De maagd Marino : roman
Yves Petry
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
De Bezige Bij, cop. 2010 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : PETR |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, cop. 2010 |
VOLWASSENEN : ROMANS : PETR |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2011 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 7091 |
Marc Holthof
te/ep/18 s
De roman verliest zich te veel in onnodige uitweidingen, voor hij eindelijk in de laatste tachtig bladzijden ter zake komt.
Yves Petry (1967) studeerde wiskunde en filosofie in Leuven. Tot hij zich er gedegouteerd van afkeerde en koos voor de literatuur. Hij schreef tot nu vier romans die steevast als 'veelgeprezen' worden bestempeld. Met zijn vorige roman, 'De achterblijver' (2006), won hij enkele literaire prijzen en kreeg hij vooral een grote reputatie. Als je de coverteksten achteraan op zijn nieuwe roman mag geloven, is Petry's werk dat van 'een grote schrijver', 'een groot literair talent', die 'begenadigde' romans schrijft in 'een wervelende stijl'. Kortom, 'Petry is de te volgen man van de Vlaamse letteren'.
Ook de eerste recensies van zijn nieuwe roman 'De Maagd Marino' liegen er niet om. Volgens De Morgen zouden de nominaties voor literaire prijzen hem ditmaal weleens als gebraden kippen in de mond kunnen vliegen! Tom Van Imschoot in Knack noemt het een bloedmooi boek, even intelligent als onthutsend. Geen wonder dat na het lezen van dat soort wervende tekstjes de verwachtingen van de lezer hooggespannen zijn.
SHOCKER
Te hoog. Want eigenlijk maken alleen de eerste tien bladzijden de reputatie van het boek en van Yves Petry als schrijver echt waar. Het eerste hoofdstuk is het bloedige relaas, haast te gruwelijk om te lezen, van de manier waarop het hoofdpersonage zich met opzet laat castreren en vermoorden door zijn vriend Marino. De scène is geïnspireerd op een waar gebeurde zaak in Duitsland begin van deze eeuw - maar eigenlijk doet dat er helemaal niet toe. Dit is een heuse 'shocker', een Pasolini of Mishima waardig. Al herinnert de scène misschien vooral aan de opening van een of andere geschifte Aziatische horrorfilm. Hoe ook, het is de meest schokkende scène ooit uit de Vlaamse letteren en bijzonder goed en intelligent geschreven.
Al op het eind van dat korte hoofdstuk komt bij de lezer echter het gevoel op: maar nu? Als je zo geweldig opent, hoe moet het dan verder? Kan je dit nog evenaren, laat staan overtreffen? Nee, dus. En dat is de grote compositiefout van dit boek: het start té geweldig. Petry heeft daarna nooit meer iets in huis om dit te evenaren, laat staan te overtreffen. De schrijver vertelde in een interview dat het eerste hoofdstuk aanvankelijk achteraan thuishoorde in het chronologische verloop van de gebeurtenissen, maar dat hij het naar voren bracht. Jammer eigenlijk, want zo destabiliseert hij de hele structuur van zijn boek.
NIETZSCHE
Na dat ophefmakende begin zijn de volgende 185 bladzijden niet alleen een hoop minder sensationeel, maar vooral ook minder goed. Petry schetst een portret van Marino, de dader, of misschien beter: de uitvoerder van de moord. Hij zit in de gevangenis en we komen meer te weten over zijn seksloze jeugd, zijn bezitterige moeder, zijn fascinatie voor computers, de dood van zijn vader én moeder. Er zitten mooie bladzijden in, maar eigenlijk is de passieve, een beetje sullige Marino helemaal niet - de titel van het boek ten spijt - de hoofdpersoon van 'De Maagd Marino'. De echte hoofdpersoon is de zelfmoordenaar, de man die Marino tot de moord heeft aangezet. Die maakt zijn opwachting op het einde van het eerste hoofdstuk als blijkt dat hij Marino postuum de notities die de roman vormen influistert.
