Wildevrouw
Jeroen Olyslaegers
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Meulenhoff/Manteau, 2009 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : OLYS |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff/Manteau, 2009 |
VOLWASSENEN : ROMANS : OLYS |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff/Manteau, 2009 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : OLYS |
Jelle Van Riet
il/pr/03 a
'Het is hoog tijd dat we respect krijgen voor wat buiten het rationele valt'
O ironie! Schrijver Jeroen Olyslaegers, die boekenbijlagen bij kranten en andere drukte rond literatuur altijd bullshit heeft genoemd, is met zijn roman Wij - de eerste in tien jaar - geselecteerd voor de Literaire Lente. Hij is er nog blij mee ook. Nu hij wat ouder is en proza schrijven niet langer als een gevecht met zichzelf ervaart, heeft hij naar eigen zeggen de literatuur herontdekt. 'Hield ik me vroeger bij het schrijven van proza obsessief bezig met satire, de plot en de montage, dan heb ik nu voor het eerst getracht de lezer in het verhaal te betrekken.' Ziehier de grote invloed van het theater, de discipline waarmee Olyslaegers zich het voorbije decennium heeft vermaakt.
Wij is het verhaal van een groep dertigers die zich anno 1976 - we horen Abba op de achtergrond - terugtrekken op een berg aan de Costa Brava om er te feesten. Ze ontsporen, vanzelfsprekend. Een van hen is Georges, de tragische held die wel tot dit clubje vrienden wil behoren, alsook tot het gezin dat hij heeft geschapen, maar tegelijkertijd van dit alles weg wil. Hij is een dubbelzinnige figuur, niet toevallig cartoonist bij een kwaliteitskrant. 'In een samenleving is de cartoonist een vrijbuiter, iemand die oogluikend wordt toegestaan om commentaar te leveren, maar ook af en toe wordt teruggefloten wegens te aanstootgevend. Ook Georges kan via zijn tekeningen kritiek spuien, maar moet dat binnen de lijntjes doen. Het is een van de vele compromissen die hem verscheuren.'
Dat Georges continu schippert tussen rebellie en lafheid weerspiegelt zich ook in het feit dat hij zijn cartoons ondertekent met een pseudoniem. Kali is niet alleen de afkorting van zijn moeders naam, zij is ook de hindoegodin die zowel de baarmoeder als het graf verzinnebeeldt.
Demon
Van de mythologie achter zijn pseudoniem is Georges zich wellicht niet eens bewust, maar Olyslaegers wist waarvoor hij tekende: Kali houdt zich onder meer ledig met het uitbannen van demonen. 'Ik vind het erkennen van demonen een interessantere manier om naar psychologie te kijken dan via de psychotherapie of de psychoanalyse. Het lijkt me heel aanvaardbaar om te zeggen: ik heb last van mijn zwart beest. Demonen worden nogal snel met onze duistere kant geassocieerd, maar ook redelijkheid kan een kwelduivel zijn. Kijk maar hoe ambitie, zelfs gezonde ambitie, iemand kan leegvreten, met een burn-out als gevolg. Liever dan dat ik dat rationeel tracht te verklaren, beschouw ik dat als een demon die aan je trekt. Ook Georges worstelt bewust en onbewust met demonen.'
In Wij tast Olyslaegers die grens tussen het bewuste en het onderbewuste af. Alleen al door zijn personages continu beneveld of stoned op te voeren, laat hij in het midden of dingen werkelijk plaatsvinden of niet. Verkracht Georges de babysit of niet? 'Omdat lezers een feit heel snel decoderen - noem iets een verkrachting en de lezer ziet meteen een dader en een slachtoffer - laat ik de dingen liever flou. Gebrek aan scherpte leunt ook dichter aan bij hoe wij de wereld aanvoelen.' In die zin is Wij ook een mystiek boek over spirituele initiatie. 'Vreemd genoeg ben ik er nog maar pas achter gekomen, namelijk door interviews te geven, dat het boek een mystieke onderstroom heeft. Tijdens het schrijven ben ik een opziener die achter zijn personages aanholt, maar nu mijn werk tot boek gestold is, begint het mij iets te leren.'
Vuur & vlam
Er laait vuur in dit boek, veel vuur. Om te beginnen speelt het zich af in de hete zomer van 1976. Het is een tijd waarin de hitte ook onderhuids voelbaar is. De vrije liefde tiert. 'Voor mij is opgroeien in een gezin het heftigste wat een mens kan overkomen. Die eerste achttien à twintig jaar van je leven die je samen met een paar mensen doorbrengt, waarin je jezelf ontdekt en tijd en ruimte leert delen, zijn voor mij de belangrijkste jaren in een leven. Als je dan ziet hoe in de jaren 1970 vrije liefde als een virus op dat gezin wordt losgelaten, dan wordt het, zeker in het milieu van Georges, plots de rigueur dat je met partnerruil experimenteert. Het is de tijdgeest, het moet. Iedereen doet het. Als je die zin hoort, moet je al meteen argwaan koesteren.'
