Babylon aan de Rhône : Lapo Mosca in ballingschap
Hélène Nolthenius
Hélène Nolthenius (Auteur)
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Vantilt, cop. 2009 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 785.11 NOLT |
Magazijn |
Querido, 1985 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 785.11 NOLT |
31/12/2009
De schrijfster/mediëviste hoefde hem niet eens meer te verlatijnsen: Nolthenius was al een naam met klank in het Nederlandse muziekleven door haar grootvader. Haar vader schoolde zich om tot leraar klassieke talen nadat zijn muziekloopbaan in podiumangst strandde. Dochter Hélène (1920-2000) zag van een innig gewenste zangcarrière af en maakte een levenslange indrukwekkende evenwichtsoefening tussen wetenschap en kunst, als professor oude muziekgeschiedenis en auteur van historische romans, sommige met detective-inslag, nog voor Eco's De naam van de roos. In Italië wonen haar meeste fictieve personages en haar studieobjecten. De laatste was Franciscus van Assisi. Een prachtig boek over hem, nagelaten door een mysterieuze verre tante, lag aan de basis van haar fascinatie voor Italië en voor de rooms-katholieke kerk, waartoe de tante was bekeerd. In de oorlogsjaren ? dramatisch door deportatie van haar vader en een bij haar ondergedoken Joodse vriendin ? bereidde ook Helène haar doopsel voor. Even heftig was haar verlaten van die kerk. Het is het abdiceren van zijn leven in welstand dat Franciscus zo indrukwekkend had gedaan, dat haar ook het meest in hem aansprak. Haar biografe, Etty Mulder, ziet dit 'afstand doen' als een weerkerend patroon in haar eigen leven: van haar droom zangeres te worden, van de kerk, van de Nijmeegse universiteit, waar ze in '76 als docente de nivelleringswoede niet langer verdroeg, en van haar land, wanneer ze kortstondig in droomland Italië de vereenzaming opzoekt.
Nolthenius was dus geen droge kamergeleerde ? daar keek ze zelfs een beetje op neer ? maar werd gaandeweg toch bang om in wetenschapskringen niet voor vol aanzien te worden. Zo valt ze later zelf haar populairste werk af, haar debuut Duecento, een meeslepende evocatie van de eeuw van troubadours en van Franciscus, die ook een zanger was. Later gaat ze meer in haar tekst opnemen hoe gedocumenteerd alles wel is, maar steeds op een literair elegante manier. Dat maakte haar lezenswaardig voor een breed publiek, wat ook van haar sociale betrokkenheid getuigde.
Een goed voorbeeld van hoe dat in zijn werk gaat, levert Muziek tussen hemel en aarde: de wereld van het gregoriaans uit '85, nu opnieuw uitgebracht omdat het zo fundamenteel is voor liefhebbers én vakstudenten. De wereld van... is hier niet zomaar een formule, maar belooft precies wat je krijgt: Nolthenius borstelt eerst het hele achtergronddoek waartegen haar onderwerp opkomt en evolueert. "Binnen die wereld moest de kerk zich ontwikkelen, tegen die wereld moest de kerk het opnemen, ze deed het, zo te zien, zonder veel ophef. Ze ging de afgodshuizen binnen zoals de paus het huis van de keizer was binnengegaan." De beeldspraak voor hoe de kerk haar bouwvormen en rituelen op het bestaande ent, op de basilica, op Joodse en Griekse vertel- en dus zangvormen, is hier perfect voorafgebeeld door een werkelijke actie van een personage: "Keizer Constantijn gaat verhuizen [naar 'Nieuw Rome', of Constantinopel] en in één van zijn paleizen installeert hij de paus: spectaculairste aflossing van de wacht." [...] "Rome vormt zich tot 'hoofd der Christenheid' en houdt op 'hoofd van de wereld'te zijn." Zo trekt Nolthenius de wereld in een eerste deel, 'boek 