Spectre
Sam Mendes
Sam Harris (Auteur), Frans Van Zetten (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Arbeiderspers, cop. 2011 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 209 HARR |
15/09/2012
(neuro)wetenschappen kunnen ons vertellen wat goed en kwaad is, zelfs wat het goede leven zou zijn. Sam Harris noemt deze claim zelf controversieel — een handige marketingstunt — en daarin heeft hij alvast gelijk. Hoewel een recensie tekorten en verdiensten moet afwegen, beperk ik mij hier tot een kritiek omdat dit boek in heel wat lovende recensies (bijvoorbeeld De Standaard, cobra.tv) ten onrechte als intelligent en visionair wordt onthaald. Het morele landschap is geen slim maar een geslepen boek, dat bol staat van de ongefundeerde aannames, verdraaiingen, eenzijdige benaderingen en misleidende argumentatiesprongen.
'Zoals er niet zoiets is als christelijke natuurkunde of islamitische algebra, zo zullen we zien dat er ook niet zoiets is als christelijke of islamitische moraal'. Harris wil de lezer ervan overtuigen dat moraal via breinstudies af te lezen is als een hypothetisch landschap met dalen en pieken van menselijk leed en welzijn. Aantonen doet hij dat niet en zijn voorbeelden hebben meer met utilitarisme dan met neurowetenschappen gemeen. Er worden vooral moraalfilosofische kwesties opgevoerd die zich op wetenschapsfilosofische inzichten beroepen, met het oog op de promotie van een genaturaliseerde ethiek. Maar waarom hebben wij een breinscan nodig als iemand ook gewoon kan zeggen wat leuk en vervelend is?
Ondanks de gewichtige uitweidingen is het betoog uitermate retorisch van opzet. Harris neemt een stropop als vertrekpunt: linkse intellectuelen zouden misleid zijn door een politiek correct multiculturalisme dat zou benadrukken dat men over waarden helemaal niet kan oordelen omdat ze cultuurgebonden zijn. Na deze stereotiepe leugen volgt een open deur: we kunnen wél oordelen over goed en kwaad, want heel wat morele dilemma’s zijn rationeel beslisbaar. Wie bekend is met sociale wetenschappen, ooit een cursus ethiek of moraalwetenschappen heeft gevolgd, of gewoon een boek over mensenrechten las, weet natuurlijk al dat je wetenschappelijk kan nadenken over waarden en normen. Volgens Harris is dat nochtans een fel betwiste aangelegenheid. Dat wordt het natuurlijk wel als je ‘wetenschap’ terloops wil inruilen voor neurowetenschappen, uitgaande van de overtuiging dat breinscans het primaat van alle kennis zijn. Hoewel we niet alle morele controverses wetenschappelijk kunnen beslechten — Harris zwakt controversiële stellingen tussendoor af om een genuanceerde indruk te wekken — zullen ‘meningen’ in toenemende mate door ‘feiten’ worden ingeperkt. ‘Meningen’ staat hier evenwel voor alles wat niet correleert met neurowetenschappen.
Hoewel Harris dat polemisch ontkent, bezondigt hij zich aan sciëntistisch reductionisme: het is niet omdat we ons brein nodig hebben om te denken dat breinstudies een noodzakelijke en zelfs een voldoende voorwaarde zijn om toch inzichten over mens en maatschappij te komen. Harris negeert bovendien het paradigmatische verschil tussen sociale en natuurwetenschappen. Hij verkiest de algemene oppositie tussen wetenschap en godsdienst. Het monopolie van de neurowetenschappen is voor hem alvast een feit, hoewel hij opvallend weinig over dat vakgebied vertelt en zijn aanspraken flink vooruitlopen op de ontwikkeling ervan. Zijn betoog mixt dus sofisme met science fiction. Het is niet alleen pseudowetenschappelijk maar ook onfilosofisch. Harris gaat bijvoorbeeld de complexe discussie over het al dan niet bestaan van morele feiten uit de weg, negeert zijn belangrijkste filosofische tegenstanders (bijvoorbeeld Martha Nussbaum, Edward Said en Anastya Sen) en vergeet in te gaan op het feit dat wetenschappen bijna nooit waardevrij zijn. Toch geen detail als je via wetenschappen wil determineren wat waardevol is.
Dit boek leert ons meer over de ethiek van sommige wetenschapsfilosofen dan over moraal in het algemeen. Wie wil bestuderen wat wel en geen wetenschap is, of wat er in naam van de wetenschappen allemaal mogelijk zou zijn, komt al snel in de verleiding om zich aan de juiste kant van de wetenschap te positioneren en de eigen dogma’s en a priori’s met wetenschap te verwarren. De autoriteit van wetenschap is dus een gemakkelijk slachtoffer voor wetenschapsfilosofisch populisme. Harris wordt, samen met Daniel Dennett, Richard Dawkins en Christopher Hitchens, gerekend tot de vier ruiters van het Nieuwe Atheïsme. Zij willen gelovigen bekeren door ze frontaal met hun pathologische irrationaliteit te confronteren. Binnen deze missie is Het morele landschap te begrijpen als ‘het werk in de loopgraaf dichter bij huis’: het tijdschrift Nature, de prestigieuze National Academy of Sciences en heel wat prominente academici krijgen het intimiderende maar gratuite en arrogante verwijt dat ze vasthouden aan Stephen J. Goulds theorie dat religie en wetenschap niet-overlappende magisteria zijn.
Niet onbelangrijk: bij wijze van academische bijdrage aan de war on terror formuleren de vier ruiters bij voorkeur felle kritiek op de islam. Het judaïsme en zionisme worden opvallend gespaard in hun seculiere kruistocht naar het beloofde land. Harris lardeert zijn betoog bijvoorbeeld met tendentieuze opmerkingen: 'De Europese samenleving zal veranderen in een kalifaat’ (p. 14), 'Iran is kernwapens aan het ontwikkelen' (p.24), zullen we pas nadenken over 'de gevaren van de Islam na een incident van nucleair terrorisme?' (p.111), 'Islamitisch geweld' (p.187), 'De krankzinnige waarden van de Islam' (p.246)... Ten slotte, in zijn analyse van het ‘immoreel’ karakter van de sluierdracht, haspelt hij ‘hoofddoek’ en ‘boerka’ voordurend door elkaar, zoals hij elders ook islam en Taliban nagenoeg gelijk stelt. [Rob Vanderbeeken]
Prof. mr. dr. D.P. Engberts
Een boek van Sam Harris is altijd goed voor opschudding. Deze Amerikaanse filosoof en neurowetenschapper (geboren in 1967) is openlijk en strijdbaar atheïst, waarbij zijn scherpste kritiek is gericht tegen de islam. Hij neemt (uiteraard) afstand van een ethiek die haar gezag en oorsprong ontleent aan een goddelijke openbaring. Niet minder afwijzend staat hij tegenover niet-religieuze opvattingen die beweren dat ethiek uiteindelijk een subjectieve aangelegenheid is waarbij het gelijk of ongelijk van het ene standpunt ten opzichte van het andere nooit te bewijzen is. Harris kiest ervoor menselijk welzijn als centraal criterium te positioneren en claimt dat in een redelijke discussie tussen gewetensvolle mensen duidelijk wordt welk standpunt het betere is. Hij heeft een polemische, prikkelende manier van schrijven waarbij hij altijd bereid is gevestigde autoriteiten en opvattingen te ontleden en af te serveren. Een consensusdenker met een poldermodel is hij zeker niet, maar omwille van de levendigheid en omwille van de overtuigingskracht van zijn standpunten moeten we hem zeker blijven lezen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.