Othello
William Shakespeare
Gerrit Komrij (Samensteller)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Volume | Plaats in de bib |
---|---|---|---|
Aanwezig |
Bakker, 2004 |
1 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : VERZAMELBUNDEL : KOMR |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Volume | Plaats in de bib |
---|---|---|---|
Magazijn |
Bakker, 2004 |
2 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 7497 |
31/12/2004
Zou ik mogen zeggen dat deze bloemlezing uit de Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw een van de beste is die ooit werd gemaakt? De kiesheid, dacht ik, verbiedt me dat. En bovendien: ik kan dit gerust aan anderen overlaten." Zo begon Gerrit Komrij in 1979 het voorwoord van zijn gloednieuwe bloemlezing.
Niet iedereen vond zijn zelfvertrouwen geheel terecht. Gerrit Kouwenaar, Bert Schierbeek, Remco Campert en Lucebert stapten zelfs naar de rechter omdat ze het niet eens waren met Komrijs selectie uit hun werk. Ze eisten niets minder dan de vernietiging van de volledige oplage. Uiteraard werden de verontwaardigde Vijftigers in het ongelijk gesteld. Komrij had recht op zijn eigenzinnige keuze, en de rest van het Nederlandse taalgebied bijgevolg ook. Betere reclame dan dit geding was overigens moeilijk voorstelbaar.
In de loop van de volgende 25 jaar groeide Komrij uit tot een instituut. Het verschijnen van een nieuwe en herziene druk van zijn bloemlezing ging steevast gepaard met heisa over welke dichters uit de boot gevallen waren, wie de nieuwe leden van de club waren, wie er vooruit- en wie er achteruitging. De Dikke Komrij werd bekeken als een hitparade met nieuwkomers, uitvallers, stijgers en dalers. Wie het maximum van tien opgenomen gedichten kreeg, mocht zich vereerd voelen. En wie er niet in stond, vloekte al dan niet binnensmonds. Zo groeide de steen die Komrij anno 1979 in de kikkerpoel wierp uit tot de vuurtoren die vandaag op de kaft van de jongste druk prijkt. Een vuurtoren: het is een wat kneuterig symbool. Baken van veiligheid, licht in de duisternis, zekerheid, gids, nooit verslappende wachter. Maar in wezen kwam deze institutionalisering er ondanks de samensteller. In Demonen schreef Komrij: "Tegen mijn bedoeling en wil in sta ik aan het hoofd van een boek dat almaar officiëler dreigt te worden. Ik ben de vader van een ellendig kind dat ik niet meer kan verstoten". En in een recent interview benadrukte hij dat de aanvankelijke polemische aandrift er nog steeds is.
Die polemische toets heeft alles te maken met Komrijs opvatting van de poëzie. De bundeling -- zo staat in het voorwoord -- werd niet alleen geboren uit bemoeizucht, maar ook uit ontevredenheid. De bestaande bloemlezingen boden immers voornamelijk poëzie als vertolking van emoties en als troost. Komrij vindt echter dat poëzie de lezer in de eerste plaats moet verrassen door vorm en inhoud. Bij het bloemlezen koos hij dan ook resoluut voor "gedichten die het verstand scherpen en amuseren -- zonder dat het verstand weer tot religie wordt". De verrassing is overigens niet alleen belangrijk in de poëzie, maar ook in de keuze van Komrij. Volgens de samensteller moet een lezer vondsten kunnen doen in een bloemlezing. Om die reden weigerde hij tijdens de selectie rekening te houden met de naam en faam van dichters. Van belang waren alleen de waardevolle gedichten uit hun oeuvre. Of -- beter -- die gedichten die Komrij als waardevol ervaarde.