Zelf waagt Olyslaegers zich liever niet aan verschillende vrouwen tegelijkertijd. 'Het fascinerende, gruwelijke en spannende aan een exclusieve relatie is dat ze je transformeert. Hoe kan je anders vol ongeloof op een relatie terugkijken: wie was ik toen dat ik met die persoon kon samen zijn?' Transformatie, het is hét kernwoord van zijn roman. In Wij is het een hevige bosbrand - Kali wordt ook de Vurige genoemd - die alles en iedereen transformeert. 'Door een groep mensen een gevecht te laten leveren tegen een gemeenschappelijke vijand, in dit geval een irrationele kracht, kon ik hen zichzelf laten heruitvinden. De brand is als een Pinksterfeest dat het wij-gevoel, dat aanvankelijk enkel op sociale conventies was gestoeld, veel sterker maakt.'
Bang & boos
Wanneer ze met zijn allen de brand te lijf gaan, is Georges daar niet bij. Zijn afwezigheid legt bloot wat iedereen al lang wist: Georges heeft er nooit bij gehoord. Op school leek hij de leider, maar de waarheid is dat hij in de contramine ging om zijn angst te verbloemen. Hij is bang en bijgevolg ook boos op alles en iedereen. 'Georges is bang van zijn eigen bewustzijn. Hij ziet verschijningen, maar in plaats van die tegemoet te treden, projecteert hij er zijn schuldgevoel op. Hij laat toe dat zijn demonen hem verteren.' Georges' angst loopt ook de liefde voor de voeten, want bang als hij is om zijn vrouw te kwetsen, vertelt hij aan anderen wat eigenlijk voor haar is bedoeld.
'Als je dingen onzegbaar houdt, wordt een relatie bijna ondraaglijk. Ik zie dat bij veel koppels: tegen de tijd dat ze wel dingen beginnen te zeggen, is het al te laat.'
Spreekt hier de ervaring? 'Uiteraard! Elk boek is compleet autobiografisch omdat het gestoeld is op een gevecht met mezelf. Niks zo absurd als twee jaar lang aan een boek schrijven, waarbij je de ene dag vindt dat je de slechtste schrijver in het universum bent en de andere dat je met iets belangrijks bezig bent. Die ultieme kwetsbaarheid valt nauwelijks uit te leggen aan wie geen kunst maakt.' Maar het loont, want kunst, zo lezen we in Wij, kan een leven transformeren in een vóór en een na. 'Absoluut. Dat heeft niet eens met kwaliteit te maken. Je kunt met liefdesverdriet in een grootwarenhuis lopen, daar een lied horen dat je anders verschrikkelijk vindt maar waarvan je nu plots het gevoel hebt dat een engel het je voorzingt. Wie een boek leest, zelfs een slecht boek, loopt kans daar niet ongeschonden uit te komen.'
Wij & zij
Olyslaegers noemt de taal een magisch en politiek instrument. Het is geen toeval dat hij in een roman die Wij heet, 'jij' en 'gij' zo expliciet, op een bijna groteske wijze, tegenover elkaar plaatst. Nuchter spreken zijn personages met 'je' en 'jij', dronken met 'gij' en 'u'.
'Het ontbreken van gij wijst op agressie', schrijft hij. Wij en gij niet, het is ook het credo van het Vlaams Belang. 'Nergens noem ik het Vlaams-nationalisme bij naam, maar het zit er wel in omdat elke 'wij' paradoxaal genoeg een uitsluiting impliceert. Dat is een universeel gegeven, alleen worden wij, de Vlamingen, tegenwoordig bijna constant tegenover zij, de Walen, uitgespeeld.'
Ook cyberspace speelt een rol in dit boek. De cyberspace die alles met mekaar verbindt: het wordt door Olyslaegers als bijna iets mythisch voorgesteld. 'Technologie zorgt voor atomisering - mensen sluiten zich met hun i-pod af van de wereld - maar zij maakt Facebook en de daaruit voortvloeiende vriendschappen mogelijk. Wat ik wil zeggen, is dat de wereld ingrijpend aan het transformeren is. Liberale denkers hebben de vrije markt voorgesteld als een beheersbaar, zelfs rationeel gegeven, maar sinds de kredietcrisis zie je niks dan angst, onbehagen en hebzucht. Hoog tijd dus dat we respect krijgen voor wat buiten het rationele valt. Niet dat we nu met zijn allen UFO's moeten beginnen zien. We moeten anders gaan denken. Of nee, we moeten niets. Het is nu al aan het gebeuren, of we dat nu willen of niet.'