1: groei', vanaf dit begin op. Dat is echt wel iets anders dan het klassiekere terugblikken vanuit onze tijd. Tekstfragmenten van ooggetuigen plaatsen de lezer middenin de tijd waarin het Gregoriaans groeit. Die groei volgt het ethos-pathos waarmee Curt Sachs in Commonwealth of art de typische culturele golfbeweging aanduidt, met als bekende voorbeelden: van de Griekse klassieke kunst naar Hellenisme en later van renaissance naar barok. In de periode daartussen, die de hare is, weet Nolthenius dat patroon door te trekken: de attributen van het hellenisme ? perspectief, beweging, naturalisme in kleuren ? ziet ze in de mozaiëken te Ravenna plaatsmaken voor iets anders: vlakmatigheid, eenvoud, starre uitdrukking, hang naar evenwicht door symmetrie, herhaling met subtiele variatie, kortom het ethos-programma. Dit is precies hoe de muziek zich ontwikkelde, analoog aan die stijl, waarbij de muzikale dieptewerking als equivalent voor het perspectief de meerstemmigheid heeft. Daarvoor is in de gregoriaanse muziek geen plaats meer. De kunstvorm dient immers de kerkelijke rituelen.
De opbouw van de liturgische dienst, die ook weer analoog is aan de kerkarchitectuur, is onderwerp van 'boek 2: bouw'. Dat overloopt ook de veelheid van vormen, tussen gebonden (dichter bij de tekstzegging) en vrije zang (alles wat daarop is gaan woekeren). De gemiste zangeres Nolthenius schrijft prachtig over de magische aard van zingen en het ontstaan van melodie uit een verhevigd spreken. Ze geeft een 'stamboom' mee en heel wat muziekvoorbeelden op notenbalken. Er zijn de vaste en de zwevende gezongen misdelen, er is de Romeinse traditie en de Frankische, waarvan Metz het centrum wordt, waar de traditionele overlevering, dan al over zijn hoogtepunt, voor het eerst op schrift gesteld wordt, om zo tot ons te komen, met weglating van alles wat in de evolutie en in improvisatie verdween. Hierom vindt Nolthenius in andere kunstdisciplines noodzakelijk materiaal om de puzzel mee aan te vullen.
Om de puzzel was het haar in elk werk te doen. Dat ze die met het talent van een schrijfster in een opbouw presenteert die geboeid doet lezen, valt eens te meer op door het verschil met de brokkelige, vaak overlappende tekst van haar oudstudente en latere collega Etty Mulder. Die tekst is meer een herinneringsboek dan een biografie. Niet iedereen speelt in de liga van Huizinga, Le Roy Ladury, Hella Haase... Nolthenius zeker wel. [Gerolf Van de Perre]
Drs. C.G. Kok
Herdruk van de in 1981 verschenen, nog altijd unieke studie over het ontstaan en de ontwikkeling van het Gregoriaans als de oudste liturgische kerkzang, nu voorzien van een inleiding en geactualiseerde bibliografie van Etty Mulder. Nolthenius (1920-2000) schreef dit boek in een tijd dat het Gregoriaans grotendeels uit de rooms-katholieke liturgie verdwenen was, maar toont volgens Mulder overtuigend de blijvende betekenis aan van deze zangwijze 'als voertuig van een geïndividualiseerde of nog steeds collectieve spiritualiteit', al zegt zij zelf al in haar openingszin dat die spiritualiteit 'al eeuwen de onze niet meer is'. Mulder wijst terecht op het interdisciplinaire karakter van deze studie; Nolthenius plaatst de ontwikkeling van het Gregoriaans steeds in zijn cultureel-maatschappelijke context. Dat zij naast muziekwetenschapper ook romanschrijfster was, maakt haar boek bij alle gespecialiseerdheid zeer leesbaar voor de geïnteresseerde leek. Met veel muziekvoorbeelden, (kleuren)illustraties, liturgische informatie en een historisch overzicht.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.