Jouw huid : roman
Jeroen Theunissen
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff/Manteau, 2008 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 2706 |
Jeroen Versteele
em/ov/05 n
Van deze tweede roman van Jeroen Theunissen (°1977) word je niet echt vrolijk. De Duitse universiteitsdocent Horacio Gnade, nochtans niet slecht bedeeld met vrouw, dochter en maîtresses, worstelt met een knoert van een midlifecrisis. Onmachtig om nog enige zin te onttrekken aan zijn welgestelde leven aan de rand van het Zwarte Woud, neemt hij al zijn spaargeld op en verdwijnt hij in de anonimiteit. Als een ontsnapte misdadiger, opgejaagd door zijn familie en collega's, vlucht hij naar Parijs en naar Patagonië, op zoek naar iets van emotie.
Wij zijn doodziek, lijkt Theunissen te suggereren met de openingsscènes, waarin hij zijn apathische hoofdpersonage laat verdrinken in de onbenulligheid van zijn sociale contacten. Tijdens het spreekuur ontmoet hij passieloze studentes, etentjes met vrienden draaien uit op pocherige discussies over nietszeggende reiservaringen, met zijn vrouw komt hij niet verder dan "Waar is Suzanne?" "Ze is gaan spelen." "Is ze gaan spelen?" "Ja." Samen met Gnade zink je als lezer weg in hopeloze, algehele afkeer. De spiegel die de auteur ons voorhoudt, is soms net iets te veel een parodiërende lachspiegel, meer dan dat hij een echt ongenadig juist beeld van onszelf reflecteert. De überburgerlijke, truttige personages met wie Gnade te maken krijgt, daar zou je ook zonder depressie van wegrennen.
Het tweede en vooral het derde deel van het boek beschrijft echter prachtig gedetailleerd de helletocht van de verdoofde man die zichzelf al rondflanerend uitgomt, letterlijk wegcijfert. "Als ik dan toch redding nodig heb, ligt die misschien in het schaamhaar van een jonge vrouw", zo vermoedt hij op een cruciaal moment in het verhaal, wanneer hij zich voelt afglijden naar de afgrond en zoekt naar houvast in de armen van zijn reismaatje. Maar het enige wat Gnade nog echt voelt als hij het vastgrijpt, is het ijzer van prikkeldraad of het lemmet van een mes.
Mark Cloostermans
em/ec/26 d
'In de klassieke tragedie kon en moest een held op wie een bepaald tragisch lot rustte, strijden tegen die onontkoombare bestemming,' herinnert Horacio Gnade, hoofdpersoon, zich. 'De vrijheid van de held lag in de poging, in de beslissing om ondanks alles [...] te strijden.'
Helaas leeft Horacio Gnade in 2007 en in Europa. Dit is noch de plaats noch de tijd voor tragedie. Wij bevinden ons in het tweede deel van de geschiedenis. Theunissen parafraseert Marx: 'De geschiedenis voltrekt zich dus twee keer. Eén keer serieus en één keer als klucht.' (Een citaat dat onlangs ook al opdook in Contrapunt van Anna Enquist.)
In de aanloop van de roman lijkt het erop dat Horacio best kan leven in zijn gouden kooi. Hij toont zich trots op zijn normaliteit: 'Hij is altijd neutraal, onpartijdig en ongevaarlijk geweest, een cultuurconsument uit de middenklasse.' Niettemin gaat het fout. Horacio verlaat vrouw en kind, zonder boe of ba, voor een zwerftocht die hem al zijn spaargeld kost. (Een plot, overigens, die sterk lijkt op Fake, de debuutroman van Viktor Frölke. Bestaat er dan toch zoiets als tijdgeest?)
Peso's
Een vorm van vermoeidheid bestaat uit drie lange hoofdstukken. In het eerste, 'Een normale man', wordt Horacio voorgesteld. We krijgen een (ongemakkelijk makend, want herkenbaar) beeld van zijn gezinsleven, zijn carrière, de feestjes die hij bezoekt. Het tweede hoofdstuk, 'Op reis', is perfect vergelijkbaar met Fake: een eerder zapperig opgetekend reisverslag, waarin ontmoetingen met kleurrijke weirdo's voor de couleur locale zorgen. In het derde hoofdstuk, met de onheilspellende titel 'De idealen', dreigt Horacio's leven zowaar weer in een bepaald spoor te vallen. Hij reist naar Patagonië en knoopt daar relaties aan met de mooie Valeria. Zij maakt een documentaire over een lokale stam die wordt bedreigd door een multinational. 'Indiaantjesromantiek', beseft Horacio maar al te goed, maar hij werkt toch vriendelijk mee aan het project en raakt zelfs zijdelings betrokken bij 'de strijd'.