Hilde Pauwels
il/pr/02 a
Schrijven is
een heel heftige persoonlijke trip waarvan ik
het einde
niet ken
Zij, Wij, Gij. Zo luiden de drie delen van de nieuwe roman van Jeroen Olyslaegers. Het boek gaat over iemand die aan het wijgevoel wil ontsnappen. Aanvankelijk beseft de man het zelf niet, evolueert hij sluipend. Zoiets beslis je immers niet zomaar, het draait allemaal om dieperliggende drijfveren. Het boek zet al vrij vlug de toon met treffende passages die de gelaagdheid ervan aangeven. Mooi is het beeld op de eerste bladzijde: 'Elke zin die zij uitspreekt, is een beslissing, elk woord een bouwsteen. In mijn kop verkruimelt alles.'
'Die wij moet je ruim bekijken. Het gaat om alle niveaus, zoals het gezin, de vriendschap, de geschiedenis die gedeeld wordt met vrienden, rituelen, gedeelde grappen, gedeelde vrouwen enzovoort', legt Jeroen Olyslaegers uit. 'Dat wijgevoel bezwaart het hoofdpersonage, hij wil ervan af. In het eerste deel van het boek bereidt hij zich voor op de ontsnapping, ook al gebeurt dat niet bewust, het is als een onderbewuste drive. Het gaat dus niet om een drang om er iets anders tegenover te zetten, zoals een vrijheidsgevoel. Wel om zich afzetten.'
Het boek schetst een raak portret van de huidige tijdgeest, ook al speelt het verhaal zich pakweg dertig jaar geleden af. 'Het verhaal zat al langer in mijn hoofd. De jaren zeventig fascineerden mij, toen zat ik zelf in de lagere school. Die periode was tegelijk ongrijpbaar. Als je als kind ziet hoe mensen met elkaar omgaan, projecteer je daar geheimen op. Je vermoedt immers dat je maar de helft weet van wat er wordt gezegd. Het boek speelt zich af in het midden van de jaren zeventig, net na de oliecrisis. De gevolgen van die crisis waren nog heel zichtbaar. Toen had je ook veel vormen van terrorisme, zoals vliegtuigkapingen en aanslagen. Die wereld verschilt niet zoveel van wat er nu gebeurt. Het was al langer mijn ambitie om een boek over het nu te schrijven, bekeken door het prisma van een andere tijd.'
De thema is universeel, de personages zijn heel herkenbaar. Het lezerspubliek van het boek kan dan ook heel gevarieerd zijn. De auteur schreef niet voor een bepaalde doelgroep, in categorieën denken wijst hij af. 'Ik denk absoluut niet in doelgroepen, dat is zinloos. Het gaat erom te kunnen openstaan. Je moet je ogen voor andere werkelijkheden durven te openen. Wat we nu onmiddellijk om ons heen zien, is niet het enige. Er is bijvoorbeeld verbeelding, waarvan heel veel kracht kan uitgaan. We hebben een heleboel werelden in ons. Literatuur is er ook een van. Een boek openslaan kan magisch zijn: je duikt onmiddellijk in een andere wereld. Tenminste, als je het boek goed vindt', mijmert Olyslaegers.
Is het mogelijk je los te maken van het wijgevoel? 'Het hoofdpersonage in het boek laat zich sterk determineren door wat hij als zijn werkelijkheid aanziet, zoals het gezin, zijn vrienden en zijn job. Maar een andere manier van denken is zeker mogelijk. Als tiener reisde ik met het gezin naar Bretagne. Het werd een onderdompeling in de wereld van de prehistorische stenen, een heel intense ervaring. Dat bracht me het inzicht bij dat je ook op een andere manier bij de dingen kunt stilstaan. Niet dat ik er voortdurend mee bezig ben, toch is het iets waarin ik me verder wil verdiepen. Het zintuiglijke boeit me. Ik keerde niet meer naar die plaats terug, maar ik ben van plan dat ooit te doen.'
Met zijn nieuwe roman is de auteur niet aan zijn proefstuk toe, ook al was het even wachten op zijn nieuwe boek. De spanning en onzekerheid van de beginperiode ebden wat weg. Toch blijft het schrijven van een boek een heel intens proces. 'Schrijven is een avontuur. Ik heb intussen wat ervaring met schrijven, dat geeft me meer rust. De afgelopen jaren werkte ik vaak aan scenario's voor theater. Dat is een meer sociale vorm van schrijven, er wordt gewacht op je tekst en daardoor heb je een deadline. Een roman schrijven is iets heel anders. Heel snel voel ik de absurde neiging om het boek in één dag af te werken. Toch gaat het om een leerproces waarbij ik niet noodzakelijk weet waar het zal eindigen. Het gaat dan om een boek in wording waarvan ik zelf iets leer, zonder goed te weten wat dat zal zijn. Ook is me onduidelijk hoeveel afstand ik ervan zal nemen. Het is een heel heftige persoonlijke trip waarvan ik het einde niet ken.'