We maken echter pas écht kennis met die zelfmoordenaar veel later in het boek. Hij heet Bruno Klaus. En hij is, veel meer dan Marino, het actieve personage, de drijvende kracht van het verhaal. Bruno is docent literatuur in Leuven, collega van de mediageile Rik Groot (een leuke karikatuur van Rik Torfs). Bruno is geobsedeerd door literatuur en heeft een grote afkeer voor de wereld en massagedrag in het bijzonder. Je zou het een nietzscheaans personage kunnen noemen zoals je ze wel eens bij Dostojevski aantreft (enige Raskolnikov-achtige gedachtegangen zijn Bruno trouwens niet vreemd).
Er zitten mooie bladzijden in het middendeel van het boek, vooral de dood van Marino's vader en moeder zijn treffend beschreven. Maar de actie van het boek stagneert er compleet. Tot eindelijk, 80 pagina's voor het einde, de twee hoofdpersonages kennismaken met elkaar en het diabolische plan vormt begin te krijgen. Nu komt er wel schot in de zaak. De meester Bruno ziet in de slaaf Marino de geschikte partner voor zijn zelfmoord en de twee beginnen een relatie die naar de fatale daad zal leiden.
SCHRAPPEN
Yves Petry werkte 2,5 jaar aan dit boek en schrapte, op aandringen van zijn redacteur bij De Bezige Bij, al 100 pagina's beschouwingen en essayistische uitweidingen. En nog is het veel te lang. Een indruk die bij de lezer alleen maar versterkt wordt door het 'shock and awe'-begin van het boek. Dat het beter en kernachtiger kan, tonen enkele passages waarin op veel overtuigender manier thematieken uit het zwakke middendeel van het boek hernomen worden. Zo worden de uitweidingen over Bruno's literatuuropvattingen op het einde kernachtig en dramatisch samengevat in een bezoek aan een boekhandel waar Bruno in één scabreuze zin samenvat waarom hij zich van de literatuur afgekeerd heeft. En de hele relatie tussen Marino en Bruno, de massamens en het gekwelde individu, wordt kernachtig samengevat in de scène waarin Bruno een anonieme voorbijganger observeert, beseft dat het leven van de man nooit iets zal voorstellen en daardoor vertederd, ja haast verliefd op die vreemde man wordt.
'De Maagd Marino' had een voortreffelijke roman kunnen zijn. Maar nu is het vooral een valse start. Het boek schiet al te hevig uit de startblokken, blijft te lang bij Marino hangen vooraleer naar de echte hoofdfiguur over te schakelen. En het verliest zich te veel in onnodige uitweidingen, voor eindelijk in de laatste 80 bladzijden ter zake te komen. De 'te volgen man van de Vlaamse letteren' heeft met 'De Maagd Marino' alweer een veelbelovend boek afgeleverd. Maar - op de eerste tien ijzersterke bladzijden na - helaas ook niet meer dan dat.
Yves Petry - De Maagd Marino - 2010, Amsterdam, De Bezige Bij, 285 blz., 19,9 euro.
Veelbelovend is niet meer genoeg
Yves Petry lost met 'De Maagd Marino' verwachtingen na droomstart niet in
Yves Petry geldt als een van de grote beloften van de Vlaamse literatuur. Met 'De Maagd Marino' schreef hij zijn vijfde roman. Het boek vertelt over een bijzonder gruwelijke (zelf)moord: een man laat zich ontmannen en vermoorden door een vriend. Petry's boek begint ijzersterk en bijzonder gruwelijk, maar zakt daarna in om slechts in de laatste 80 bladzijden opnieuw te overtuigen.
Yves Petry schrapte op verzoek van zijn uitgever 100 pagina's in zijn boek. Het hadden er nog iets meer mogen zijn. © reporters
Jochen Vandenbergh
em/ov/04 n
'De vrijwilligheid van het slachtoffer in deze gruwelmoord inspireerde mij'
De gedrogeerde Bruno wordt vastgeketend aan de muur van zijn woonkamer door zijn minnaar Marino. Marino amputeert Bruno's penis alvorens hij Bruno de keel oversnijdt. De beul van dienst hakt Bruno vervolgens in stukken, waarna hij de smakelijkste delen in de diepvriezer propt om later op te eten. Ziekelijke fictie waarin moord en gruwel weeral worden gebanaliseerd, horen we u denken? Niets is minder waar: de schrijver Yves Petry baseerde zijn vijfde boek op waargebeurde feiten. Het verhaal van de kannibaal van Rotenburg schokte in 1996 heel Duitsland. Bovendien gebeurde de kannibalistische moord met instemming van het slachtoffer Bruno.
