De Onze-Lieve-Vrouwekerk te Brugge : kunst en geschiedenis
Henk de Smaele
Henk de Smaele (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Universitaire Pers, 2009 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 934.8 SMAE |
31/12/2010
Al sinds de negentiende eeuw wordt Vlaanderen voorgesteld als rechts en katholiek, terwijl Wallonië links en socialistisch zou zijn. Zelfs de laatste parlementsverkiezingen lijken dit patroon te bevestigen. Verklaringen worden vaak gezocht in sociaaleconomische en religieuze tegenstellingen: in het traditionele en rurale Vlaanderen konden de pastoors hun greep op de maatschappij behouden, terwijl het geïndustrialiseerde Wallonië een betere voedingsbodem was voor liberale en marxistische ideeën (de zogenaamde 'traditionaliteitsthese'). Andere historici stellen dat de Vlamingen in de late negentiende eeuw politiek bewust werden en ontdekten dat de katholieke partij het beste hun belangen verdedigde in Brussel (de 'rationaliteitsthese').
Hendrik De Smaele promoveerde op dit onderwerp tot doctor in de geschiedenis aan de KU Leuven in 2000. Dit academische boek is een herwerking van zijn proefschrift. De Smaele is ervan overtuigd dat noch de traditionaliteitsthese, noch de rationaliteitsthese voldoende de electorale verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië verklaren. Hij bestudeerde grondig de opeenvolgende Belgische verkiezingsresultaten tijdens de negentiende eeuw en ontdekt inderdaad een opvallende breuklijn tussen de steden (meer succes voor liberalen en later socialisten) en het platteland, zowel in Vlaanderen als in Wallonië. Dit verschil is echter alleen duidelijk als je Vlaanderen en Wallonië los van elkaar bestudeert. Uiteindelijk stemde men in Vlaanderen vaker voor de katholieke partij dan in Wallonië, ondanks het feit dat Vlaanderen ook toen al meer verstedelijkt was. Je kan met de traditionaliteitsthese dus wel uitleggen waarom het platteland rechtser stemde dan de steden, maar niet waarom Vlaanderen rechtser stemde dan Wallonië.
De Smaele trekt ook de rationaliteitsthese in twijfel. De politisering van de Vlamingen begint volgens hem lang voor de Belgische onafhankelijkheid en de invoering van het algemeen stemrecht. Zo stonden de Vlamingen veelal vijandig tegenover de staatsbemoeienissen van Jozef II en Willem I. Ook aanvaardden ze de revolutionaire beslissingen van het Directoire niet. In Vlaanderen leidde politisering al voor de negentiende eeuw tot een affirmatie van de katholieke identiteit. Bovendien verdedigden de katholieke kabinetten die tussen 1884 en 1914 ons land regeerden de belangen van het ultramontaanse, volkse Vlaanderen vaak niet.
Naast tradities en belangen spelen volgens De Smaele ook de affectieve drijfveren van de kiezer mee. In de loop van de negentiende eeuw werd de levensbeschouwelijke kloof tussen katholieken en liberalen/socialisten steeds breder ? denk aan de schoolstrijd en het door Rome gestimuleerde ultramontanisme. Er werden wederzijds vijandsbeelden gecreëerd die aanleiding gaven tot politieke strijd en groepsvorming. Met uitzondering van de grote steden Gent, Antwerpen en Brussel ontstond er in Vlaanderen een vijandigheid tegenover verfranste, liberale, stedelijke burgerij.
Het is niet de clerus die zijn stempel drukte op het Vlaamse volk, maar omgekeerd. De Vlaamse clerus werd vooral op het platteland gerekruteerd. Pastoors en boeren kwamen uit dezelfde families. De Vlaamse dorpspastoors werden de leiders van een publieke opinie die vijandig stond tegenover de moderne liberale cultuur. Ze werkten ook mee aan de uitbouw van het flamingantisme. Zo komt het dat, onder meer via de poëzie van Guido Gezelle en de schilderijen van Emile Claus, het beeld ontstond van een ruraal katholiek Vlaanderen tegenover een vijandige, liberale en geïndustrialiseerde wereld. De volksgerichte Vlaamse priesters slaagden er beter in dan de katholieke burgerij om de kiezers te bereiken en politiek bewust te maken. De kleine Vlaamse steden, zoals Brugge en Ieper, verkozen hun verleden te koesteren en versterkten het beeld van het katholieke, rurale Vlaanderen. In de grote steden Gent, Antwerpen en Brussel ontstond een kritisch discours over de achterlijkheid van het platteland en de Vlaming. De kloof werd steeds breder. Er werd geklaagd dat de liberale stedelijke burgerij door de democratisering electoraal verdrukt werd door het achterlijke katholieke platteland. In de rest van Vlaanderen werden deze grote steden als on-Vlaams ervaren. Parallel ontstond in Wallonië het beeld van de heldhaftige fabrieksarbeider. Ook al bleef de industrialisering en verstedelijking in Wallonië eerder beperkt tot de valleien van Samber en Maas, toch moest wie in Wallonië electoraal wou doorbreken het beeld van het industriële Wallonië bevestigen.
De these die De Smaele verdedigt, is nieuw en niet eenvoudig. Met onder meer overzichtelijke diagrammen, tabellen en kaarten weet De Smaele zijn stelling echter helder uiteen te zetten. Aangezien het boek alleen de negentiende eeuw bestudeert, is het gevaarlijk om kritiekloos de these tot vandaag door te trekken, zoals onlangs in De Standaard gebeurde. [Dirk Passchyn]
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.