Door zijn hele werk blijven dezelfde thema's aan hem knagen. 'Er is altijd satire bij wat ik doe. Ik voer een saterspel voor mezelf op, en hopelijk ook voor de lezer. Ik heb aanvaard dat satire voor mij een natuurlijke biotoop is. Een wereld zonder humor is mij ondenkbaar, mensen zonder een humoristische kijk begrijp ik zelfs letterlijk niet. De uitdaging bestaat er voor mij in om in die satire mensen van vlees en bloed te ontwikkelen, mensen die echt pijn hebben en ik hoop dat de lezer zich betrokken bij hen voelt. Het tragische van een mensenleven, gevolgd door een bijna kosmische lach, een lach van de goden, een lach van Hermes, de altijd dubbelzinnige god van de schrijvers en de postbodes, dat heb ik voor ogen.'
'Mijn koppigheid werd soms manisch en daarom verbazingwekkend, maar dat gevoel zullen wel meer schrijvers hebben. Opstaan, herlezen wat je geschreven hebt, niet tevreden zijn, het zelfs rampzalig vinden, en dan weer verder schrijven, toch tevreden zijn, en gaan slapen. Waarna exact hetzelfde proces herbegint. Het is zo absurd als je erover nadenkt. Schrijven is een absurde daad in een absurde wereld. Mijn werk heeft eigenlijk maar één thema. Allicht schrijf ik steeds hetzelfde boek. Inhoudelijk gaat het doorgaans om een individu en de manier waarop die zich tot de samenleving verhoudt, hoe hij zijn eigen plek vindt en kwijtspeelt. In dat grote geheel moeten ook zaken als seksualiteit en relaties een plaats krijgen.'
Jeroen Olyslaegers, Wij, uitgeverij Meulenhoff/Manteau, 256 blz., 22,50 euro.
Herman Jacobs
il/pr/29 a
Eigen volk eerst! Ja, dat vinden wij - progressieve mensen, toch? - heel verkeerd, denken in die termen. En geef ons eens ongelijk. (Behalve... É, o, bálve agget over taal èt èsseg, daddis toevallig wel iet élemaal anders è . Zoals Joël De Ceulaer het in een van zijn columns in dit blad eens, niet zonder ironie, onverbeterbaar heeft geformuleerd: 'Waar dialect gesproken wordt, kan men het sociale weefsel bijna hóren groeien.')
Sociaal weefsel, daar gaat ook de nieuwe roman van Jeroen Olyslaegers over. En over dialect en zo óók, maar daarover straks. Sociaal weefsel, dat een mens geborgenheid schenkt maar dat hij soms ook aan flarden wil scheuren, om zich te bevrijden van die beknellende gemeenschap. Waarna hij vervolgens ontdekt dat totale vrijheid een illusie is. Maar het gaat ook over het totalitaire mannetje met stramme rechterarm in ieder van ons. En over seks en drugs en - nou ja, ABBA dan (het boek speelt in 1976, het jaar van die mythische verzengende zomer).
Drie delen telt Wij , respectievelijk 'Zij', 'Wij' en 'Gij' genoemd. In het eerste deel is Georges aan het woord, politiek tekenaar onder het pseudoniem Kali bij een niet nader genoemde krant die alleen De Standaard kan zijn. Samen met vrouw en kinderen, en een hoop Vlaams-nationalistische bekenden, onder wie zijn beste vriend Fred en diens vrouw Lore, neemt hij vakantie in Spanje. Georges' grote begeerte naar Lore is de eerste schakel in de keten van dramatische gebeurtenissen die zich vervolgens ontspinnen. Na een avond waarop het hele gezelschap zich aan partnerruil waagt, vlucht Georges weg met Nicole, de (hevig linkse) studente die Fred en Lore als kinderoppas hebben meegenomen. In het tweede deel valt dan een dode, en uiteindelijk zal Georges door de gemeenschap verstoten (en doorenige 'vrienden' verraden) worden.
Dat alles wordt met het nodige realisme verteld, met name in de uitstekende dialogen. Maar tegelijk doemt Kali, de Indische godin van zowel dood als (her)geboorte, in enkele (drugs)scènes op. In weer andere scènes moet je veeleer aan klassieke Europese mythen denken: het lijkt er sterk op dat Olyslaegers zijn onfortuinlijke antiheld Georges als een soort anti-Orpheus geeft opgevat. Hij is niet de kunstenaar die een bezielend, levengevend verband weet te scheppen, veeleer lijkt hij een profeet vande scepsis, het zich niet binden.