Een vraag die u ongetwijfeld veel krijgt: waarom dit onderwerp?
'Een heel precies antwoord kan ik daarop niet geven. Net als iedereen was ik destijds erg geraakt door het verhaal. Kijk, er gebeuren zoveel gruwelmoorden en bloederige dingen, maar die inspireren mij niet tot een roman. Vooral de vrijwilligheid van het slachtoffer trof mij. Ik zocht met mijn boek niet naar een verklaring, want ik weet dat die niet bestaat. De feiten zijn zo irrationeel dat een lezer nooit zou kunnen denken: "Ja, natuurlijk moest dat gebeuren. In die situatie had ik hetzelfde gedaan." Een psychologische, filosofische analyse van de feiten zou de roman, denk ik, zelfs ongeloofwaardig hebben gemaakt.'
Omschrijf ik het boek juist als een dans tussen feiten en fictie?
'Ik heb geen research gedaan naar het verhaal, maar me enkel gebaseerd op herinneringsmateriaal. Het boek is dus geen reconstructie van de feiten, maar eerder een reactie erop. In het boek laat ik mijn personage Bruno het volgende zeggen: "Literatuur creëerde problemen niet om ze op te lossen, maar om ze interessant te maken. Om ze altijd weer zo aantrekkelijk voor te stellen dat je ze niet eens opgelost zou willen hebben." Als schrijver probeer ik in het boek het onbegrijpelijke aannemelijk en verteerbaar te maken.'
Het boek begint met het einde, namelijk de lugubere doodslag. Daarna stopt de gruwel, maar toch blijft het een destructief, zwartgallig verhaal.
'Het zou daarom ook jammer zijn als de lezer na het eerste hoofdstuk mocht afhaken, omdat het te gruwelijk is. Daarna wordt het namelijk een heel ander boek, waarin ik de levenslopen van Marino en Bruno schets. Ik heb mijn best gedaan om zo helder mogelijk te beschrijven wat er door die mensen hun hoofd kan gaan. Ik wil een mentale sfeer vatten en vraag van de lezer daarom ook een maximaal inlevingsvermogen. De mentale stemmingen van mijn personages zijn echter geen wereldvreemde gedachten of gevoelens, maar stemmingen van wanhoop, zinsverlies of weerzin tegen het bestaan. Stemmingen die bij iedere gezonde mens wel eens kortstondig opduiken. In mijn boek isoleer ik die stemmingen en vergroot ik ze uit tot een permanente gemoedstoestand, een chronisch levensgevoel. Maar voor alle duidelijkheid: die destructieve sfeer weerspiegelt zich niet in mijn persoonlijkheid. De personages leven wel in mij, maar ik val niet met ze samen.'
Over de personages dan. Toch twee aparte types? Al zijn het allebei eenzaten.
'Marino werkt met computers, terwijl Bruno een literatuurdocent is. Het klopt dat ze eenzaten zijn, maar echt asociaal wil ik ze niet noemen. Marino hecht namelijk veel belang aan de aanwezigheid van zijn moeder. Niet zozeer voor het gesprek, maar voor het geborgen gevoel dat hij krijgt wanneer ze er is. Bruno heeft dan weer alles om een sociaal geslaagd iemand te zijn. Hij is gelukkig in zijn job als literatuurdocent en wordt ook graag gezien door zijn studenten. Maar op een dag verliest hij het geloof in zijn roeping en neemt ontslag. Hij wil zelfmoord plegen, maar durft niet. Marino moet hem helpen. Zodra het plan is vastgelegd, ervaart hij een gevoel van bevrijding. Hij vindt de wereld plots mooi, maar enkel omdat hij er afscheid van moet nemen. Zou hij beslissen om toch te blijven leven, dan zou alles er weer somber en onleefbaar uitzien.'