Je zou kunnen zeggen dat Horacio zoekt naar iets om enthousiast over te worden. '...een enthousiast persoon is volgens de etymologie iemand die bewoond wordt door de geest van een god en er is - uiteraard - geen god, en dus geen reden voor enthousiasme. En is niet enthousiasme medeverantwoordelijk voor de misdaden van de vorige eeuw?' Vindt hij een bron van enthousiasme? Het lijkt er niet op. Zelfs in zijn relatie met Valeria blijft Horacio een emotieloze robot: iemand die 'ik ook van jou' antwoordt, omdat dat nu eenmaal in het scenario staat.
Een catharsis gunt Theunissen zijn held/lezer dus niet. Het boek eindigt op het moment dat Horacio's spaargeld op is. In de hoofdstukken twee en drie zie je het bedrag geleidelijk slinken: 'Hij heeft - hij is - nog 1680 peso, daar gaan er straks 60 af voor de garagist. Hij heeft - hij wordt - steeds minder.' Als Horacio helemaal is uitgekleed, laat zijn schepper hem in de steek.
Blijven vallen
Een imago is soms verontrustend snel gecreëerd. Theunissen schreef in 2004 een pleidooi voor 'kritische en gevaarlijke' literatuur; even later werd hem door de Volkskrant een 'gevaarlijk talent' toegedicht. Daarmee is uiteraard het hek van de dam: op de flappen van deze nieuwe roman ronken de perscitaten over evidenties die op losse schroeven komen te staan of over 'ongetemde literatuur'.
Toch gaapt hier een kloof tussen ambitie en resultaat. Een vorm van vermoeidheid is geschreven met een steile ambitie. Horacio is een Elckerlyc-figuur, zijn queeste naar enthousiasme een extrapolatie van onze samenleving zonder Grote Verhalen. Theunissen kaart niet zomaar een probleem aan; hij wijdt er een hele roman aan. Er is geen sprake van dat hij een nieuwe illusie creëert, of zelfs maar een begin van een oplossing aanraakt. Zijn personage valt en blijft vallen.
Dat je dit snel snapt, haalt de spanning uit de roman. Er staat niet echt iets op het spel, omdat alles al verloren is op bladzijde tien. Het leesplezier zit hem dan nog alleen in de glasheldere beschrijvingen en de stilistische parels. Zoals: 'een kiezelharde blik', een boomblad dat 'spartelt door de lucht', een vrouw die nét niet 'schuwlelijk' is ('maar ze doet naarstige pogingen in die richting'), het schuim op een glas cava dat 'knispert als brandend papier', of een zin als: 'Een sprakeloze vreugde, als een vangnet, valt pardoes over hem.' Een uitstekend gecomponeerde zin is dat, vooral door de toevoeging van 'pardoes'. Nee, er valt niet aan te twijfelen dat Theunissen kan schrijven, maar er gaat weinig spanning uit van een kruitvat zonder lont.
31/12/2009
Horacio Alger, het hoofdpersonage van Een vorm van vermoeidheid, de tweede roman van de Vlaamse schrijver Jeroen Theunissen (geb. 1977), is een "normale man". Dat wil zeggen: hij houdt er een vage conceptie op na van wat de norm is en probeert zich daarnaar te schikken, wat inhoudt dat hij zich meestal beperkt tot een gelaten instemming met zijn omgeving. De jonge dertiger is opgegroeid in Argentinië, en is tijdens zijn studies in Europa beland. Nu werkt hij als literatuurwetenschapper, gespecialiseerd in het werk van Borges, in een Duits universiteitsstadje, waar hij samen met zijn vrouw Birgid en dochter Susana een geborgen leven leidt. Toch is dat niet alles. "Hij is een normale man", zo luidt de eerste zin van het boek, "maar heeft nu eenmaal chaos in zich. Hij ook, hij beseft dat, dus moet hij opletten voor romantiek. Hij moet zich verweren tegen overdreven hoop, tegen metafysica, tegen het irrationele."