Olyslaegers is nogal van de grote gebaren, en ook wel van het Mulischprincipe 'Hoezo, "dat kan niet" - het stáát er toch?'. Heel goed, op bleekzuchtig binnenkamerproza zit niemand te wachten, maar ondanks de intelligentie waarmee Wij in elkaar is gezet, vergt deze roman af en toe toch wel enige coulantie van de lezer. Bijvoorbeeld: op zeker ogenblik meent Georges' zoontje Donald 'een stem' te horen. '"Wie zingt er toch hier?" vraagt Donald. "Alles is kapot," lijkt hij te horen, "en iedereen doet alsof ".Donald kijkt om zich heen. Niemand. Komt de stem uit het gras? Is het een stem uit de grond?' Nee hoor - hier is de geest van het verhaal zo gedienstig ons even iets voor te kauwen. Een tikje nadrukkelijk toch wel, dit.
En dan is er de taal. Het zou kunnen dat Wij het reactionaire standpunt kritiseert dat jij een vreemde smetten is, terwijl gij tenminste taal 'van ons' is - juist doordat het hele boek dat 'ons' kritisch tegen het licht houdt: 'wanneer die mannen het woord "wij" gebruiken, bedoelen ze in de eerste plaats "gij niet"', zoals Nicole zegt, die als laatste aan het woord komt. Alleen blijkt dat nergens uit de concrete tekst, en bovendien maakt de auteur op dit punt zelf meer dan eens technische fouten: gegarandeerd niemand in Vlaanderen zei in 1976: 'Ge ziet er niet uit.' Zoals ook gegarandeerd niemand, en dan zéker geen rechtse Vlaams-nationalisten, al het woord 'leuk' gebruikte, en er zijn meer voorbeelden te geven.
Wat maar weer bewijst dat het volmaakte boek niet bestaat. Desondanks is Wij een roman die er staat, en nog wel even overeind zal blijven ook. Interessante lectuur bovendien - een bij romans tamelijk zeldzame kwaliteit.
JEROEN OLYSLAEGERS, WIJ , MEULENHOFF/MANTEAU, ANTWERPEN, 304 BLZ., 22,50 EURO.
31/12/2009
Wij, de derde roman van de Vlaamse theaterschrijver en romancier Jeroen Olyslaegers, bestaat uit drie delen: 'Zij', 'Wij' en 'Gij', woorden die we gebruiken om mensen te groeperen en te verdelen, en om betrekkingen te stichten of op te doeken. Wie 'wij' in de mond neemt, gaat er nl. van uit dat hij of zij iets gemeenschappelijks heeft met de ander. Wie 'zij' zegt, maakt dan weer het onderscheid tussen de anderen en een 'ik' of een 'wij'. En wie iemand 'gij' noemt, zondert die in zekere zin af van zichzelf en de rest. Bovendien hangt de betekenis van 'wij', 'zij' en 'gij' af van wie die woorden uitspreekt. In die zin zorgen ze voor steeds wisselende en instabiele allianties, met alle gedeelde verhalen en geheimen tot gevolg.
Een van die allianties is het gezin, de uitvalsbasis van Georges, de centrale figuur in Wij en ik-verteller in het eerste deel van de roman. Het boek opent in de gezinssfeer, met Georges die zich staat te scheren terwijl hij buiten zijn kinderen Donald en Hilde hoort spelen en een gesprek voert met zijn vrouw Katrien. Het is de zomer van 1976, waarin Europa gebukt gaat onder een legendarische hittegolf. Al op de tweede pagina wordt het perspectief verbreed naar die grotere geschiedenis, die Georges ? cartoonist bij een krant die bijna failliet is gegaan ('De Standaard', zo kunnen we uit de context afleiden) ? ter ore komt via de autoradio. Er wordt o.m. verwezen naar de kaping van een vliegtuig door "een groep extreem-linkse gekken" (in werkelijkheid Palestijnen), en naar de troebele weergave daarvan in de media: "Wij zijn ten prooi gevallen aan iets wat tussen ons en de wereld in is komen te staan." De lezer is dan al gewaarschuwd dat de roman in het teken zal staan van de leugen.
