conformisten is) en nu zat hij, tot veler ontzetting, ook niet meer in met de literaire waarde.Tricky Dixon en zijn vrienden, in 'amper drie maanden' geschreven, is een akelige en niet-grappige satire over de regering-Nixon ('Trick E. Dixon'?); inDe borst, geschreven in 'een paar weken', verandert de held in een reusachtige borstklier (een gegeven dat abnormaal weinig te beloven heeft) enDe grote Amerikaanse roman, 382 pagina's over honkbal, is een vingeroefening van een hobbyist in virtuoze geestigheid. Je kunt wel zeggen dat het opvallend gewaagd was: kort na elkaar, in 1971, 1972 en 1973, leverde Roth - die duidelijk een genie is - drie volstrekte prullen af.
Het helle licht waarin Lucy Nelson baadde, de vijf jaar durende stilte, het gevoel van een afgedekte wond, het dwaze gekwetter van Portnoy, het verzet tegen doorgedreven ernst en het omarmen van frivoliteit: inMy life as a man uit 1974 begonnen de antwoorden op te duiken. In dat boek wordt het verhaal verteld van Roth zijn 'gruwelijke' eerste huwelijk en de nasleep ervan, een relatie die in 1956 begon en pas in 1968 beëindigd werd door een fataal auto-ongeluk. Het is een roman die je leest door de vingers van je hand heen, een hand waarmee je voortdurend naar je gezicht grijpt. Het raadsel waar alles om draait, is dat Roth duidelijk meegewerkt heeft aan zijn eigen gevangenschap. De verklaring daarvoor is, zoals zijn afgevaardigde Peter Tarnopol het verwoordt, dat 'literatuur me zover gekregen heeft'. De aantrekking tot moeilijkheden, complexe zaken en zelfs kwellingen is duidelijk aanwezig bij een gedreven boekenwurm. Er zijn talloze voorbeelden van schrijvers die op zoek gaan naar de meest bizarre verwikkelingen; ze maken van de ellende hun muze, of dat proberen ze toch.
Roth had zijn onderwerp gevonden, hij had meer bepaald zichzelf gevonden. En die eigen persoon, bekeken door de ogen van een ingewikkeld netwerk van personages, dubbelgangers en pseudoniemen, zou de basisstructuur worden voor zijn overige negentien romans, op een paar uitzonderingen na. John Updike heeft ooit beweerd dat fictie bestand is tegen grote hoeveelheden egocentrisme, maar uiterst allergisch is voor narcisme. Bij Roth zul je geen narcisme vinden; de persoon in de spiegel wordt aan een genadeloos en onverstoorbaar streng onderzoek onderworpen. Updike zei ook: 'Wie kan het wat schelen hoe het voelt schrijver te zijn?' Het korte antwoord daarop is: om een heleboel redenen kan ons dat wel wat schelen als de schrijver Joods is. (De Joods-Amerikaanse literatuur is bovenal heel erg nieuw: het begon bij Saul Bellow, rond 1950.) En Updike leek zijn ongelijk toe te geven toen hij Henry Bech in het leven riep en drie romans aan zijn Joodse schrijver wijdde (en hem weemoedig de Nobelprijs toekende).
Misogynie
Portnoy werd in de Israëlische krantHaaretz omschreven als 'het boek waar alle antisemieten op zaten te wachten', nog giftiger danDe protocollen van de wijzen van Sion. Door de jaren heen is de vijandige houding van het Jodendom afgezwakt - en vervangen door de gecoördineerde of op zijn minst toch eenstemmige vijandige houding van het feminisme. Pierpoint beantwoordt die bedenkingen plichtbewust telkens als ze zich voordoen en wijst er terecht op dat er een zeer breed spectrum aan vrouwen bij Roth terug te vinden is. Maar ik denk dat de beschuldigingen van misogynie enzovoort niet meer dan een classificatiefout zijn. Net zoals bij de kritiek van de rabbijnen kun je dit ook rechtvaardigen vanuit een historische context, maar zulke kritieken zijn sociaalpolitiek, niet literair; ze zijn zelfs anti-literair. Trouwens, wemelt het in de vrouwenliteratuur niet van de mannelijke hufters en schoften? En in de mannenliteratuur ook. De perfecte heldin (een moeder van vijf kinderen die viool speelt en een bedrijf leidt, met dan ook nog een redelijke echtgenoot en een viriele jonge minnaar die Raoul heet) kan op geen enkele denkbare manier een waarachtige schrijver boeien; trouwens, zij komt al veelvuldig voor in een aantal bewonderende vertellingen - en die vind je in elke luchthaven terug.