In het eerste deel van de roman ('Een normale man') geeft Theunissen een ironische schets van Horacio's omgeving. Dat doet hij o.m. aan de hand van dialogen tussen de cultureel onderlegde kennissen van Horacio en zijn vrouw, die beladen zijn met platitudes als "De mens is een complex wezen". In een observerende stijl ontmaskert Theunissen ook het been there, done that van de hedendaagse wereldburger. Tegelijk zet hij daarbij kanttekeningen bij het cliché van de complexe geglobaliseerde wereld, die zo zijn eigen ordeningsmechanismen kent. De vrienden van Horacio en Birgid eten "wokgroentjes uit China", praten over hun reizen naar Zuid- Afrika, India en Japan, discussiëren over Zuid-Amerikaanse politiek. Globalisatie betekent hier niet zozeer dat het westerse wereldbeeld steeds meer verstoord wordt door vreemde elementen, maar houdt net een domesticatie van het vreemde in. De traditionele grenzen zijn met andere woorden niet vervaagd, ze zijn alleen maar verlegd naar de randen van de wereld.
"Toerisme", zo staat er, "is het einde van de romantiek": de schijnbare grenzeloosheid heeft ook zo zijn gevolgen voor het verlangen. De overdreven hoop, de metafysica en het irrationele druisen dan wel in tegen Horacio's normaliteit, ze zijn ook geïncorporeerd in zijn ordelijke wereld. De universiteitsstad waar Horacio woont, blijkt Tübingen te zijn, waar de romanticus Hölderlin, "de gek geworden dichter", het laatste deel van zijn leven doorbracht. In Horacio's tijd is de stad verworden tot een toeristische trekpleister: "Hij ziet de torens, tussen historische gevels gevangen, een fris en prachtig fotokiekje, een souvenir uit een opgepoetst verleden, al was het uitzicht, schijnt het, ten tijde van Hölderlin vrijer." Wat er van de 'ongetemde' romantiek overblijft, is dus een parodie, die het verlangen echter niet helemaal kan uitdoven.
Iets gelijkaardigs gaat op voor Horacio, die als volgt wordt omschreven door de ogen van zijn echtgenote: "Wanneer hij slaapt, kijkt ze naar zijn brede, op het maniakale af symmetrische gezicht. Links rond zijn mondhoek ligt ? de enige breuk in die symmetrie ? een streng ironisch trekje." Het is de automatische ironie van iemand die elke romantische reflex al herkent nog voor hij tot uiting kan komen. Het onbekende en bevreemdende zijn dan wel gemeengoed geworden, in kaart gebracht door de rede en de commercie, maar ook hier geldt dat die ordening slechts andere uiterste grenzen inhoudt, dat het sublieme alleen maar is verplaatst naar god-weet-waar. De ironie wijst tegelijk op het voortbestaan van de romantiek.
Horacio's orde wordt verstoord wanneer hij plots een dwingende, oncontroleerbare opstoot van verlangen voelt. De afstandelijke toon maakt dan plaats voor weelderigheid: "Ook een jonge vrouw, niet veel ouder dan die studente zo-even, keert kort haar heldere gelaat naar hem toe en haar gezichtje glundert in de lucht, lange koperen lokken spelen rond haar hoofd als lome guirlandes tijdens een traag feest." Horacio achtervolgt haar door het oude centrum, langs de monumentale restanten van de romantiek, tot ze uiteindelijk in een huis verdwijnt. Wanneer hij haar later voor een tweede keer ziet, achtervolgt hij haar opnieuw, en terwijl ze in het gras ligt, legt hij een bloem tussen haar vingers.
Pas dan wordt de bedreiging concreet: niet zozeer de seksuele aantrekkingskracht op zich tast zijn normaliteit aan ? Horacio heeft zijn vrouw al meermaals en zonder al te grote problemen bedrogen ? , maar wel de irrationele romantische geste. Vanaf dan raakt Horacio in de war, en slaat zijn hopeloosheid om in wanhoop. De normale man, die nooit echt dronken is geweest, trekt er 's nachts op uit met een fles Port, en takelt twee jongens toe. Niet veel later verlaat hij vrouw en kind, zonder juist te weten wat zijn doel is. Hij neemt al zijn spaargeld op, geld dat tot dan de structuur vormde van zijn telbare bestaan. Zijn financiën zal hij als in een aftelrijm opsouperen, in de blinde hoop, zo lijkt het, dat hij iets echts zal aantreffen onder de structuur van zijn geldelijke waarde.
