De mensengenezer : roman
Koen Peeters
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff/Manteau, 2007 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 4160 |
rt/aa/04 m
In deze ongemeen rijke en subtiele roman, waarmee Peeters de shortlist haalde van de Libris Literatuurprijs, worden voortdurend pertinente vragen gesteld over de taalbarrières ("Wie beheert de talen als we elkaar slordig ontmoeten in stations, vliegtuigen en op conferenties?"), de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers, het verglijden van de tijd of het Europese verleden. De neergang van Theo en de opgang van de rusteloze Robin: Peeters draagt in dit boek ook het estafettestokje van de generaties over.
Grote Europese roman is een wonderlijke en grillige Europese legpuzzel, een literair Monopoly waar je dagenlang aan de slag mee blijft. Een boek met de kleine glans van weemoed en banaal geluk, subtiel aangeblazen door de grote adem van de geschiedenis.
Wie houdt van humor, spitse gedachten, mooie taal en een slimme constructie wordt niet teleurgesteld
Pieter Steinz in NRC-Handelsblad
Europa is meer dan het vastleggen van regels over de lengte van ruitenwissers. Dat wil ik met dit boek duidelijk maken
Koen Peeters in een interview in Gazet van Antwerpen
DL ■
Dirk Leyman
rt/aa/28 m
Samen met Atte Jongstra moet Koen Peeters (°1959) een van de meest merkwaardige encyclopedisten uit de hedendaagse Nederlandse letteren zijn. In vrijwel elk boek sluipen talloze personages met een verzamelmanie door de pagina's. Hun onbedwingbare aanleg voor lijstjes vormen even zoveel afsplitsingen van de bewaarzucht van de schrijver zelf. In zijn vroege werk mocht de filatelie vaak als prototypische verzameling fungeren en ging ze hand in hand met zijn fascinatie voor Belgisch Congo, Afrikaanse kunst en het koningshuis.
Toch zijn Peeters' romans zelden te herleiden tot omgevallen boekenkasten, laat staan tot een parade van Wikipediakennis. De weetlust is telkens omwikkeld met een bedrieglijke lichtheid en met slimme koordjes verbonden met het geheel van zijn oeuvre. Nergens overvleugelt de noodzakelijke dosis spielerei de inhoud. Gaandeweg kregen de Peetersverzamelingen een abstractere dimensie. Meer en meer begonnen de personages in de residu's van de dagelijksheid te graaien. Ze toonden zich verrukt over kattebelletjes, boodschappenbriefjes, straatnamen of zelfs opsommingen van bedrijven (zoals in Schoonzicht/Bellevue), om ze zorgvuldig in cahiers en notitieschriften vast te leggen. Peeters heeft een zwak voor halfvolwassen mannen die monomaan registreren en notuleren, met een sérieux alsof ze de waterstanden komen opnemen. Vaak ook zijn ze belast met een zakelijke opdracht. Niet voor niets heeft Peeters zichzelf de ambitie gesteld om, in navolging van Willem Elsschot, het literaire vaak versmade bedrijfsleven in de roman te smokkelen.
Robin, het schrandere en tegelijk ongrijpbare hoofdpersonage van de Grote Europese roman, is zowel een exponent van de flukse marketingwereld als een volbloed collectioneur. Tijdens zijn opgelegde Europese missie is hij verknocht aan zijn Moleskineschriftje, waarin hij de indrukken van zijn ronde langs de Europese hoofdsteden opbergt. Ontmoetingen, woorden, atmosferen, hij vangt ze alsof hij vlinders opprikt: "Mijn schriftje is de opsomming van die vondsten. Zo dijt mijn heelal van woorden uit, verder en sneller, zoals het echte heelal. Steeds losser wordt het verband, steeds breder het beeld, tot we alleen nog de fragmenten zien."
Op het eerste gezicht leest de Grote Europese roman inderdaad als een verzameling tranches de vie, een losbladig werk waarin je kriskras door het labyrint van Europa wordt gejaagd. Toch wordt snel duidelijk dat Peeters zijn thema's op een vernuftige manier heeft laten samenklitten én tegelijk zijn werk - na het tegenvallende, al te hermetische Mijnheer Sjamaan - een andere, bevrijdende ampleur heeft willen geven.
Er is weliswaar die onbedaarlijk aanmatigende titel. Dat het Peeters' tot op heden meest ambitieuze boek is willen we grif geloven - het is toevallig ook zijn dikste roman. Maar wou Peeters met de Grote Europese roman wel degelijk een tegenhanger van de mythische Great American Novel schrijven?
De opzet valt amper ernstig te nemen, temeer omdat dat begrip altijd een soort hersenspinsel is gebleven - ook al gaf Philip Roth een van zijn boeken die titel mee. Peeters' titel kan moeilijk anders dan als volstrekt ironisch beschouwd worden. Hij wil Europa vatten "vanuit het kleine perspectief van mensen die werken of leven in Brussel". De geografische reikwijdte van de roman is groot, van Estland tot Dublin, van Helsinki tot Turkije, maar in wezen is het Peeters niet te doen om een historisch fresco. Structureel veel ingrijpender is de aankondiging dat hij zich baseert op Primo Levi's roman Het periodiek systeem, waarin elk hoofdstuk verwijst naar een chemisch element. In de Grote Europese roman "moet elk hoofdstuk gaan over een hoofdstad, alsof elke stad een chemisch element is in een vernuftig Brussels systeem". En de keuze van Primo Levi is allerminst toevallig, zoals we zullen zien.