Je schrijfstijl is messcherp en uiterst efficiënt. Is dit je beste boek tot nu toe?
'In ieder geval het boek dat het meeste aandacht kreeg. Ik hoor wel vaak dat ik een precieze schrijfstijl heb. Wat mij vooral aanbelangt, is dat dit boek niet beschouwd wordt als een ideeënroman. Ik vind het namelijk zelf vooral een emotioneel boek. Ik wil in het boek eigenlijk weergeven dat er op individueel niveau geen barrière is tussen gedachten en gevoelens. Onze ideeën en gedachten wortelen in onze emoties en brengen, als ze werkelijk worden beleefd, ook weer nieuwe emoties voort. Zonder gevoelens betekenen onze gedachten niets. Dat is wat ik zelf denk en voel. En zo voelen en denken ook mijn personages.'
Tom Van Imschoot
te/ep/08 s
Petry's vijfde roman is het fictieve relaas van een fatale ontmoeting. Hij begint met haar eindpunt: een sterfscène, even theatraal als visceraal, even krankzinnig als bloedernstig. Een gedrogeerde man in onderbroek wordt vastgebonden, ontmand en - nadat hij in een kramp van pijn is doodgebloed - in stukken gesneden en begraven. Beul van dienst is zijn minnaar Marino. En die blijkt hem te hebben willen opeten.
Dat klinkt wellicht al misselijk genoeg. Maar wat bevreemdt, is dat alles volgens afspraak gebeurt, volgens een strak scenario. Zelfs het graf hebben de beide mannen op voorhand samen gegraven. Ze realiseren een gedeeld fantasme. De kannibalistische moord blijkt een zelfmoord op bestelling.
De analogie met de 'kannibaal van Rotenburg', die in 1996 een schokgolf veroorzaakte in Duitsland, is duidelijk. Maar Petry's boek herinnert nergens expliciet aan die zaak. Het is in het extreme van de situatie, het intieme van de relatie, dat de roman zich vastbijt. Ergens tussen het onvoorstelbare en het veronderstelde. Want dat is wat literatuur voor Petry moet doen: doordringen in het onbegrijpelijke.
Vanaf het tweede van de zesentwintig korte hoofdstukken traceert Petry de fictieve levenslopen van Marino Mund en Bruno Klaus, zoals de zelfmoordenaar blijkt te heten. Plaats van schrijven is de cel van Marino, enige tijd na zijn proces. Eenzamer wordt het niet, maar toch is Marino niet alleen. ' Und kann ich nur einmal recht einsam sein, dann bin ich nicht allein', luidt niet toevallig het motto van de roman. Ontleend aan Bruno Klaus, alsof dat een schrijver is.
En dat is hij in zekere zin ook. Het is de stem van de verorberde Klaus die de woorden dicteert van de geschiedenis die Marino in de eenzaamheid van zijn cel zit te noteren. Alsof hij, als 'schrijver', in Marino gereïncarneerd is. De lezer wordt in dat waanidee meegezogen. Het is door de blik van Bruno dat je het verhaal verneemt. Hij is de 'ikzegger', zoals hij dat zelf noemt, Marino niet meer dan een passief lichaam, een onpersoonlijke dienstmaagd, een 'hij'. Je weet als lezer dat je dat niet kunt geloven: het is fictie, die Bruno is dood. Maar het is precies in het bewustzijn van die fictie dat Petry de lezer meesleept naar het ware mikpunt van zijn literatuur: de fictie van het bewustzijn, van dat wat wij 'ik' noemen.
Het geval van Marino illustreert dat perfect. Als eeuwige maagd, ziekelijk moederskind, opgesloten in een veel te groot lichaam en niet in staat tot communicatie (tenzij door middel van informatica), is hij amper een individu te noemen. Hij lijdt aan een gebrek aan 'ik', zo volstrekt raadselachtig dat elke poging tot verklaring, zoals zijn enorme oedipus-complex, in haar eigen karikatuur verandert. Ook het profiel dat zijn (grotesk) bevallige advocate Eveline Tits van hem ophangt, is een leugen.