In het tweede deel van de roman, 'Op reis', lezen we in enkele bewust kortademige pagina's hoe Horacio o.m. in Bulgarije, Zweden, Ierland, Normandië en Parijs belandt. Af en toe vindt hij iets wat lijkt op rust, maar een volkomen nulpunt bereikt hij nooit. Wanneer hij nog bij zijn vriend Hänschen in Duitsland is, lezen we: "Hij kijkt naar de muggen die zich rond de lamp hebben verzameld en die zich verbranden als ze er te dicht bij komen." Vanaf dan leest Een vorm van vermoeidheid als een opeenvolging van Horacio's mislukte pogingen om een definitieve vorm van vermoeidheid te vinden. Zijn tragische queeste is gedoemd te mislukken: het enige wat hij kan bereiken is immers een vorm van vermoeidheid, en niet de absolute, buitenwereldse lethargie. De wanhoop die dat teweegbrengt, wordt o.a. vormgegeven in enkele meeslepende passages waarin Horacio door de straten van Parijs dwaalt. We krijgen niet veel meer te lezen dan een opsomming van straatnamen en plaatsen die de lezer vooruitstuwt, maar ook elk gevoel van oriëntatie doet verliezen. Op een gelijkaardige manier, door middel van o.m. subtiele vooruitverwijzingen, leidt Theunissen de lezer naar het einde van de roman. Het op drift zijn van Horacio wordt zo ook weerspiegeld in een dwingende vorm, waardoor ook de lezer schippert tussen verlossing en de onmogelijkheid daarvan.
In Parijs belandt Horacio bij de zussen Julie en Aurélie, waarvan de eerste Horacio's crisis onbewust in een historisch perspectief stelt. Haar bezigheden als shit artist (ze boetseert figuurtjes van stront) legitimeert ze als volgt: "Vanaf het begin van de twintigste eeuw [...] verlieten de beeldende kunsten definitief het ideale (God, schoonheid, het sublieme) en evolueerden via het interessante, het conceptuele naar het vermarktbare tout court." Wat later parafraseert ze Marx: "De geschiedenis voltrekt zich dus twee keer. Eén keer serieus en één keer als klucht. De eerste keer is een tijdje voorbij en nu we zover zijn, heb ik mijn conclusie getrokken." Ook Horacio's reis is zo'n klucht, maar dan een waaruit de tragiek niet verdampt is: tot aan het einde van de roman blijft hij een toerist ? de vermarkte vorm van de reiziger ? in een wereld die al evenzeer tot in de diepste uithoeken vermarkt is.
Dat weerhoudt Horacio er niet van om, in het laatste en langste deel van de roman ('De idealen'), toch die uithoeken op te zoeken. Dat zijn bestemming Patagonië is, het zuidelijkste deel van Argentinië en dus bijna letterlijk het einde van de menselijke beschaving, voegt alleen maar toe aan zijn hulpeloosheid. Ook Horacio zelf lijkt dat te beseffen: "Patagonië heeft altijd symbool gestaan ? dat weet hij ? voor enerzijds een bestaande, geografisch te situeren plek en anderzijds ? als terra incognita ? voor een uit de wolkenwereld van de geest neergedaald, amper realistisch projectiescherm." Argentinië is echter ook het land waar Horacio opgroeide, waar hij een steen tot vriend maakte en die in de ruimte wou lanceren. Die aandoenlijke anekdote staat in schril contrast met de plannen van miljonair Robbie King, die de onbereikbare kosmos voorgoed op consumentenmaat wil snijden door commer-ciële ruimtevluchten in te lassen. Het is die volwassen wereld die Horacio vergeefs wil ontvluchten; zijn vlucht is m.a.w. ook een soort regressie.
Nadat Horacio in Buenos Aires de jonge vrouw Valeria heeft leren kennen, en met haar enkele bijna-romantische momenten beleeft, trekt hij alleen naar het uiterste zuiden, waar hij ? opnieuw bijna ? in de buurt komt van de verlossing. Theunissen grossiert hier in uitvoerige, prachtige beschrijvingen van de weerbarstige, nagenoeg lege natuur. Even krijgt Horacio zelfs een glimp te zien van de "Patagoonse magie", en lijkt het of hij een tastbare vorm van vermoeidheid in handen heeft: "Er blijft over: een niets, een zeer tastbaar niets. De geruststellende en beangstigende leegte, die muur van leegte, is zowel een vloek als een opluchting. Het woord 'lethargie is accurater: Patagonië maakt lethargisch, put uit, en die lethargie is de magie." Tijdens een bergwandeling zuigt de afgrond hem aan, maar helemaal toegeven aan die tiefe, tiefe Ewigkeit doet Horacio niet. Hij "kijkt naar die witte massa van een woeste schreeuwerige bergstroom verschillende meters onder zich, die hij even, en seconde of zo, wil zien stilvallen. En hij reist verder."
