Denk als een kunstenaar : iedereen kan creatief en inspirerend zijn
Will Gompertz
Will Gompertz (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff, 2012 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : KUNST : 705.8 GOMP |
28/02/2013
Misschien is de titel van deze vulgariserende geschiedenis van de moderne en hedendaagse kunst al een beetje achterhaald. De goegemeente weet intussen best hoeveel een Picasso of een haai in formaldehyde opbrengen om haar verwijt snel in te slikken. Natuurlijk is ontzag voor hoge veilingprijzen nog geen waarborg voor het begrijpen van niet-traditionele kunst. Tate-medewerker en ‘kunsthistorische stand up-comedian’ Will Gompertz probeert de kunstleek met een enthousiast geschreven verhaal van bijna twee eeuwen moderne kunst bij te spijkeren. Na het romanesk vertelde grootste wapenfeit van de moderne kunstgeschiedenis — Marcel Duchamps inzending van een urinoir voor een belangrijke Amerikaanse tentoonstelling in 1917 — gaat hij terug tot de zoektocht van de pre-impressionisten naar de werkelijkheid, los van het academisme. Dan komen, van de impressionisten als schilders van het moderne leven via de postimpressionisten en Cézanne tot het primitivisme, fauvisme, kubisme en futurisme, nog alle andere -ismen van de historische avant-garde aan de beurt, gevolgd door hoofdstukken over het abstracte expressionisme, de popart, het conceptualisme, Fluxus, arte povera en performancekunst, het minimalisme, het postmodernisme en de kunst van nu (1988-2008-heden), waarvoor de term ‘ondernemende kunst’ wordt gesmeed.
Gompertz wisselt niet altijd even relevante anekdotes, biografische weetjes, informatie over galeriehouders en veilingprijzen af met citaten van kunstenaars over hun werk, competente duiding van stijlveranderingen en gedegen analyses van afzonderlijke representatieve werken. Door die laatste is het boek ook interessant voor wie al meer vertrouwd is met moderne kunst. Zo belicht Gompertz gedetailleerd de invloed van de Japanse houtsnede op het werk van Degas, de grote vernieuwingen die Cézanne met zijn dubbele perspectief en geometrische compositie in de kunst heeft gebracht of het verschil tussen analytisch en synthetisch kubisme. In een aantal gevallen snijdt de anekdotiek hout, omdat ze de ontstaansgeschiedenis en de nieuwe vondsten van kunstenaars begrijpelijk maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de popartkunstenaars Paolozzi, Rauschenberg en Warhol, of bij een figuur als Tracey Emin. Soms doorbreekt de auteur de chronologie en verlevendigt hij zijn verhaal door uit te gaan van een actueel feit (bijvoorbeeld de geruchtmakende sessie van performancekunstenares Marina Abramović in het MoMA, lente 2010) en vervolgens terug te keren naar de wortels van een genre: de happenings van de al bijna vergeten Allan Kaprow aan het eind van de jaren 1950.
Het boek is geïllustreerd met zwart-witfoto’s en twee katernen kleurenillustraties van goed gekozen, belangrijke werken — helaas ook met een aantal overbodige en vreselijk melige cartoons, die alleen de vooroordelen bevestigen die het boek juist wil opruimen. Zoals ook het verfijnde personen- en zakenregister toont, komen heel wat kunstenaars, stromingen, technieken, invloeden en verbanden ter sprake. Gompertz kent zijn zaak behoorlijk. Toch blijkt ook ‘de beste leraar die je nooit hebt gehad’ (een citaat waar het omslag mee uitpakt) zijn blinde vlekken te hebben. Het Duitse expressionisme wordt stiefmoederlijk behandeld, de conceptuele kunst zo opgerekt dat het begrip zijn betekenis verliest en een echt conceptueel kunstenaar als Joseph Kosuth niet eens wordt vermeld. Een aantal sterke kunstenaars die niet meteen in een stroming passen, vallen gewoon uit de boot (o.a. James Ensor, Egon Schiele, Gerhard Richter, Anselm Kiefer, Christian Boltanski). In het register (vaak ook in de tekst) ontbreken elementaire genres en stromingen als assemblage, environment, hyperrealisme, installatie en videokunst. Sommige beweringen zijn misleidend: Alfred Jarry zou Kafka hebben beïnvloed en het surrealisme van André Breton het minimalisme. Didactisch toont Gompertz zich echter een meester, onder meer waar hij verbanden legt tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur of tussen kunst en andere media. Het boek is ongetwijfeld een geschikte introductie voor wie eindelijk meer wil weten van de ontwikkelingen in de moderne kunst, al moet je er hier en daar wat loze kreten – over Damien Hirst: ‘Stuitend? Ja. Goed? Heel erg. Kunst? Zeker weten’ – en een zekere vertekening bijnemen. [Erik de Smedt]
Han Kobes
Journalist en BBC-kunstredacteur Will Gompertz (1964) schreef dit boek over de ontwikkeling van de moderne kunst met een educatief oogmerk. De verzuchting: ’O, ik weet niks over kunst’ hoorde hij maar al te vaak als het gesprek op het onderwerp kwam, ook van mensen zonder gebrek aan cultureel besef of intelligentie. Vaak bestaat er angst voor ingewikkelde theorieën. Gompertz aanpak is persoonlijk en anekdotisch met veel feitelijke informatie en hier en daar wat dichterlijke vrijheden. Dat werkt. Zijn verhaal van de moderne kunst is pakkend en soepel geschreven, wars van plechtstatigheid en getheoretiseer. In ruim 400 pagina’s sleept hij de lezer mee van de impressionisten via onder meer de kubisten, dada, popart en conceptualisme naar het heden. Daarmee maakt hij anderhalve eeuw kunstgeschiedenis hoogst toegankelijk. Het boek is spaarzaam geïllustreerd in kleur en zwart-wit en voorzien van een uitgebreid register.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.