Honderd jaar Nobelprijspoëzie
Erik Menkveld
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Van Oorschot, 2011 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 5207 |
31/12/2011
Tijdgenoot van de toekomst
Er wordt vaak beweerd dat de negentiende eeuw pas eindigt in 1914, wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt. De massadestructie op een schaal die nooit eerder vertoond werd, bleek de eerste versie waarin de menigte de geschiedenis vorm mocht geven: de massaproductie en -consumptie zouden volgen, en in hun kielzog alle mogelijke fenomenen waarin reusachtige groepen de plaats van individuen innamen. De grote ideologieën, zoals het communisme en het kapitalisme van de multinationals, omarmden alles wat grootschalig was. De moderniteit was geboren. De massieve daadkracht van de oorlog verscheurde de droom van de negentiende eeuw.
Erik Menkvelds romandebuut Het grote zwijgen toont deze overgang door in te zoomen op tien jaar (van 1910 tot 1921) uit het leven van twee componisten die allebei met één been op de grens tussen oud en nieuw staan. De oudste, Alphons Diepenbrock, staat met zijn rechterbeen nog stevig in de negentiende eeuw; de jongste, Matthijs Vermeulen, staat met zijn linkerbeen — hij is socialist en wordt communist — al stevig in de nieuwe tijd. De twee mannen bewonderen elkaar. De meester, Diepenbrock, wordt echter ingehaald en voorbijgestoken door de leerling, Vermeulen. Dat uit zich niet alleen in de muziek, maar ook in de liefde. De roman begint met Jo, de grote en overspelige liefde van Diepenbrock. Aan het eind heeft Elsa, de vrouw van Diepenbrock, een passionele verhouding met Vermeulen, die twintig jaar jonger is dan zij. Zij denkt dat ze met deze nieuwe liefde voorgoed de moderne tijd ingaat, maar dat blijkt een ouderwetse droom. Matthijs kiest uiteindelijk voor Anny van Hengst. In de epiloog is zij Vermeulens vrouw en ontvangt haar echtgenoot het doodsbericht van Diepenbrock. Het is 1921 en de negentiende eeuw is definitief begraven.
Diepenbrock en Vermeulen zijn idealisten, die kunst zien als de uitdrukking van een diepere, ideële werkelijkheid. De artiest, zegt Diepenbrock, moet ernaar ‘streven het "diepste wezen der wereld" te openbaren en de hoogste wijsheid uit te spreken in een taal van schoonheid die zijn eigen verstand te boven gaat’. Niet met zijn verstand, maar met zijn hart en ziel komt de componist in contact met het wezen van de wereld. De grote kunstenaar drukt zijn hart en ziel uit — de melodie is de ‘geluidgeworden essentie van de ziel’ volgens Diepenbrock — maar dat is geen expressie van zijn ik of zijn ego. Wat hij uitdrukt, is veel groter dan dat: het is bovenmenselijk en boventijdelijk. Het is de Liefde, met hoofdletter. Kunst geeft een tastbare en esthetische vorm aan ‘de levenwekkende golfstroom die het onbevattelijke Alles doortrilt, het heilige Vuur dat Diepenbrock de Liefde noemt en dat iedere ware kunstenaar sinds mensenheugenis probeert op te vangen en tot aardse schoonheid om te vormen’. Om die Liefde te dienen en te voelen, moet de kunstenaar verlangen zonder te streven naar de voltooiing van wat hij verlangt. Hoewel Jo Diepenbrocks zielsverwante is, resulteert hun liefde niet in grootse muziek. Was hun verhouding puur verlangen gebleven, dan had dat misschien wel gekund.
Mahler, die in 1911 sterft en een goede vriend van Diepenbrock was, is volgens deze laatste de perfecte belichaming van de ideale kunstenaar. Het onvoltooide verlangen, de mahleriaanse Sehnsucht, jaagt de artiest weg van de al te individuele liefde, die gericht is op voltooiing en daardoor het verlangen opheft, en drijft hem in de armen van het onuitsprekelijke wezen van het bestaan — het Grote Zwijgen. Die term, meteen de titel van de roman, verwijst naar een tekst van Nietzsche die Diepenbrock op muziek zette. Net als de roman bestaat Diepenbrocks compositie uit drie delen en een epiloog. Nietzsches tekst gaat over de onaangedaanheid van de kosmos, die stom blijft voor alle menselijke pogingen om zin te geven aan de grote stilte. De negatieve dimensie van deze kosmische onverschilligheid zien Diepenbrock en Vermeulen bevestigd in de Eerste Wereldoorlog. Vermeulen trekt als verslaggever naar de Belgische slagvelden, Diepenbrock blijft veilig in het neutrale Nederland.