Voor Marino, gedreven door het letterlijke verlangen om zijn eigen leegte op te vullen, komt Bruno Klaus als geroepen. Diens besluit bestaat er immers juist in om te sterven aan zijn 'ik'. Als literatuurdocent heeft hij een overontwikkeld zelfbewustzijn, reden waarom hij van zijn beroep (en de literatuur tout court) afstand neemt en zich in een roes van anonieme seks en porno stort. In het doodse karakter van Marino meent hij de verlichting te vinden die hij zoekt.
Het is vooral in Bruno, het hoofdpersonage van de roman maar als ik-schrijver tegelijk niets meer dan een talige fictie van de waanzinnige Marino, dat Petry zich uitleeft. In hun poging tot symbiose, hoe onverteerbaar ook, vat hij de gespletenheid samen waaraan deze tijd lijdt: een teveel aan individualisme en een tekort aan individualiteit.
Meer dan aan het roman-concept ligt die sterkte aan zijn stijl, die efficiënter is dan vroeger. Stijl is geen ornament, maar een manier van denken voor Petry: uitdagend intelligent maar ook poëtisch, onverwachts humoristisch zelfs. De maagd Marino is een bloedmooi boek. Maar goed, wie ben 'ik'?
YVES PETRY, DE MAAGD MARINO, DE BEZIGE BIJ, 304 BLZ., 19,90 EURO, ISBN 978902345444.
00/00/0000
Letter en vlees
Op de achterflap lees je waar De maagd Marino over gaat: 'Een man ketent een andere man vast aan de muur van zijn huiskamer, amputeert zijn penis, snijdt hem vervolgens de keel door en bewaart de smakelijkste delen van het aldus geproduceerde lijk in de diepvriezer.' Je herinnert je natuurlijk het geruchtmakende proces van de Duitse Menschenfresser ? de verdediging argumenteerde immers dat het niet om moord kon gaan, aangezien het slachtoffer zelf om zijn dood had verzocht. Is Yves Petry na vier eigenzinnige, door dwarse monologen voortgedreven romans van koers veranderd, vraag je je af, heeft hij zich aan een journalistieke non-fictieroman gewaagd of ? in het zog van schrijvers als Bret Easton Ellis ? aan achteloze splatter-porno, aan apathisch gestileerde horror? En als kleinzerige lezer vraag je je natuurlijk ook af of je al die bloederige scènes wel wilt lezen.
Dat laatste valt mee. Het mes is zwaar en scherp, het vlees is week: in enkele zinnen worden penis en halsslagader doorgesneden en worden enkele smakelijke plakjes van de achterbil gehakt. Maar na dat heftige eerste hoofstuk vloeit er geen druppel bloed meer. De slachtpartij wordt indringend beschreven, in al haar onvoorstelbaarheid en theatraliteit, maar tegelijk heeft ze onmiskenbaar ook iets abstracts en conceptueels: ze is de denkfiguur van het extreme die als een zwaar en scherp mes boven de roman hangt. De vragen die de roman opwerpt ? wie zijn die twee mensen en waarom hebben ze samen besloten om 'verder dan seks' te gaan ? worden zo op scherp gezet.
De man die het mes vasthoudt, is Marino Mund, een sociaal geïsoleerde, zwijgzame man van 36 die tot haar dood bij zijn moeder is blijven wonen (zijn vader was al langer dood), die zonder veel succes een computerwinkeltje heeft beredderd en nu alleen in de ouderlijke villa woont, in de buurt van het Zoniënwoud. Marino is indolent en passief, maar misschien net daarom heeft hij ook een merkwaardig talent voor mystiek aandoende momenten van kalme vervoering en onpersoonlijke, materiële extase. Het zijn momenten die geen verwoording nodig hebben. Want taal, daar heeft Marino niets mee: 'Het waarmerk van het werkelijke is voor Marino de stilte. Zwijgen is instemmen met de natuur der dingen.' Pas in momenten van pure sensatie waarin taal en betekenis zijn weggevallen, voelt Marino dat hij werkelijk bestaat: hij heeft een 'aangeboren en onaangetast soort werkelijkheidszin dat aan de woorden voorafgaat in plaats van zich erdoor te laten leiden'.
