Revolusi : Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld
David Van Reybrouck
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2016 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : SOCIALE WETENSCHAPPEN : 331.12 VANR |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Enkel raadpleegbaar |
De Bezige Bij, 2013 |
WEFLA MAGAZIJN : ENKEL NA MAGAZIJNAANVRAAG : VANR |
Karel De Gucht
ob/kt/09 o
Ik ken dat. Wie iets wil aankaarten in brede kring, doet dat het best met een pamflet waarboven een provocerende titel staat. Of met sterke oneliners in een interview. David Van Reybrouck heeft dat uitstekend gedaan met zijn Tegen verkiezingen. Geen enkele opiniepagina, weekendkrant, boekenbijlage, radio-uitzending of tv-debat kon nog aan dat boekje voorbij dezer dagen. Dat zal hem op de Boekenbeurs zeker lange signeersessies, veel debatten en leuke verkoopcijfers opleveren.
Mij niet gelaten. Ik geef hem het voordeel van de twijfel. En ik ga er zelfs vanuit dat hij weet waarover hij het heeft. Een debat over het functioneren van onze democratie is altijd welkom. Lezenswaardig is het alleszins.
Toch bekruipt mij een zeer onaangenaam gevoel als ik Tegen verkiezingen lees. Ik geef toe, ik doe dat met een vooroordeel omdat ik zelf een verkozen politicus ben en moeilijk verdraag dat er lichtzinnig wordt omgesprongen met hard bevochten vrijheden zoals één man, één stem.
Ik wil een eindweegs gaan met Van Reybrouck. En ik lees en hoor enigszins geruststellend in de vele interviews die de auteur sinds het verschijnen van het boekje heeft gegeven, dat hij het - voorlopig alleszins - niet zo extreem meent. "Ik doe slechts een suggestie", zo liet hij optekenen. "Heel wat landen denken na over democratische innovatie. Ik pleit voor geleidelijkheid. De koudwatervrees voor loting is groot. Het mag niet holderdebolder gaan."
Als ik het goed begrijp wil hij alsnog alleen experimenteren naar aanleiding van enkele dossiers. Alleen op termijn zouden er dan leden van slechts een van de kamers in het Belgische Parlement aangeduid worden door een loterij, om "de dictatuur van de verkiezingen" te omzeilen.
"De praktijkervaring leert dat gelote burgers in staat zijn om het algemeen belang voorop te stellen", poneert hij. Moeten we dat dan zomaar als waarheid aannemen? Van Reybrouck, die er in het kader van het G1000-'platform' ongetwijfeld vele uren discussie heeft opzitten over het onderwerp, stoort zich vooral aan het vermeende samenvallen van democratie en 'verkiezingen'. Stemmen is voor hem een loutere 'procedure' die een overtrokken 'sacraal' karakter krijgt en daardoor oorzaak wordt van het Democratisch Vermoeidheidssyndroom. We zijn allemaal electorale fundamentalisten geworden die de gekozenen minachten maar verkiezingen aanbidden, omdat we niet geloven dat er een democratie denkbaar is zonder verkiezingen, zegt hij. Of, we denken dat verkiezingen een noodzakelijke voorwaarde zijn om van een democratie te kunnen spreken. "Dorpsoverleg, traditionele conflictbemiddeling en aloude rechtspraak hebben geen schijn van kans." En dat verkiezingen de democratisering volgens hem niet automatisch bevorderen maar haar juist kunnen tegenhouden en verwoesten, zou "gemakshalve" vergeten worden.
Wat is dan wel het probleem met die verkiezingen?
David Van Reybrouck kijkt naar de specifieke historische context waarin die ontstaan zijn. Het parlementarisme was het antwoord van de laatachttiende-eeuwse burgerij op het absolutisme van het ancien régime. Maar, vijf structurele transformaties hebben de context veranderd en, aldus de schrijver, verkiezingen "primitief" gemaakt "zoals we de luchtvaart zouden beperken tot de heteluchtballon, ook al zijn er hoogspanningskabels, paragliders, sportvliegtuigjes, windhozen en ruimtestations bijgekomen".