Nadat Olyslaegers in het eerste hoofdstuk de hitte in Vlaanderen heeft opgedreven, laat hij Georges en zijn gezin arriveren aan de Costa Brava, op een berg met villa's waarin hij en zijn vrienden zullen verblijven. De scène baadt in een omineuze sfeer, met een onweersbui, blaffende honden en rondcirkelende gieren. De aankomst wordt bovendien meteen gedrenkt in alcohol, die op een constant hoog peil gehouden wordt tijdens de hele reis en voor een licht ontvlambare atmosfeer zorgt. De berg fungeert bij dat alles als een schouwtoneel (een "schoon decor" volgens Lore, de vrouw van Fred), dat in zijn beslotenheid ook een afspiegeling vormt van de grotere wereld: "'Zie ons hier zitten,' lacht Fred, 'opgesloten in een kooi aan de Costa Brava'", nadat de flamingant Flor het (Vlaamse) volk heeft vergeleken met een "volière vol vogels van diverse pluimage". (Iedereen in de groep heeft overigens wel een band met de Vlaamse beweging, inclusief de eenzelvige Georges.)
Een groot stuk van het eerste deel bestaat uit dialogen die vaak hilarisch zijn in hun banaliteit, maar waaronder ook een hele onderstroom van gedeelde geheimen schuilgaat. Af en toe komen we wat over het verborgen leven en verleden van de personages te weten, elders wordt de lezer die kennis ontzegd. Zo vernemen we in het eerste hoofdstuk al dat Georges en Lore wat met elkaar hebben, maar wordt voorlopig nog niet expliciet verteld dat Georges al eens agressief is. Het 'hele' verhaal lijkt wel in stukjes te zijn geknipt die een onvolledige montage vormen; nu eens wordt de lezer betrokken bij de allianties die de personages onder elkaar smeden, elders wordt hij veroordeeld om een 'gij' te blijven.
Langzaamaan leren we meer en meer personages kennen: naast Georges en Katrien en Fred en Lore, bevinden zich onder de reizigers ook de koppels Karen en Guido, Nathalie en Koenraad, Flor en Daniëlle, en Roland en Ingrid. Daarnaast zijn er Adriaan, handelaar in damestassen, en Nicole, de 'communistische' kinderoppas van Fred en Lore. De Vlamingen die op de berg wonen zijn de eenzame Marguerite en haar broers Vic (getrouwd met Carla, vader van Lode, Geronimo en Hermano) en Max (discotheekeigenaar en oprichter van een radiozender). Al die personages zorgen voor een vermenigvuldiging van betrekkingen, die culmineert in een spel waarbij de gasten (zonder Ingrid en Flor) een soort partnerruil houden, waarvan de lezer pas later mondjesmaat iets concreets te weten komt.
Naarmate het boek vordert, lijkt de benevelde Georges zich verder en verder van de groep en hun realiteit te verwijderen. Dat uit zich o.m. in twee hallucinante scènes waarin hij in zijn villa geconfronteerd wordt met zijn oud-leraar Grieks Pater Verbruggen, die een geheim van metafysische orde lijkt te herbergen. Zo vertelt hij Georges o.m. het volgende: "Er is geen uitweg, Sjors. Ziedaar mijn antwoord. Wij leven samen, wij sneven alleen." Uiteindelijk vlucht een stomdronken Georges uit de villa om aan de ruïne op de berg te belanden, waar hij ? zonder het zelf te beseffen ? met Nicole heeft afgesproken. Samen met het meisje neemt hij lsd, waarna zijn deuren van de waarneming lijken te worden geopend. Wat er echt gebeurt in deze apocalyptische scène wordt nooit helemaal duidelijk, maar aan het einde van het eerste deel steekt Georges alleszins met een sigaar de berg in brand.
Het tweede deel ? 'Wij' ? bestaat uit vijf hoofdstukken, die verteld worden door de ogen van Vic, Fred, Katrien, Georges en Max, van wie we naast stukken uit hun verleden ook hun versie op de actuele feiten gepresenteerd krijgen. De brand slaat met een demonische kracht om zich heen, terwijl iedereen zich rept om meester over de situatie te worden, en Georges als een waanzinnige visionair door de vlammenzee dwaalt (hij wordt één keer gezien door Carla, terwijl hij de honden uit Vics kennel bevrijdt en achter ze aanloopt). Vic, Fred en Max zien in de brand meteen ook opportuniteiten om de banden die de 'wij' op de berg hebben gesmeed nog verder aan te halen: "Dit stuk land is nu van ons. De hele berg, denkt Fred." Wanneer het vuur als bij wonder plots uitdooft, blijkt de brand vooral het Vlaamse groepsgevoel te hebben aangewakkerd, en wanneer Georges uiteindelijk terugkeert, worden alle verdenkingen die er op zijn schouders rusten gewoon verzwegen. De mannen in de groep werken in het bijzijn van de haast apathische Georges een plan uit om een "vriendschapscoöperatieve" op te richten die de naam 'Wij' krijgt, en die zich zal richten op de immobiliënmarkt.