Roth unbound is een kritische biografie van de oude stempel, hoewel ze aangevuld werd met waardevolle opmerkingen en beoordelingen van Philip Roth zoals hij nu is. Op zijn tachtigste, 'klaar' met schrijven (dat beweert hij toch), komt hij over als een amusante man, scherpzinnig, vol onwankelbare zelfkritiek (op zijn eerste boeken en zijn eerste huwelijk), ontspannen, levendig en hartelijk. Na afloop ben je het eens met de conclusie van de man die zich voor Roth uitgeeft inOperatie Shylock. Hij zegt tegen de 'echte' Roth: 'Maar uw ogen smelten ook een beetje, weet u. Ik weet wat u voor mensen gedaan hebt. U verbergt uw lieve kant voor het publiek - al die foto's waarop u zo uitdagend kijkt en de interviews waarin u zich niet in de luren laat leggen. Maar ik weet toevallig dat u achter de coulissen een heel zachtaardig iemand bent, Mr Roth.'
Het oeuvre lijkt nu volledig te zijn. Roth roept uiteenlopende meningen op - want doorgedreven originaliteit valt redelijk zwaar op de maag, of zo zou het toch moeten zijn. NaastPortnoy en het onheilspellend krachtigeMy life as a man zijn er, als ik goed kan tellen, nog drie meesterwerken. Ik denk dan aan het bondige, maar gepolijsteDe ghostwriter, de intimiderende intellectuele gestrengheid vanHet contraleven en de welige victoriaanse overvloed vanAmerikaanse pastorale. In die drie werken keren bepaalde thema's terug die de welsprekendheid van Roth eindeloos laten losbranden: Israël, ouderdom en sterfelijkheid, ziekte en lijden, het hele gedoe met ouders, en het hele gedoe met kinderen, verrassend genoeg.
InSabbaths theater voelt de weerzinwekkende held zich beschaamd omdat hij ooit een vrouw had en hij troost zichzelf met de gedachte dat hij tenminste nooit kinderen heeft gekregen - zo dom is hij nu ook niet. Romanschrijvers hoeven niet altijd alles zelf uit te proberen (en als hij dacht van wel, heeft dat hem zijn eigen 'Lucy Nelson' en twaalf verwoestende jaren opgeleverd). Dat is een voorbeeld van het routineuze en eenvoudige wonder van fictie. Neem nu Swede Levov en Merry uitAmerikaanse pastorale. Je kunt prachtige dingen over kinderen schrijven zonder er ooit zelf te hebben. Je doet gewoon een beroep op de pleegmoeder van je verbeelding.
© 2013 The New York Times
CLAUDIA ROTH PIERPONT
Roth. Een schrijver en zijn boeken.
Vertaald door Anne Jongeling, De Bezige Bij, 416 blz., 29,90 ? (e-boek 14,99 ?). Oorspronkelijke titel: 'Roth unbound. A writer and his books'.
G. Boomsma
Dankzij de toestemming van Philip Roth zelf mocht de biografe vele gesprekken voeren met de Amerikaanse auteur (1933) over zijn leven en letteren. Een hagiografie is het helemaal niet omdat de biografe kritische noten kraakt en haar duidelijke voorkeuren uitspreekt voor bepaalde romans. Wie het werk van Roth niet kent en zijn prikkelende proza ('Portnoy's Complaint') niet op waarde weet te schatten, zal niets aan deze biografie hebben. Maar de Roth-liefhebbers kunnen hun hart ophalen, niet zozeer aan de vele liefdesaffaires maar wel aan Roths botsingen met zijn (joodse) critici, die hem van joodse zelfhaat en zelfs antisemitisme beschuldigden. Geslaagd is de biografie voorals als het gaat om het schetsen van zijn engagement en zijn gewaagde herschrijvingen van de Amerikaanse geschiedenis. Een zeer informatieve en betrokken biografie van de productieve en populaire Roth, onlangs gestopt met schrijven.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.