Die laatste is een belangrijke nuance, want in deze bloemlezing is de subjectiviteit ten top gevoerd. Dat blijkt ondermeer uit de onderwerpen die hier aan bod komen. Zo werden veel gedichten over katten opgenomen, om de simpele reden dat Komrij een zwak heeft voor gedichten waar katten in voorkomen. Naar eigen zeggen heeft hij ook een voorliefde voor gedichten uit de categorie "geweld en bloederigheid". Verder biedt de bloemlezing veel poëzie over poëzie, maar weinig liefdespoëzie. En "[A]l de gedichten in deze bundel zijn gegarandeerd gespeend van de combinatie God, Vaderland en Oranje. Dat is alvast een flinke geruststelling". Dit uit de pen van een man die later Dichter des Vaderlands zou worden (maar die dat juk inmiddels allang weer van zich afgeworpen heeft). Een zeer subjectief gekleurd allegaartje van gedichten, dus. Maar daarover zegt Komrij zelf heel mooi: "[I]k ben geen theoreticus, ik heb geen grote theorieën om mijn selectie te staven. Ik hoop wel dat ik me bij het lezen opstel als een grage, gulzige poëzielezer, die een bloemlezing maakt die herkend wordt door andere grage, gulzige poëzielezers. [...] Er bestaan overigens geen 'objectieve bloemlezingen'".
Komrij doet zijn zin. Punt uit. Maar wat is daarvan nu het resultaat? Sta toe dat ook ik mij even 'bezondig' aan het hitparadespelletje. En dat ik daarbij eerst kijk naar die dichters voor wie ik geneigd ben te supporteren (per slot van rekening: mag een recensie van de Dikke Komrij niet even subjectief zijn als de bloemlezing zelf?). Grote kanonnen eerst. Paul van Ostaijen en Guido Gezelle kregen beiden tot mijn vreugde het maximum. Wat Van Ostaijen betreft, zijn acht van de tien gedichten nagelaten gedichten. Komrij heeft dus -- en dat zal niemand verbazen -- een voorkeur voor de speelsheid en de muzikaliteit van de late Van Ostaijen, die van het organisch expressionisme, van de zuivere lyriek, de Van Ostaijen die zich van zijn humanitair-expressionistische jeugdzonden afgekeerd had. De keuze uit de poëzie van 'Het schrijverke' verwondert mij meer, en wel door haar relatieve braafheid. Komrij heeft niets écht verrassends uit de verzamelde Gezelle geplukt. Op twee gedichten na biedt hij niets dat niet reeds gebloemleesd werd door Piet Couttenier in Mijn dichten, mijn geliefde ('Dichters van nu'-reeks, Poëziecentrum, een goede staalkaart van Gezelles poëzie). En wat mij nog meer verbaast: Komrij heeft hier niet één van de 'kleengedichtjes' opgenomen, terwijl daarin toch een heel moderne en ludieke Gezelle aan het woord is. Kregen naar mijn bescheiden mening ook zeer terecht de tien-gedichten-lauwerkrans: Gerrit Achterberg, Ida Gerhardt, Jan Hendrik Leopold en Martinus Nijhoff.
En wat doet Komrij met die dichters die volgens Uw dienares doorgaans minder aandacht krijgen dan ze verdienen? Jacques Hamelink: vijf gedichten. Dat valt mee. Wilfred Smit doet het nog beter. In de eerste druk stonden al vijf gedichten van zijn hand, ondertussen zijn het er zeven. Roger M.J. de Neef, daarentegen, moet het stellen met één gedicht, uit zijn jongste bundel Het boek van de roos en het zout.
Dat De Neef het daarmee moet rooien, vind ik nog pijnlijker in het licht van de entree van, bijvoorbeeld, een Adriaan Jaeggi. Hij komt binnen met twee gedichten uit zijn vrij verschrikkelijke debuutbundel Sorry dat ik het paard en de hond heb doodgeschoten. En Patty Scholten, die volgens mij vaak ronduit onnozele gedichten schrijft (haar recentste bundel, Slapen zonder weerga, lijkt zoiets te willen zijn als een 'Michelin'-gids annex dierenencyclopedie in sonnetvorm), 'stijgt' met vijf gedichten. Het moet gezegd: er staat behoorlijk wat troep in de Dikke Komrij. De 'capaciteit' van de bloemlezing verdubbelde dan wel (van 1000 en enige gedichten naar 2000 en enige gedichten), maar de kwaliteit nam zeker niet in evenredige mate toe. Dat er door de uitbreiding van het 'Walhalla' plaats kwam voor veel meer poëzie, wil niet zeggen dat er nu dubbel zo veel sterke gedichten in de Dikke Komrij staan. Maar dat is natuurlijk een kwestie van smaak én van poëtica. Komrij houdt niet zo van "moeilijkdoenerij" in poeticis. Hij houdt wél van een grapje. Dat is zijn goed recht. Het is mijn recht te vinden dat de grenzen van de goede smaak geregeld overschreden worden in zijn bloemlezing.