Vermeulen en Diepenbrock willen echter verder gaan dan dat oorverdovende zwijgen van de diepste kosmos. Maar ze zijn het niet eens over de manier waarop dat moet gebeuren. Voor Diepenbrock ligt het antwoord in de melodie en de schoonheid, vandaar dat hij in de epiloog van Im Großen Schweigen de gregoriaanse melodie van het ‘Ave Maris Stella’ gebruikt als correctie op het nietzscheaanse nihilisme. Voor Vermeulen ligt de oplossing in de bevrijding uit de traditionele melodische voorschriften — de terreur van de tonica. Hij pleit voor polymelodiek en uiteindelijk voor atonaliteit. Diepenbrock beseft dat zijn leerling verder moet gaan dan hijzelf, maar hij wil en kan hem niet volgen. Aan het eind van zijn leven voelt hij zich dan ook passé, een ironische verwijzing naar het gedicht ‘On ne passe pas’, dat zijn vrouw Elsa geschreven heeft en dat haar minnaar Vermeulen op muziek heeft gezet.
Het antwoord op het grote en universele zwijgen is dus tijdgebonden: gematigd modern bij Diepenbrock, extreem modern bij Vermeulen. Ook de liefde tussen twee zielsverwanten blijft gebonden aan de eigen tijd, hoezeer ze ook gericht is op de eeuwigheid. Jo en Diepenbrock verbreken uiteindelijk hun relatie omdat ze in deze tijd en op deze plaats onmogelijk is: het hier en nu van de liefde vernielt de eeuwige Liefde, die verborgen en verzwegen moet worden en in die vorm, ironisch genoeg, het grote zwijgen bevestigt. Dat is de tragiek van de twee componisten: hun idealen kunnen alleen gerealiseerd worden in een tijdelijke vorm. Niet toevallig is muziek de temporele kunst par excellence: zonder verloop van tijd is er geen muziek, geen melodie en dus ook geen polymelodiek.
Op de aantasting van het eeuwige en het wezenlijke door het tijdelijke reageren alle personages verschillend. Elsa kiest voor het hier en nu, het praktische. Eerst doet ze dat door zich op te offeren voor haar man, die niet echt van haar houdt, en dan door zich over te geven aan Vermeulen. Zij kiest voor de daad, terwijl Diepenbrock blijft dromen. Ze wil zich van hem laten scheiden, ‘omdat hij van de Droom is en zij van de Daad’. Ook Jo wil het hier en nu in plaats van het eeuwige uitstel. Tegen Diepenbrock zegt ze: ‘Ik wil niet altijd maar verlangen. Het verlangen naar het ding is niet mooier dan het ding, zoals jij altijd zegt’. Vrouwen zijn blijkbaar beter in het hier en nu dan mannen. Die willen ontsnappen aan het tijdelijke. Daarom proberen Vermeulen en Diepenbrock muziek van de toekomst te schrijven. Als de eeuwigheid niet haalbaar is en de idealen enkel in een onvolkomen vorm realiteit kunnen worden, dan is de toekomst een mooie vluchtweg. Maar ze is zo mogelijk nog minder universeel dan het heden: ze is voor iedereen anders. Vermeulen ziet de toekomst in de atonaliteit, Diepenbrock in een melodieuze moderniteit. Elsa meende dat Vermeulen haar toekomst was, Jo dacht hetzelfde van Diepenbrock. Maar ze vergissen zich.
