Ik ben een fout : theaterscripts en theaterteksten 1975-2004
Jan Fabre
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2011 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 700 FABRE |
31/12/2011
De dagboeken van Jan Fabre, waarvan met dit deel het eerste van vier geplande delen verschijnt, zijn niet echt dagboeken. Het zijn veeleer een reeks aforismen, bespiegelingen, notities en anekdotes die weliswaar chronologisch geordend zijn, maar die zich op geen enkele manier laten lezen als het verslag van een geleefd leven. Fabre, die zich als duivelskunstenaar aan alles heeft gewaagd van sculptuur over theater tot film en alles daartussen, toont zich in deze bladzijden een niet onbegenadigd aforist. Zijn observaties zijn vaak raak en puntig geformuleerd. Wat van bij het begin opvalt, is de romantisch-pathetische pose van de gekwelde kunstenaar. Die uit zich ook in de bekende obsessies van Fabre (bloed, magische dieren, theatraliteit, romantiek) die van in de eerste bladzijden aanwezig zijn. Dat irriteert soms, omdat het allemaal een beetje vals klinkt, een beetje te gelikt: romantiek uit een puberaal plaatjesboek. Op de eerste bladzijde lezen we: ‘Mijn nacht is een taboeloze ruimte’. Op de laatste bladzijde hoofdlettert Fabre dramatisch: ‘IK VERRAAD NOOIT DE SCHOONHEID’. Daarmee is de toon gezet voor wat ertussenin ligt. Dat neemt niet weg dat Fabre fascinerende anekdotes te delen heeft (over Beuys en andere collega-kunstenaars), en soms klinkt er een echte waarachtigheid door de woorden heen. Maar het blijft allemaal wat gezocht decadent, de kunstenaar die kunstenaar speelt.
Die pose, en de irritatie die ze veroorzaakt, wordt onderlijnd en in niet geringe mate aangescherpt door de totaal achteloze presentatie van het materiaal. Op de achterkaft lezen we dat ons hier het dagboek van ‘één van de grootste kunstenaars van onze tijd’ wordt aangeboden. Een holle frase, maar wel een waar Fabre zelf ten volle in gelooft. Dit is namelijk een boek voor de volgelingen die iedere letter die van ‘s mans lippen valt aanbidden. Om te beginnen is er geen enkele inleiding of duiding bij de teksten. Dat betekent dat er niets wordt toegelicht over de manier waarop de editie tot stand kwam. Zijn dit de integrale dagboeken? Ongecensureerd? Een bloemlezing? Zijn het überhaupt dagboeken of een mystificatie? De lezer heeft er het raden naar — temeer omdat er geen enkele voet- of eindnoot is voorzien. Hierdoor blijven onbekende figuren of collega-kunstenaars in het ijle hangen. Verder is het voor de leek vaak niet duidelijk over welk werk of welk theaterstuk Fabre schrijft (en als er een titel staat, dan blijft een titel ook maar een titel zonder duiding) en is het onmogelijk om uit de losse fragmenten een coherente chronologie van het leven op te maken. Er vallen uiteraard fraaie aforismen op te vissen, maar om de haverklap komt daar Fabres eigenwaan en theatrale zelfenscenering tussendoor (‘Ik ben een sterveling genaamd Zeus’).
Waarom lezen mensen zo graag de dagboeken van kunstenaars en schrijvers? De redenen zijn divers. Voor het literaire genot, bijvoorbeeld; om intieme kennis te verwerven; om in het hoofd te kijken van een bewonderd persoon; om een biografie te reconstrueren. Daarom is een goede editie van dagboeken, zeker wanneer ze zo aforistisch en fragmentair zijn als bij Fabre het geval is, het best voorzien van een kritisch apparaat dat de lezer toelaat het materiaal te ontsluiten. Deze dagboekeditie wordt ons rauw op het bord gemept, zonder zelfs maar een inleiding om ons te vertellen wie Jan Fabre is en, vooral, waarom het toch zo dringend nodig is om zijn dagboeken te lezen. Het is een werkwijze die al te courant is in de Fabreliteratuur: er rolt veel van de persen, maar het is vaak kritiekloos, ondoordacht, en haastig. Daardoor is deze dagboekeditie bovenal een gemiste kans om wezenlijk inzicht te schenken in het leven en werk van een kunstenaar die zichzelf graag ziet als een van de grootste kunstenaars van vandaag.
[Christophe Van Eecke]
Han Kobes
Eerste deel in een reeks van vijf Nachtboeken van de Belgische kunstenaar, choreograaf en theatermaker Jan Fabre (Antwerpen, 1958), dat de periode 1978-1984 bestrijkt. Duizendpoot Fabre hoeft nauwelijks introductie. De man geniet een internationale reputatie en in ons land vult hij gedurende de zomeropstelling 2011 de zalen van het Kröller-Müller. Zijn veelzeggende beeld ‘man die de wolken meet’ staat al die tijd prominent op het museumgebouw. Dit dagboek -in de nacht geschreven- getuigt van het wordingsproces van de kunstenaar, zijn twijfels maar vooral de tomeloze ambitie om een rol van betekenis in de kunst te spelen. Bij 15 augustus 1982 staat: ‘Ik voel het tot in het merg van mijn botten. Ik ben geboren om een groot kunstenaar te worden…’. In puntige, directe maar ook soms raadselachtige notities legt Fabre zijn ziel bloot. Dichter bij ’s mans drijfveren kun je niet komen. Een fraai kunstenaarsdocument in een stemmig zwart kaft, zonder illustraties.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.