De man die zich vrijwillig aan het mes overlevert, is zijn tegenpool. Vijftien jaar lang heeft Bruno Klaus aan de universiteit het vak Hoogtepunten uit de Literatuur van de Twintigste Eeuw gedoceerd. De publiceerdrift van zijn collega's laat hem koud: Bruno wil alleen maar doceren.
Zijn colleges zijn opvoeringen, erediensten waarin iemand getuigenis aflegt van zijn geloof in de literatuur: 'Ik wilde hun vooral tonen, in levenden lijve aanschouwelijk maken, hoe een man dacht, sprak en bewoog die zich in de kracht van zijn jaren liet bezitten door de kracht van de literatuur.' En die kracht schuilt volgens Bruno Klaus niet in de inhoud of in de realistische overeenstemming met het leven zoals het is, maar in de stijl, de maniakale precisie van de formulering, de overmaat aan details. Literatuur, zegt Bruno ? maar wie Petry's columns in De Leeswolf en zijn essay Mijn leven als foetus (2010) heeft gelezen, weet dat hij hier in grote lijnen Petry's eigen poëtica vertolkt ? literatuur 'breekt met de zingzang van sentimenten en sjablonen die ons doen slaapwandelen', ze staat haaks op de consensus van om het even welke tijd. 'Consensus was immers gericht op het verdoezelen, niet op het uitvergroten van problemen. Literatuur was de ware vriend van het individu. Beide bezaten hetzelfde koppige talent om zichzelf op te dringen als een probleem waarvoor geen oplossing bestond. Mocht ooit de literatuur verdwijnen, dan was het ook afgelopen met het individu.'
Maar na vijftien jaar is Bruno ? een eenzaat zonder partner, kinderen of vrienden ? zijn geloof in de literatuur kwijtgeraakt. Hij neemt ontslag. Wat hij overhoudt, is zijn eigen eenmalige leven van vlees en bloed. Onverhoeds dringt zich de mogelijkheid aan hem op dat hij een eind aan zijn leven kan maken. Maar hij wil niet om het even welke zelfmoord. De individualiteit die hij ooit in de literatuur had menen te vinden ? de 'mystificatie van het individu die nu was uitgeput, die mij had uitgeput, die ik had uitgeput' ? zoekt hij nu in zijn dood, die absoluut eenmalig, onverwisselbaar en onherhaalbaar moet worden. Maar hoe krijgt hij dat voor elkaar?
De ontmoeting met Marino levert het antwoord. Bruno, die na zijn ontslag verslaafd is geraakt aan internetporno en voor zijn pc dringend meer geheugencapaciteit nodig heeft, komt toevallig in Marino's computerwinkeltje terecht. Een folie à deux wordt het nooit: Marino (die nog maagd is) en Bruno hebben enkele keren seks, maar door oververzadiging (Bruno) en desinteresse (Marino) luwt de honger. Wat blijft, is het vlees: 'Wat gaan we doen met het vlees als we er geen liefde in kunnen zien of er geen porno van willen maken?' De vraag krijgt een bloederig antwoord. Zoals bijna al Petry's personages verlangen ook Bruno Klaus en Marino Mund naar een metamorfose. Bruno zoekt een onverwisselbare dood en wil ? zoals Marino ? zwijgend instemmen met de natuur der dingen: zijn vlees 'was bereid tot een overgave aan de werkelijkheid zoals Marino die zelf hooguit in een paar flitsen van gewichtloosheid had beleefd.' En Marino wordt aangetrokken door het vlees als pure, van taal en betekenis ontdane sensatie.