De vijf structurele transformaties waar hij naar verwijst zijn de opkomst van politieke partijen, de invoering van algemeen kiesrecht, de opkomst van de georganiseerde civil society (het middenveld), de commerciële media en ten slotte de alomtegenwoordige sociale media.
Ik deel Van Reybroucks bekommernis maar ik weiger hem te volgen in zijn lotelingen-therapie. Ze lost volgens mij niets op. En ze is bovendien gevaarlijk omdat Van Reybrouck weer de indruk geeft dat verkiezingen eigenlijk verderfelijk zijn en niet nodig. Hij zaait met zijn gezag van een goed schrijver, grote twijfel en geeft de indruk dat verkiezingen niet belangrijk zijn.
Loterijen om volksvertegenwoordigers aan te duiden - die tussen haakjes fors betaald moeten worden zoals uit enkele voorbeelden in het buitenland blijkt - lossen volgens mij helemaal niets op. Ze roepen zelfs nieuwe problemen op. Zoals de criteria op basis waarvan die burgers worden uitgeloot. Hoeveel mannen, vrouwen, Vlamingen, Walen, Brusselaars? Hoe zit het met de spreiding volgens beroep, afkomst, dorp of stad, leeftijd, fervent treingebruiker of automobilist, bierdrinkers of wijnliefhebbers, rokers of niet-rokers, muziekliefhebbers of sportbeoefenaars: wat is de ideale steekproef? En waarom zou een beslissing van uitgelotedecisionmakersrond een of ander dossier, minder onderhevig zijn aan kritiek van de media dan wanneer verkozen vertegenwoordigers beslissen? Zal er niet uitgezocht worden wie in zo'n gezelschap domineert? Zullen gelijkgezinden niet samenspannen in occasionele pseudopartijtjes of facties? Zullen lobbyisten zulke lotelingen met rust laten?
Zelfreflectie
Ik stoor me ook aan het gemak waarmee David Van Reybrouck er zich bij neerlegt dat verkozen politici zich per definitie zwakker zouden opstellen dan lotelingen tegenover bijvoorbeeld de media. Er is wél een rist verkozen politici die maar heel laat met de volgende verkiezingen bezig zijn. Het is niet omdat Bart de Wever kort na de vorige verkiezingen aan de kant bleef staan en geen compromis wilde sluiten omdat hij vreesde daarvoor te worden afgestraft, dat alle andere partijen en politici dat ook weigeren. Hadden lotelingen BHV opgelost? Of hadden ze het dossier gewoon opnieuw doorgeschoven wegens "het interesseert me niet" en "te ingewikkeld".
Idem voor de confrontatie met de media. Waarom zou ik aanvaarden dat ik me constant moet onderwerpen aan de mening van de massamedia of aan de sfeerschepping via Twitterberichten die vaak gelanceerd worden in een eerste opwelling, door mensen die - met permissie - niet eens over een dossier hebben nagedacht en hun eerste reflex aan de wereld toevertrouwen? En ze doen dat desnoods met grof woordgebruik. Aan de vervuiling van het publieke woord door mensen die hun mond niet kunnen houden of niet eens nadenken over hetgeen ze de wereld toevertrouwen, heeft niemand een boodschap. Trouwens, meer terughoudendheid is niet alleen in de democratie en in de politiek nodig. In bedrijven, in de vereniging en in de familiekring wordt dat ook niet getolereerd. Respect uit zich onder meer door luisterbereidheid en reflectie.
Waarom pleit David Van Reybrouck daar niet voor? Hij lijkt ervanuit te gaan dat een politicus zich nu eenmaal slaafs moet onderwerpen aan media waarin hij blijkbaar zeer veel vertrouwen heeft. Komt dat het gezag en het leiderschap ten goede?
Misschien moet hij eens een oproep lanceren aan de media om alleen nog te schrijven over zaken waarover ze echt goed geïnformeerd zijn en om de tijd te nemen dossiers te bestuderen. Of misschien kunnen zij hun artikels en tweets eerst voorleggen aan uitgelote ombudsmannen (of -vrouwen). En wat denkt Van Reybrouck ervan als er alleen uitgelote twitteraars op het net zouden worden toegelaten?