Het logo wordt, uiteraard, een leeuw ("een universeel symbool", meent Fred), en zal ontworpen worden door Georges. Wanneer Max die jeugdig ogende en olijke leeuw te zien krijgt in het laatste hoofdstuk uit het tweede deel, merkt hij op dat hij opvallend veel op Georges lijkt. 'Wij', zo lijkt de cartoonist beter te beseffen dan de rest, is in wezen een reductie van de anderen tot de orde van wie dat woord uitspreekt ("Taal rondt af naar beneden; wat een bot instrument", overpeinst Georges ergens). Voor Georges is de sociale orde echter allang afgebrokkeld, en hij ziet alleen nog maar de heimelijke leugens. Wanneer de vriendenclub ingehuldigd wordt in Max' discotheek, volgt het onvermijdelijke geweld: Georges is uitzinnig, slaat de charmezanger Freddy Lion met een staaf een oog uit, en scheldt de aanwezigen uit voor collaborateurs en hypocrieten. Aan het einde van het tweede deel zet Katrien de handtekeningen om Georges op te laten nemen in een "zothuis".
Hoe het Georges sindsdien vergaat, lezen we in het korte laatste deel ? 'Gij' ?, waarin resp. Georges' zoon Donald, Katrien en Nicole zich richten tot de afgezonderde 'gek', die letterlijk buiten de gemeenschap is geplaatst. Donald stelt Georges' verhaal bovendien in een globaler perspectief: "Wij en Europa ? die twee woorden kunnen niet samen gebruikt worden in een zin, tenzij met een ontkenning erbij. Het enige wat ons bindt, is de stank van vervlogen kansen, de putgeur van hypocrisie." Uit de verwijzingen naar o.m. de burgeroorlog in Joegoslavië kunnen we afleiden dat het 1995 is, en in de brief van Nicole lezen we o.m. dat Flor tegenwoordig wordt beschouwd "als de grootste denker van een partij die zich nog meer verraden voelt dan de rest van de slachtoffers waar dit land zo in zwelgt."
De manier waarop ik Wij hierboven heb naverteld, doet niet helemaal recht aan de complexiteit van de roman, die een web vormt van talloze verhalen en leugens, en bovendien bol staat van de interne spanning. Zo gebruikt Olyslaegers voortdurend cinematografische technieken als montage en ellips om allerlei geheimen weg te knippen en plots in te lassen, én om te laten zien dat ook het leven van zijn personages cinema is. Bovendien wordt ook de roman zelf af en toe als verbeelding (van de schrijver?) ontmaskert: "Ze strekt haar armen uit. Schokkerige beelden. Tientallen armen zijn het. Als in een film. Bestaan zulke effecten al in 1976?", zo lezen we bij het visioen dat Georges op de berg beleeft. Daarnaast zijn er de talloze echo's en subtiele (talige) dwarsverbanden tussen passages, die het boek iets onoverkomelijks geven en de lezer voortdurend doen vermoeden dat er meer links zijn dan hij kan zien.
Bovendien blijkt de tekst een hele intertekstuele onderwereld te hebben, met expliciete verwijzingen naar o.m. Dante, maar ook veel geniepigere referenties. Waar Olyslaegers bij Open gelijk een mond vergeleken werd met Louis Paul Boon (die overigens ook hier rondwaart, o.a. in de vele maskers en in het feit dat Georges zichzelf "seismograaf" noemt), lijkt hij in Wij vooral in het vaarwater van Hugo Claus te schrijven. Dat heeft niet alleen te maken met de aan Het verdriet van België herinnerende scène over het ontzag van Flors vader voor de "schone uniformen" van de Duitse soldaten, maar vooral met de clausiaanse mythologische laag die Olyslaegers in zijn roman inbouwde.
In een interview in de 'Literaire lente'-bijlage van 'De Standaard' stond al te lezen dat Kali, het pseudoniem dat Georges als cartoonist gebruikt, niet alleen de afkorting is van zijn moeders naam, maar ook "de hindoegodin die zowel de baarmoeder als het graf verzinnebeeldt". Kali duikt meermaals in de roman op, in de vorm van subtiele verwijzingen, en als blauwe 'heks', met een snoer van aan elkaar verbonden schedels rond haar nek en een bloedrode tong. De lezer kan in deze figuur de verzamelde demonen van de personages herkennen, een monster dat Georges confronteert met de peilloosheid van het 'kwade' dat achter hun geheimen schuilgaat. Daarnaast lijkt de godin een primitieve natuurkracht te vertegenwoordigen (misschien hebben de dierennamen in de titels van de hoofdstukken uit het eerste deel ook daar mee te maken?), een eenheid van lust en destructie, van het ene en het andere, van wij en gij.