Alle personages uit Het grote zwijgen leren dat ze hun idealen en hun toekomst moeten aanpassen aan de realiteit en het heden. Voor de vier centrale figuren is dat een hard proces, voor anderen is het minder moeilijk. Zo is er de beroemde dirigent Willem Mengelberg, die pragmatisch en opportunistisch te werk gaat. Hij wisselt geniale uitvoeringen probleemloos af met routineuze en zelfs rampzalige; hij kiest de muziek die hij zal uitvoeren in dienst van zijn eigen carrière en hij ziet in de Eerste Wereldoorlog een kans om die loopbaan nog wat sneller uit te bouwen. Mediocre componisten als Cornelis Dopper zetten zonder passie de traditie voort, en vermijden zodoende de zoektocht naar de Liefde, het gevecht met het Grote Zwijgen en het voorbereiden van een onzekere toekomst. Dopper en Mengelberg worden door hun tijdgenoten aanbeden, wat bevestigt hoezeer ze in het hier en nu van hun tijd passen.
Het leerproces van de vier hoofdfiguren wordt in de roman geïllustreerd door de bijna overal aanwezige verhouding tussen meester en leerling. Er is niet alleen de band tussen Diepenbrock en Vermeulen, ook de liaison tussen de oude componist en zijn jonge minnares Jo, is er een van meester en leerling. Hetzelfde geldt voor zijn band met Elsa en voor de betrekking tussen Vermeulen en de jonge, ongeschoolde muziekliefhebber Petrus. In elke verhouding duiken andere aspecten van de meester-leerlingband op, en in de centrale vriendschap tussen de twee componisten komen die allemaal samen: bewondering, volgzaamheid, wedijver, terechtwijzing enzovoort.
Deze zeer genuanceerde uitwerking van een verhouding die al in het motto van Da Vinci aangekondigd wordt (‘Beklagenswaardig is de leerling die zijn meester niet voorbijstreeft’), zorgt ervoor dat de lezer overal echo’s en parallellieën ontdekt tussen relaties, scènes en gebeurtenissen. Zoals in een symfonie (een genre dat Diepenbrock in tegenstelling tot zijn leerling nooit beoefende) lijkt in deze roman elk motief terug te keren in andere toonaarden. De vertelstructuur onderstreept die eindeloze spiegeling: in de even hoofdstukken is Vermeulen het centrum van waarneming, in de oneven Diepenbrock. De lezer ziet de overeenkomsten en verschillen, die nog verdiept worden wanneer de twee figuren elkaar ontmoeten.
De subtiele constructie vol spiegels en nuances verrijkt de portrettering van de hoofdfiguren, die op zichzelf al erg verfijnd is. Bovendien plaatst ze de personages in hun omgeving en algemener in de tijdgeest. Die wordt in Het grote zwijgen geraffineerd en geloofwaardig opgeroepen, zonder de overdaad die sommige historische romans ontsiert. Erik Menkveld mag dan een dichter zijn, zijn eerste roman toont een indrukwekkende beheersing van het genre. Wie houdt van het beste werk van Thomas Rosenboom, zal ook deze mooie, intelligente en meeslepende roman weten te waarderen. Het knappe is dat de complexe constructie en thematiek nergens de leesbaarheid en de spanning in de weg staan. Integendeel, Het grote zwijgen is een roman die je niet wil wegleggen voor je hem uit hebt. En zelfs dan… [Bart Vervaeck]
Jos Radstake
Van de dichter Erik Menkveld (1959) verscheen deze grote roman over historische personages die zich afspeelt tussen 1910 en 1921. De titel is ontleend aan het symfonisch lied 'Im großen Schweigen' van de Nederlandse componist Alphons Diepenbrock. In de roman treffen we de muziekrecensent en latere componist Matthijs Vermeulen aan in Amsterdam. Berooid is hij uit Helmond gekomen. Hij heeft een compromisloze liefde voor de muziek, wat herkenning bij Diepenbrock oproept. Een vriendschap ontstaat. Gustav Mahler beweegt zich op de achtergrond. Behalve een roman over vriendschap en muziek, over de Eerste Wereldoorlog en over het meester-leerling motief is dit een roman over overspelige liefde. Diepenbrock bemint Jo en Vermeulen vat liefde op voor de vrouw van Diepenbrock. Met psychologische diepgang zijn de overwegingen over deze 'verboden' liefdes geschreven. Mooi zijn de bladzijden gewijd aan muziek van Diepenbrock, Vermeulen, Mahler en de uitvoeringen van Mengelberg. Deze roman is voornaam en breed verteld. Het is een schitterend boek, de werkelijkheid volgend, goed gedocumenteerd. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.