Misschien een engel
Sebastiaan Leenaert
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Clavis, 2009 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : LEEN |
31/12/2010
Na zijn opgemerkt debuut over een borderlinejongen, Andijvie met een plastic vork, duikt Sebastiaan Leenaert in de beklemmende wereld van een Nepalese straatjongen. Babu, tien jaar, woont met zijn moeder, zusjes en broers op het uiterst arme platteland. Na een inbraak bij een oude tovenares komt hij in het bezit van een heksenboek. Op zoek naar een beter leven trekt hij naar Kathmandu en sluit zich er aan bij een bende straatkinderen. Zijn boek verstopt hij in een leegstaand huis. In een opvangtehuis leert de westerse John hem wat woorden lezen, net genoeg om een spreuk in zijn boek te ontcijferen. Onverwacht roept Babu daarmee de demon Tundi tevoorschijn, die in de jongen een speelbal ziet om zijn eeuwenoude, verdorven heerschappij over de stad te herstellen. Hij zet Babu aan om zo vlug mogelijk het hele boek te leren lezen en zo een machtige tovermeester te worden. Terwijl in Nepal het Rode (Chinese) Leger een ingrijpende en wrede omwenteling veroorzaakt, neemt ook Babu's leven een drastische wending.
Dit bijzondere verhaal over straatkinderen vraagt zeer aandachtige lezers. De ingewikkelde structuur mag hen niet beletten om zich te laten meevoeren in de magie van het verhaal en de taal. Een korte inleiding met verwijzingen naar Hannibal en het niet nader gedefinieerde Rode Leger veronderstelt meteen een zekere achtergrond. Sla de inleiding niet over, ze geeft de nodige, zij het minieme uitleg en zet de sfeervolle toon. In het nulhoofdstuk is de rijke man Babu aan het woord, geplaagd door een demon die hij niet meer kwijtraakt. Hij kondigt de dromen over zijn verleden aan. Ook hier creëert de verwoording magische verwachtingen.
Maar Leenaert schept ook verwarring. Net als in het verdere verhaal, dat op verschillende tijdsniveaus speelt, gebruikt Leenaert consequent de tegenwoordige tijd. Cursief gedrukte passages vangen het tijdsprobleem slechts gedeeltelijk op. De cursivering verwijst zowel naar het verre verleden van Babu als naar een verhaal over de demon, naar een duiding van het begrip 'tovermeester' en zelfs naar een overpeinzing van het huis waarin Babu als rijke man terechtkomt. Poëtisch en magisch, maar niet echt helder. Wat meer afwisseling van tijden had een steuntje kunnen zijn.
Los van de voorgaande bezwaren, voert het ritme en de taal van het verhaal je mee in een gruwelijke, maar poëtische wereld. Vanwege de authentieke kijk van de ik-persoon is de invalshoek zeer geloofwaardig. Leenaert maakt de wereld van de Nepalese straatjongen voelbaar in inleefbare beschrijvingen. Het is een wereld van overleven, dreiging en geweld, maar ook van goden, demonen, verhalen en bijgeloof. Heldenverhalen van straatkinderen wisselen harde confrontaties af en tussendoor ook het ontluikend verlangen van Babu naar liefde: 'Ik open mijn ogen. Ik zie Rupa's gezicht. Ze kijkt naar me op die ene manier, met die blik die ik niet kon opeisen, maar waar ik alleen op kon hopen.' Gruwelverhalen over de demon Tundi doorkruisen kleurrijke en zelfs intimistische passages over de Lotusgodin Laksmi. Met evenveel aandacht bekijkt Babu de rijkdom van een klooster als de sloppenwijk rond Kathmandu. Vanuit zijn kinderlijke visie geeft hij commentaar op de westerling John en 'de naakte man' die rond zijn hals hangt. Als lezer kijk je in zijn gedachten binnen. Tundi verpersoonlijkt zijn zucht naar rijkdom en zijn ophitsende frases symboliseren Babu's innerlijke strijd. Ze laten de lezer verder kijken dan de feiten.
'Ik verdwaal in mijn gedachten', zegt Babu, maar het is goed om voor ogen te houden dat hier een terugblikkende oudere man aan het woord is. De poëtische overpeinzingen zijn vaak niet te rijmen met een ongeletterd jongetje: 'Ik snap niet veel van zijn woordenkramerij. Schoonheid? Echt mooi vind ik hem niet! Geef mij maar de appelgezichtjes van de dorpsmeisjes, de geuren van de rododendronbloesems wanneer de avond over de bergen valt'. Toch wil je vergeten dat dit jongetje tien is, wanneer je de liefdevolle beschrijving van zijn dorp leest, of de triomf van demon Tundi voelt: 'Hij houdt zijn kin omhoog, zijn neus in de lucht. Hij grijnst. Hij ruikt oorlog. Hij geniet van de geur, de zoete geur van angst die als stroop over de stad druipt en in de huizen binnensijpelt.'
Soms laat Leenaert zich te zeer door de zucht naar mooie verwoording meeslepen en leunen zijn zinnen tegen de melodramatische clichés aan. In die passages verdringen de gedachten van de oudere man al te zeer de woorden van de jongen: 'Ik probeer mijn oogleden te openen, maar het lukt nog niet. Ze zijn zwaar van tranen.'
De titel slaat op een olifant van de Lotusgodin, die de demon Tundi ten slotte verslaat. De verwarring en magie blijven tot in het laatste hoofdstuk, waar Buba, vreemd genoeg, opnieuw in zijn dorp is, bij zijn nog altijd even jonge moeder. Het ruikt even naar een zedenles, en dat is onnodig en jammer.
Wat mij bijblijft, is dat Sebastiaan Leenaert in Witte olifant op een bijzondere manier het leven van straatkinderen bekijkt. In een poëtische stijl weeft hij door een confronterende wereld van armoede en overleven het magische verhaal over goden en demonen. Het verhaal lijdt soms aan overdaad en is niet altijd even helder, maar de magische sfeer blijft ongetwijfeld nazinderen. [Jet Marchau]
Gonny Smeulders-Veltman
De 12-jarige Babu (de ik-figuur) steelt het toverboek van de oude Sumnima. Hij wil de Tovermeester van Kathmandu worden, maar leeft daar op straat als plasticverzamelaar. De bloeddorstige demon Tundi dwingt hem uit eigenbelang om te leren lezen en de toverspreuken te beheersen. Het is de ruiter op de witte olifant die uiteindelijk een einde maakt aan het kwade. Intrigerende en beklemmende belevenissen van een Nepalese straatjongen die opgroeit tot een rijke, volwassen, weliswaar gemanipuleerde, Tovermeester. Fantasie, realiteit, mystiek en mythen zijn naadloos met elkaar verweven. Gedegen beeld van het harde bestaan van straatkinderen in Kathmandu; kinderen die extra gevaar lopen wanneer het Rode Leger de stad zuivert. Een wereld waarin westerse toeristen, heilige mannen en straatkinderen elkaar bedriegen. Spannende, beeldende schrijfstijl met oog voor detail en zintuiglijke waarnemingen. Er is gebruikgemaakt van flashbacks en de tegenwoordige tijdsvorm; vele identificatiemogelijkheden. Met verklarende woordenlijst. Vanaf ca. 13 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.