Een Omvattende Waarheid schuilt er achter die mythologie echter niet, wel een projectie van Georges, een figuur die overigens in verschillende gedaantes terugkeert: als de 'heks' Marguerite bv., of in het verhaal van vrouw Holle waar Georges op alludeert (hij vertelt aan zijn zoon een verhaal over de "heks in de berg"). Georges beseft overigens ook zelf dat hij geen visionair is, die het kwade in de ogen heeft gekeken: "Laat je niet afleiden door het wemelen van die visioenen die worden geprojecteerd. Worden geprojecteerd? Nee, die jij projecteert. Kijk recht door dat overgewaardeerde drama van draken en ridders, van stollende beelden en trillend glas, van lange tongen en hevig blauw. Dat heeft toch niets met jou te maken, met wie je echt bent? Kijk dieper en stop ermee jezelf voor de gek te houden."
Die voortdurende paranoia over wat er verborgen gaat achter het zichtbare, maakt van Wij een bijzonder intense roman, waarin de lezer als het ware wordt opgeslokt door zijn eigen onderstromen. De leugens en geheimen van het individu worden bovendien voortdurend gelinkt aan de ruimere wereld en aan een specifiek Vlaamse geschiedenis. Het laatste deel doet door de afstand in de tijd tot de rest van het vertelde en de wat explicitiere toon misschien wat af aan de broeierige compactheid van de roman, maar ook op het einde van het boek blijf je ? o.a. door het vertelperspectief ? twijfelen aan wat nu waar en vals is. Samen met de uitgekiende compositie, de suggestieve stijl en de raadselachtige ambiguïteit van bijna alles wat je leest, zorgt dat ervoor dat de roman je ook lang na het lezen nog blijft bespoken. [Koen Sels]
Christophe De Mulder
i /un/08 j
'Wij' speelt zich af in de bloedhete zomer van 1976, wanneer een hittegolf zich als een wollen deken over Europa vlijt. De warmte straalt van de eerste pagina's en gonst zowel in het hoofd van de personages als dat van de lezer, wat een herinnering oproept aan de gebruikte schrijfstijl in 'Jaloezie' van de Franse auteur Alain Robbe-Grillet.
Ondanks de hitte trekken het hoofdpersonage Georges en zijn vrouw Katrien met hun kinderen en een vriendengroep naar het nog warmere Spanje. Terwijl de vrienden hun dagen aan de Costa Brava doorkomen door te zonnen en te drinken aan het zwembad, en te praten over alles en niks, leert de lezer langzaamaan de ruwe kantjes van de verschillende protagonisten kennen. Niet veel later komt Georges door de hitte en de drank in een negatieve spiraal van verraad terecht, die hem pijlsnel volledig doet ontsporen. Alles wat er mis kan lopen, loopt ook mis.
Olyslaegers is een meester in het creëren van een dubbele sfeer. De lezer maakt continu een moeilijke evenwichtsoefening tussen medelijden met het hoofdpersonage en de afkeer voor zijn daden. Op die manier word je de hele tijd heen en weer geslingerd tussen een beklemmend gevoel van onbehagen en de nieuwsgierigheid om te weten hoe het verhaal zal aflopen.
'Wij' is het relaas van een man die door een samenloop van omstandigheden ronduit krankzinnig wordt, en de gevolgen dat dat heeft voor de mensen die zich zijn vrienden noemen. Een tour de force die Jeroen Olyslaegers zonder de minste problemen tot een goed einde brengt.
Wij, Jeroen Olyslaegers,
Meulenhoff/Manteau, 300 p., ? 22,50
Peter Bosma
De roman is verdeeld in drie delen (zij, wij, gij) en gaat over dolende dertigers. De schrijver hanteert spreektaal, met veel dialogen en subjectieve impressies in gedachtestromen. Het vertelperspectief ligt voornamelijk bij George, een cartoonist bij een Vlaamse kwaliteitskrant die zware tijden doormaakt. Samen met zijn vrouw Katrien en hun twee kinderen gaan ze op vakantie tijdens een warme zomer, gesitueerd in de jaren zeventig. Het gezin reist naar Spanje om daar enkele weken in een villadorp door te brengen. Hun gezelschap bestaat uit vroegere klasgenoten van George. De roman observeert nauwgezet het alledaagse leven van drie bevriende echtparen en een oppasmeisje. Sociale spanningen stijgen, met veel kindergedrein en erotische wisselwerkingen, overgoten en versterkt door overmatig drankmisbruik. Lome landerige dagen vullen zich met eindeloos gebabbel. Het is bijna een literaire variant van Big Brother. Een gedetailleerd verslag van een benauwende leefwereld, bevolkt met niet heel uitzonderlijke mensen die moeite hebben dit te accepteren en die verdoving zoeken in drank en flirt. De Vlaamse schrijver (1967) schreef ook toneel. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.