Het verhaal van Orestes
Aeschylus
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Athenaeum-Polak en Van Gennep, cop. 2012 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 4280 |
15/09/2012
‘Daar zit het jongetje dat ons leven zou overheersen, Jan, op een gebloemde divan naast zijn moeder’, bedenkt Gerard Koolschijn (1945, Den Haag) bij het doorbladeren van een fotoalbum aan het begin van zijn autobiografische roman Geen sterveling weet. Het jongetje is zijn vader. Als kind al geraakte die gebiologeerd door de protestantse predikant J.P. Paauwe (1872-1956), dezelfde op wie de dominee uit Jan Siebelinks Knielen op een bed violen geïnspireerd is. Paauwe, die in deze roman tot Raave omgedoopt is, kon Gerard Koolschijns vader tot een van zijn trouwste paladijnen rekenen.
Naar de letter van Raaves leer kreeg de schrijver dan ook zijn hele jeugd ingepeperd dat aards genot moest afgezworen worden en dat de mens doordrongen moest geraken van zijn eigen ‘volstrekte, schuldige nietswaardigheid’. Het waren de twee minimale eisen om bij het Laatste Oordeel vrijuit te gaan. Van die beklemmende jeugd, waarin het al Bijbellezen, psalmzingen en bidden was wat de klok sloeg, sukkelt Koolschijn in een tot mislukken gedoemd huwelijk. Snakkend naar vrijheid zondert hij zich als zesentwintigjarige en vader van twee zonen een jaar lang af op de Griekse eilanden: een wereld van zee, lucht en bergen; van weinig meer dan water, brood en koffie; van studeren, lezen en schrijven. Tegenover een burgerlijk bestaan staat hij huiverig. Toch bouwt hij, deeltijds weer aan de zijde van zijn gezin, een carrière uit in het onderwijs. Sporten, vooral (wedstrijd)schaatsen, wordt zijn uitlaatklep. Maar omdat het liegen en bedriegen van de ‘goedburgerlijke maffia’ hem tegen de borst blijft stuiten, legt hij zijn rectorschap uiteindelijk neer. Intussen vindt hij dankzij een nieuwe liefde wel ongecompliceerd plezier in het hier en nu. Pogingen om zijn ouders te doen inzien hoe nefast hun vreugdeloze focus op het hiernamaals voor hem al die tijd geweest is, draaien uit op een breuk. Kort voor hun dood neemt hij de draad echter weer op.
Koolschijn brengt zijn levensverhaal onder in vijf delen: ‘God’, ‘Het meisje’, ‘Het eiland’, ‘De samenleving’ en ‘De dood’. Elk deel laat hij voorafgaan door een episode getiteld ‘onderweg’. Daarin volgt hij al reizend het spoor van de Athener Xenofon, een schrijver-avonturier en leerling van Socrates. Xenofon breekt een lans voor het echte, concrete leven en zet zich af tegen de totale vergeestelijking zoals die gepredikt wordt door zijn medestudent Plato, die — net als de Raavianen — meent de Waarheid in pacht te hebben. In deze intermezzo’s herkennen we de classicus Gerard Koolschijn, die zowel werk van Plato als van Xenofon, maar ook tal van Griekse tragedies vertaald heeft.
Met Geen sterveling weet debuteert hij als romanschrijver. Aangezien hij als auteur samenvalt met de hoofdpersoon, bevindt hij zich op een dunne lijn tussen fictie en waargebeurde kroniek. Zelf vat Koolschijn zijn levensverhaal op als een roman, omdat het bovenop een verslag van zijn leven een illustratie is van hoe religieus fanatisme een mensenleven kan beschadigen. En ja, het proza dat hij uit zijn leven puurt, is zwaarmoedig. Nietsontziend ook, want Koolschijn gaat met een uiterst precieze pen tot op het bot. En toch heeft Geen sterveling weet ook iets milds, omdat de opgehoopte woede, haat en verachting samengaan met begrip en mededogen.
[Katja Feremans]
Jos Radstake
Van classicus Gerard Koolschijn (Martinus Nijhoff-prijs 1991) verscheen een volumineuze autobiografische roman. De ouders van Koolschijn staan onder de verpletterende invloed van dominee Raave (gemodelleerd naar ds. J.P. Paauwe; vergelijk 'Knielen op een bed violen' van Siebelink). Diens beklemmende godsdienstige opvattingen hebben ernstige weerslag op de opvoeding van de kinderen. Het huwelijk van de ouders wordt vlijmscherp beschreven. Zoon Gerard raakt zelf verzeild in een slecht huwelijk, krijgt kinderen, reist naar Griekenland (mooi zijn de rustige of alluderende ‘onderweg’ intermezzi), probeert zichzelf te hervinden in de sport (fietsen en schaatsen) en in een maatschappelijk bestaan. Het boek eindigt met de dood van de ouders. Binnen de in Nederland zo manifeste calvinistische afrekeningtraditie (Wolkers, ’t Hart, Brokken, Siebelink, Treur) is dit een interessant nieuw boek .Een mooie, intrigerende roman, rustig en geleidelijk verteld en gestileerd, met soms een zekere mate van zelfgenoegzaamheid in de tekening van de hoofdpersoon, maar met een niets ontziende eerlijkheid. Paperbakc, zeer kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.