In alle ernst, ik zou enkele alternatieven willen formuleren.
Ten eerste pleit ik voor meer leiderschap in de politiek en verantwoordelijkheidszin in de media. Ik volg Van Reybrouck in zijn kritiek dat te veel politici geen moedige beslissingen durven te nemen. Maar lotelingen zijn net zo goed onderhevig aan druk, aan forse beloningen, aan hun verleden en aan allerhande (verborgen) loyauteit. Slechts tijdelijk zullen ze van de maagdelijkheid genieten. Maar wie zal hen afstraffen als ze verkeerde beslissingen nemen?
Ten tweede pleit ik ervoor dat ons onderwijs en de opvoeding kritischer maar tegelijk zorgvuldiger en respectvoller leren omgaan met de democratie. Politici moeten respect verdienen. Maar wat zullen lotelingen daaraan veranderen?
Ten derde: geef de democratie een relevante en geloofwaardiger geografie. Ik ben ervan overtuigd dat veel kiezers aanvoelen dat hun politici impact en dus geloofwaardigheid verliezen omdat hun land of bestuurlijk platform te klein wordt door de globalisering. Europa kan daar al een uitweg bieden. Nu al wortelt 85 procent van onze wetgeving in Europese afspraken zonder dat iemand daarover spreekt. Nationale politici en elites - ook op de redacties - zien dat niet graag, omdat dit hun maatschappelijke positie aantast. Maar toch beseffen steeds meer burgers dat de beslissingen elders genomen worden dan in de Wetstraat. Onze democratie zit in een tijdperk van internet, van klimaatverandering, van migratiestromen, internationale handel en van eurocrisis, gevangen in geografische grenzen die eeuwenoud zijn en haar irrelevant maken. Dat bekommert mij zeer sterk. Lotelingen die binnen diezelfde grenzen moeten opereren als de verkozenen, zullen daar weinig aan veranderen.
Neen. Ik ben het niet eens met David Van Reybrouck. Zijn titel en zijn methode zijn lichtzinnig. Ze liggen in de lijn, vrees ik, van zijn eerder gepubliceerd Pleidooi voor populisme. Daarvan hebben we er nu echt genoeg. De geschiedenis leert ons tot wat dit leidt. Het boekje start trouwens met een citaat van Jean-Jacques Rousseau. Dat is een zeer dubieuze referentie aan iemand die eerder een wegbereider voor het communisme dan een hoeder van de democratie bleek te zijn.
Karel De Gucht (Open Vld) is Europees Commissaris voor Handel.
Bart Brinckman
ob/kt/01 o
Brussel - Nooit eerder was de democratie zo luidruchtig, maar tegelijk zo tandeloos. In Tegen verkiezingen detecteert David Van Reybrouck het 'electorale fundamentalisme' als de grote boosdoener. De bevolking minacht haar gekozenen, maar kikt op verkiezingen. Ze stelt democratie gelijk met verkiezingen, waarbij ze het middel met het doel verwart. De permanente verkiezingskoorts - een 'collectieve hysterie', gevoed door een 'dolgedraaid mediabestel' - leidt tot een 'democratisch vermoeidheidssyndroom'.
De auteur van het veelvuldig gelauwerde Congo. Een geschiedenis waagt zich wel meer aan een politieke doorlichting. Vijf jaar geleden ontleedde hij in Pleidooi voor populisme hoe de groeiende kloof tussen de laag- en hoogopgeleiden de deur openzette naar populisme. Zijn burgerinitiatief G1000 groeide vanaf 2011 uit tot een laboratorium dat een antwoord wilde bieden op het smeltende draagvlak en de dalende daadkracht van onze representatieve democratie.
Ivoren toren
Tegen verkiezingen fileert de huidige machteloosheid. Steeds minder mensen trekken naar de stembus, partijen verliezen leden bij bosjes, nooit was de electorale volatiliteit zo groot. Politici kunnen het tij niet keren. Niet alleen hebben ze veel tijd nodig om een kabinet te vormen, steevast krijgen ze na het dragen van regeringsverantwoordelijkheid een gepeperde electorale rekening.