Maar Komrij overschrijdt hier wel meer grenzen, en soms is dat niet eens onaangenaam. Want doordat hij de poëzie zo breed ziet, is er in zijn bloemlezing ook plaats voor rock 'n roll. Teksten van Raymond Van het Groenewoud, Herman Brood en Lennart Nijgh kregen hier een plaats. Ook werden twee gedichten uitgekozen van Rick de Leeuw, de vroegere Tröckner Kecks-voorman die een tijdlang wekelijks zijn sympathieke maar vrij puberale verzen kwam voorlezen in 'De Laatste Show' op TV1 met een blik van Eat your heart out, Vergil.
Ook de grens tussen bloemlezer en dichter wordt hier opgeheven. Op Hitchcock-achtige wijze komt Komrij immers zelf even opduiken in zijn bloemlezing met 'Een gedicht'. En daaruit blijkt nog maar eens hoezeer hij de poëzie kan relativeren.
De eerste regel is om te beginnen.
De tweede is de elfde van beneden.
De derde is om wat terrein te winnen.
De vierde moet weer rijmen op de tweede.
De vijfde draait u plotseling een loer.
De zesde heeft het twaalftal gehalveerd.
De zevende schijnt zwaar geouwehoer,
De achtste bloedserieus. Of omgekeerd.
De negende vertelt nog eens hetzelfde.
De tiende is misschien een desillusie.
De elfde is niets anders dan de elfde.
De twaalfde is van niets de eindconclusie.
Wie nog steeds niét in deze bloemlezing staat, is Gerard Reve. Hij weigerde zijn toestemming voor de eerste druk en bleef bij zijn standpunt. Wie hem er echter absoluut in wil, kan Komrijs devies uit het voorwoord volgen: "Wie dus dit-of-dat gedicht mist -- een gedicht dat er zeker in had moeten staan! -- moet niet pedant gaan zeuren, maar het met de hand overschrijven -- en het er dan zelf achteraan plakken. Ik hoop dat hij zijn pols verrekt".
Dit vind ik het mooiste motto dat een bloemlezer kan hebben. Want uiteraard kan er -- zoals ik hier op exemplarische wijze hoop te hebben aangetoond -- altijd gevit worden. Iedereen zal wel vinden dat er hier en daar wat te weinig in staat (en hier en daar wat te veel). Maar Komrij biedt ontegensprekelijk een brede waaier van gedichten aan. En met die brede waaier bereikt hij een breed publiek. Misschien weet hij zelfs mensen -- al is het maar een enkeling -- binnen te loodsen in de wereld van de poëzie, beginnende poëzielezers tot een wat grondiger exploratie aan te zetten. Is dit één van de beste bloemlezingen ooit uit onze poëzie? Het is in ieder geval goed grasduinen in de Dikke Komrij. [Anneleen De Coux]
Redactie
Nieuwe, herziene en tot de 21e eeuw uitgebreide druk van Komrij's bekende bloemlezing uit de 19e en 20e eeuwse poëzie. De uitgave in pocketformaat is met ruim 600 bladzijden uitgebreid tot 2000 gedichten (bij de eerste druk 1000 gedichten) en verdeeld over twee kloeke banden. Veel van wat in vorige edities was te vinden, is behouden gebleven. Van een aantal minder belangrijke auteurs is het werk niet meer opgenomen, terwijl nu wel (dankzij de erven) werk is te vinden van bijv. Annie M.G. Schmidt, die eerder toestemming weigerde; alleen Gerard Reve ontbreekt traditiegetrouw. Daarnaast natuurlijk werk van de jongere garde zoals Ingmar Heytze en Hagar Peeters. Met bronvermelding alfabetisch op auteur. Een echte klassieker die in deze nieuwe druk ieders aandacht verdient. Garenloos, kleine druk..
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.