Uiteindelijk reist Horacio ? nog steeds achtervolgd door berichten van zijn vrouw, dochter en moeder ? terug naar Valeria, die een documentaire wil draaien over de Mapuche-indianen, waar ze zelf toe behoort en van wie het oorspronkelijke territorium is overgenomen door de multinational Grosso (in het echte leven Benetton). Het relaas, dat ondersteund wordt met heel wat historisch feitenmateriaal, maakt schrijnend duidelijk hoezeer ook het ma-gische Patagonië in kaart is gebracht door de wereldeconomie. In confrontatie met Valeria wordt bovendien duidelijk dat de zogenaamde 'nuance' en 'objectiviteit' van Horacio misschien wel een exponent zijn van die orde. Daartegenover staat echter dat Valeria's holistische gedachtegoed en revolutionaire esprit een parodie lijken op de revolutie van Ché Guevarra, de held van Valeria én van Horacio's moeder, en een van de terugkerende motieven.
Wanneer Horacio zich samen met enkele actievoerders verzet tegen het feit dat een lapje grond van de Mapuche verkocht zal worden aan buitenstaanders die er o.m. rafting (!) willen organiseren, lezen we: "In feite is het, ondanks alle grote woorden, een prachtige dag. Het resultaat is dat de strijd meer op een zomerse picknick onder gezellig alternatief volk lijkt dan op een strijd." Uiteindelijk treft Horacio alleen een kluchtige "indiaantjesromantiek" aan. Toch blijft de wanhoop hem ook aan het einde wijzen op iets anders. Net voor hij de laatste vier of vijf peso in het gras laat vallen, klaagt Horacio: "Waarom heeft hij zich zo ingespannen om alles zinloos, betekenisloos te vinden? Waarom? Waarom heeft hij zich zo ingespannen om alles zo zinloos, zo betekenisloos te vinden?" In de context van deze roman heeft zijn gejammer niets pathetisch of ironisch meer.
Dat Theunissen die ironie kan smoren, maakt van Een vorm van vermoeidheid een even hoopvolle als wrange roman. Ook de schrijver zelf lijkt te worstelen met een behoefte aan iets reëels, aan een nieuwe grond voor hoop en politiek engagement. Die worsteling uit zich vooral in een stilistische strijd tussen afstand en betrokkenheid. Het resultaat is tragikomisch in de volle zin van het woord: de roman wekt geen sussende 'lach en een traan' op, maar het wanhopige gegrinnik dat daartussen ligt. Daarnaast laat Theunissen ? doordat hij psychologie, filosofie en maatschappij laat samenkomen ? zien dat de alledaagse realiteit van het individu zich niet afspeelt in een historisch of ideologisch vacuüm. Dat alles maakt van Een vorm van vermoeidheid niet alleen een frappant actueel portret van een generatie die moe is van zijn eigen ontnuchtering, maar ook een rijke, paradoxale roman over het verlangen. Door de meeslepende vorm en de bijna schizofrene stijl is het ten slotte een van die zeldzame boeken die ook echt een fysieke impact hebben op de lezer. [Koen Sels]
Drs. H. Griffioen
Derde boek van de Vlaamse germanist (1977). De dertiger Horacio Gnade breekt met een leven waar velen voor zouden tekenen: universitaire carrière, vrienden, minnaressen, een dochtertje, een lieve echtgenote/huidarts. Maar er schort iets aan zijn comfortabele bestaan. Een signaal daarvan is mogelijk de rugpijn op een plaats waar je vleugels verwacht. Een operatie volgt. Bij thuiskomst denkt Horacio aan zijn puberjaren toen hij zich verwondde om pijn te voelen. De leegte treft hem in al zijn volheid. Hij mishandelt twee jongens. Hij bespioneert een vrouw. Dan verdwijnt hij naar Parijs en Patagonië. Met afstand kijkt hij naar mensen. Koel observeert hij hun idealen en gedrevenheid. Hij is bij de gebeurtenissen, geen deel ervan. Er zijn impulsen: huilbuien, begeerte. Maar Horacio wil nergens voor gaan. Hij lijdt aan niet te genezen vermoeidheid. Een veelvoud van heldere beschrijvingen van mensen, landschappen, uitzichten en wegen die leiden naar meer van hetzelfde. Het gebrek aan handeling demonstreert effectief Horacio's twijfel, maar vergt ook geduld van de lezer. Vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.