Ooit hebben verkiezingen uitstekend gewerkt, tegenwoordig zetten de sociale media en de economische crisis de representatieve democratie zwaar onder druk. De nieuwe mondigheid maakt de verkiezingskoorts permanent. Daarbij lijkt het 'of de politiek zich opgesloten heeft in haar eigen kasteel en bang vanachter de gordijnen naar het rumoer op straat spiedt'. Als ze wil vermijden dat boze burgers straks de deur intrappen, wordt het hoog tijd om deindignados na stemrecht ook spreekrecht te geven.
Van Reybrouck legt verhelderend uit hoe een politieke vertegenwoordiging op basis van lottrekking doorheen de eeuwen succesvol was. Toch zou het systeem de Verlichting niet overleven. Tijdens de Franse en Amerikaanse revolutie nam een gekozen aristocratie de plaats in van de erfelijke variant. Voor de nieuwe machthebbers stond democratie (verzinnebeeld door de loteling) synoniem voor chaos. Alleen een uitverkozen elite wist raad met staatsgezag.
Legitiemer & efficiënter
'Verkiezingen waren eigenlijk nooit als democratisch instrument bedoeld', schrijft Van Reybrouck. De strijd om de democratisering viel in de 19de en het begin van de 20ste eeuw uiteindelijk samen met de verbreding van het stemrecht. Aanvankelijk mochten alleen rijke burgers naar de stembus. Na de Eerste Wereldoorlog voerde België het algemeen enkelvoudig stemrecht in (de vrouwen moesten tot 1948 wachten). Het principe van de loting kwam in diskrediet doordat rijke lotelingen hun dienstplicht afkochten.
'Alles wat je voor me doet, zonder mij, doe je tegen mij', zo citeert de auteur een Afrikaans spreekwoord. 'Zelfs wie met de beste bedoelingen het volk bestuurt zonder het erbij te betrekken, bestuurt het maar half.' Lotelingen genieten meer legitimiteit. De kans om te worden geloot, is voor iedereen gelijk. Het systeem biedt ook meer efficiëntie. Door het lot aangewezen politici vervallen niet in partijpolitiek touwtrekken en houden zich niet bezig met mediatieke veldslagen. Dat ze niet moeten worden herkozen, maakt ze vrijer.
In afwachting van een volledig 'aleatorisch-representatieve democratie'(alea betekent dobbelsteen in het Latijn, red.) ziet Van Reybrouck een 'birepresentatief systeem' als tussenoplossing. België komt in aanmerking voor een proefopstelling omdat de Senaat in haar huidige vorm verdwijnt. Een door het lot samengestelde Senaat en een ouderwets gekozen Kamer kunnen elkaar bevruchten.
Zo leert de senator van het kamerlid dat de politiek heel ingewikkeld kan zijn. Het kamerlid herontdekt bij de senator dan weer een rationele constructieve besluitvorming. Voor Van Reybrouck staat het als een paal boven water dat een loteling steevast het algemeen belang en de lange termijn laat primeren. Via contacten met hun gelote collega's krijgen de gekozen politici opnieuw vertrouwen in en van de gewone burger.
15/02/2014
De diagnose dat de representatieve democratie serieus in het slop zit, wordt in Tegen verkiezingen gevolgd door het radicaal ogende voorstel om het formuleren van beleidsvoorstellen en wetten aan roterende groepen van uitgelote burgers over te laten. Weg dus met partijen en vooral met politici die in een permanente electorale koorts verkeren. Van Reybrouck memoreert dat in het klassieke Athene, toch vaak ‘de bakermat van de democratie’ genoemd, de lotingpraktijk maatgevend was. De oude Grieken beschouwden democratie als synoniem voor evenwaardige toegangskansen tot regeerposten, en loting garandeerde deze gelijkheid.