Yves Petry heeft voor zijn roman een geraffineerde en articifiële constructie bedacht. Marino zit in de cel en schrijft zijn verhaal op, maar dat verhaal wordt hem gedicteerd door de dode Bruno. De dode zegt ik, de levende schrijft over zichzelf in de derde persoon. In Marino's notities komt Bruno weer tot leven, als fantoom en als fictie. Wie van realistische verklaringen houdt, kan aan een psychose denken of herinnert zich misschien dat Marino een talent heeft voor mimicry ? na de dood van zijn vader imiteerde hij moeiteloos diens symptomen. Maar in het dichte weefsel van motieven dat deze roman is, gaat het ook om een kannibalistische en religieuze inlijving: wanneer Marino ? sorry, lezer ? de biefstukjes van Bruno's billen heeft verorberd, voelt hij zijn 'reële aanwezigheid'. (In het katholieke geloof wordt tijdens de eucharistie de realis presentia van Christus in het brood en de wijn gevierd.) Tegelijk wordt de onheilige maagd Marino door Bruno bezwangerd met woorden: de vrucht van zijn lichaam is de roman die we te lezen krijgen. Meteen wordt De maagd Marino een allegorie van het schrijven: woordloze ervaring wordt bevrucht door taal, intensiteit door stijl.
De maagd Marino is Petry's beste boek en meteen een van de sterkste romans van de laatste jaren. Hij is toegankelijker en leesvriendelijker dan zijn vorige romans, al blijft Petry zich gelukkig verzetten tegen de conventie van de filmische, in hapklare scènes en dialogen vertelde roman. Zijn kracht zit in de scherpzinnige, dwarse, klaarwakkere, soms in gekte en asocialiteit ontsporende monologen van personages die zichzelf voorhouden dat ze niets te verliezen hebben en voortaan voor eigen rekening denken, die politiek correcte conventies allang hebben opgezegd, koppig allerlei illusies tarten en in nieuwe begoochelingen verstrikt raken ? 'al die luchtkastelen van betekenisgeving die vroeg of laat onvermijdelijk moesten oplossen in het niets'. Er is niets, en als er al iets is, is het een illusie ? maar daar hoeven we verder niet flauw over te doen: dat is de grondtoon die in Petry's welbespraakte monologen weerklinkt. Het merkwaardige is dat die grondtoon bij hem iets monters krijgt, soms iets frivools.
In De maagd Marino zijn die monologen sterker dan tevoren verweven met de geschiedenis die wordt verteld. De typische uitweidingen zijn gekortwiekt: het zijn essayistische riffs geworden, over stijl en literatuur, religie, porno, het boekbedrijf, mystiek, seks, de grootstad. Petry's proza staat hier meer dan ooit onder spanning: de uitdagende, soms bitse en geestige denkbewegingen worden geformuleerd in zorgvuldig opgebouwde zinnen, in een ouderwets complexe syntaxis en met messcherpe beelden. Zo ontstaat wat Frans Kellendonk 'ideeënmuziek' heeft genoemd: een van de mooiste effecten die denkend proza in fictie te bieden heeft. [Eddy Bettens]
L.A.A. Kruse
De vijfde roman van deze auteur (1967) is gebaseerd op de zaak van 'de kannibaal van Rotenburg', die in 1996 een schok in Duitsland veroorzaakte. Het verhaal opent met het eindpunt: de theatrale, krankzinnige maar ook bloedernstige sterfscène van een gedrogeerde man, Bruno Klaus. Volledig volgens afspraak wordt hij vastgebonden, ontmand, in stukken gesneden en begraven door Marino Mund, zijn beul en minnaar (!). Vanaf hoofdstuk 2 wordt de plaats van schrijven duidelijk: de cel van Marino, enige tijd na zijn proces. Tot en met hoofdstuk 26 volgen we de levenslopen van deze contrastrijke personages: Bruno, de levensmoede literatuurdocent, die gelooft in de superioriteit van de perfecte stijl, en Marino, passief, ziekelijk moederskind en eeuwige maagd. Fascinerend is dat de lezer wordt meegezogen in het waanidee dat niet Marino, maar Bruno de ik-zegger is die het verhaal vertelt. Het onderhoudende, tegendraadse verhaal over eenzaamheid, de schoonheid van het leven en de kracht en onmacht van literatuur overtuigt door de efficiënte, intelligente en poëtische stijl en de psychologische diepgang. Gebonden; normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.