De voorbije decennia valt er een hernieuwde belangstelling voor ‘de aleatorische democratie’ te noteren. Van Reybrouck was zelf direct betrokken bij het G1000-initiatief dat een onder vrijwilligers uitgeloot staal van burgers een weekend lang liet discussiëren over een reeks politieke thema’s. Hij bespreekt nog andere recente voorbeelden en betoont zich een gedegen kenner van de aanwassende literatuur over zowel deliberatieve democratie als de geschiedenis van de representatieve democratie. Hij paart in dit boek literaire flair op een soepele manier aan academische belezenheid en mikt ondanks de schijnbare radicaliteit van zijn voorstel op pragmatische haalbaarheid. Vandaar zijn afsluitend pleidooi voor een bi-representatief stelsel waarin het parlement van gekozen volksvertegenwoordigers met een partijpolitieke stempel wordt gesecondeerd door een Tweede Kamer van uitgelote burgers.
Het is echter zeer de vraag of de aleatorische democratie de huidige politiek effectief kan remediëren. Van Reybrouck somt de voornaamste minpunten van ‘de reëel bestaande democratie’ op. Ze zijn bekend, en ze betreffen zowel de legitimiteit als de effectiviteit van ons politieke systeem. Tegelijkertijd spelen er meer structurele tendenzen waar Van Reybrouck niet bij stilstaat. Zo heeft een groeiende groep burgers stilaan haar bekomst van de regelneverij van staatswege, in het bijzonder wanneer die via ecologische of andere maatregelen direct aan hun levensstijl raakt. Zij willen zoveel mogelijk zelf beslissen. Het inwisselen van verkozen partijmensen voor uitgelote burgers als wetgevers is hierop niet meteen een afdoend antwoord.
Representatieve democratie anno nu, dat is tevens het op de been brengen van een compromisregering na verkiezingen en het verwijzen van de overblijvende minderheid naar de oppositiebanken. Daardoor blijft iedere genomen meerderheidsbeslissing publiek gecontesteerd, wat alweer wegvalt in de aleatorische democratie. In wezen negeert hij de actieve vormgeving van politiek of ideologisch pluralisme voor, tijdens en na electorale tijden. De meerderheid van verkozenen krijgt nooit helemaal gelijk: haar beslissingen veranderen door de kritiek van de parlementaire minderheid. De ‘reëel bestaande democratie’ herinnert er kortom voortdurend aan dat er altijd andere mogelijkheden zijn om ‘het gemeenschappelijke’ af te lijnen of om moeilijke knopen door te hakken. Deze mogelijkheidszin verdwijnt gewoonweg in een lotingsysteem: het verruilt inderdaad politiek voor bestuur of, eigentijdser, management.
Als aanvulling op de bestaande democratisch-politieke architectuur zijn parlementen van uitgelote burgers bijzonder nuttig, al kunnen ze wellicht beter niet worden geïnstitutionaliseerd. De bi-representatieve democratie waar Van Reybrouck voor pleit, zal immers uitmonden in nog een machtsstrijd méér. Dit goed geïnformeerde en knap geschreven boekessay verdient zonder meer een ruim lezerspubliek: het ontdoet de term ‘democratie’ van zijn vanzelfsprekendheid.
(Dit is een abstract van een artikel van Rudi Laermans. Het is verschenen in De Leeswolf 8, 2013.)
[Rudi Laermans]
Dr. B.J.S. Hoetjes
De auteur, een Belgische intellectueel (cultuurhistoricus, archeoloog), voert een pleidooi om de democratie te versterken door middel van loting in plaats van verkiezingen. In een logisch, helder opgebouwd betoog stelt hij als belangrijkste oorzaak van de crisis in de democratie het vasthouden aan verkiezingen als enige democratievorm. Zijn boek is een pleidooi om met moderne middelen de oude systemen van loting (burgerfora, deliberatieve democratie) in te voeren. De zwakheden van inspraak, referenda en dergelijke worden daarbij genegeerd, evenals de bredere politicologische democratietheorie (Schumpeter, Dahl). Wel wetenschappelijk gefundeerd, maar nogal smal en met een overdaad aan jargon ('pathogenese van het electoraal fundamentalisme' pag. 89). Interessant voor hooggeschoolden (politicologen, bestuurskundigen).
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.