In zijn hoofdpersonages spiegelen zich zowel de vermoeidheid als de wilskracht van het oude continent. Er is eerst Theo Marchand, de zeventigjarige zakenman die handelt in relatiegeschenken, maar met enigszins lede ogen vaststelt dat het vet van de soep is. Aan de vooravond van de invoering van de euro raakt hij bekneld door de internationalisering en de uitholling van zijn vak: "Vroeger waren er nog gereputeerde families, bekende fabrieken, gerespecteerde huizen. Vandaag was een merk slechts een vonk in een garage, iets pseudo-Latijns wat ontwikkeld werd door een merkenbureau." Marchand (een mercantiele naam die in Peeters' repertoire telkens weer opduikt) heeft het gevoel dat hij de pedalen verliest, maar in een ampele poging om opnieuw greep te verwerven, overtuigt hij de beroepsfederatie CSP (wat staat voor Cooperative Society for Promotions en in vervlogen tijden Chambre Syndicale de la Publicité) om een Europese onderzoeksopdracht uit te schrijven. Die weet Marchand behendig toe te vertrouwen aan zijn poulain Robin, die zich binnen het bedrijf tot een modelsoldaat heeft ontpopt. Robin is kreukvrij en gezegend met ambitie, die evenwel niet blind is: "Ik denk dat ik carrière maak. Vlot en toch integer ben ik, jong en zelfbewust. Vaak voel ik me de slimste van allemaal, maar soms ook een moordenaar die nooit is ontdekt."
Aan de hand van Robin voert Peeters de lezer subtiel binnen in de wereld van de marketeers. Het is een universum waarover hij als geen ander kraakheldere beschouwingen neerschrijft. Licht vrolijke passages over de hebbelijkheden van de collega's wisselen zich af met inzichten over de verhouding tussen werkgevers en werknemers: "Werkgevers knijpen hun medewerkers zacht, kussen hen murw. (...) Werkgevers zeggen dat banen verdwijnen, alsof een snelweg opgebroken wordt. (...) Werknemers bouwen altaartjes op hun bureau met posters van tieners en foto's van kinderen met de hond. Ze zijn voorzichtig en praten wantrouwig mee over meer efficiëntie."
Robin is in staat om de verglijdende tijd te detecteren bij het kijken naar een kantoorvloer en het lijkt wel of we Jean-Philippe Toussaint aan het lezen zijn: "De tijd legt een film over de vloeren, de tafels, de kasten. De tocht rolt al die partikels op en spint er draadjes van. Kunnen we dat stof verzamelen in compacte kussens? Kunnen we ons hoofd daarop leggen en slapen op kussens van tijd?" En niet te vergeten: na 9/11 bevinden de kantoorbedienden in hoge blokkentorens zich nu ook in de vuurlinie: "Voortaan kunnen wij, de bedienden, de klerkjes, de managers helden zijn. Niet uit vrije keuze, maar door wat ons overkomt."
Luchtigheid en ernst gaan zoals steeds hand in hand bij Peeters, maar onder een glazuur van oppervlakkigheid schuilen diep gekoesterde emoties, die hun moment afwachten om los te barsten. Regelmatig grijpt Peeters daarbij naar vulkanische metaforen: "Tussen onze hoofden de universele, vulkanische woede van aantrekking en noodzakelijkheid..." Tijdens zijn Europese inspectieronde hengelt Robin onophoudelijk naar menselijke ontmoetingen: "Overal zoek ik naar het elektrische gesprek, in ernst gestart en soms via amper twee frivole woorden kantelend." Zijn opdracht dreigt op het achterplan te raken, is hij wel zo nuttig als hij zichzelf wijsmaakt? In Parijs stelt hij vast: "Ik heb alles onder controle, ik denk dat in elk geval." Robin raakt er opgesloten in een lift, met een dame die hem haar "deukdijen" toont. Echt contact is niet de bedoeling: "Mensen in Parijs zijn er voor elkaar als schepen die de haven binnenzeilen. Het gevoel bekeken te worden is belangrijker dan het kijken zelf."
En zo vergaat het hem in de meeste hoofdsteden, waarbij Peeters niet ophoudt pertinente vragen te stellen over de taalbarrières: "Verstaan we elkaar wel ooit? Wie beheert de talen als we elkaar slordig ontmoeten in stations, vliegtuigen en op conferenties? Is een vreemde taal spreken meer dan een andere jas aandoen?" Of: "Onze taal hangt van gebreken aan elkaar. (...) Ergens halverwege de misverstanden ontmoeten we elkaar."
Robin is gespitst op woorden, woorden die in een taal een dier aanduiden (zoals zijn eigen naam staat voor roodborstje in het Frans) of woorden die hem meer vertellen over de rusteloze zielen van Europa. Zijn bewaarzucht staat symbool voor de geduldige accumulatie van het Europese verleden, een verleden waar zijn werkgever Theo dan weer geen blijf mee weet. Stukje bij beetje vernemen we dat Theo een Litouwse Jood is wiens echte naam Markmann is. Hij gaat gebukt onder de last van de geschiedenis: "Zijn gevoelens en stemmingen waren het enige wat zijn leven had opgebracht." Zijn bestaan eindigt in een oneindige tristesse en eenzaamheid, terwijl Robin uiteindelijk welbehagen vindt bij een gescheiden vrouw en haar kind. Maar aan het eind van zijn ietwat kafkaësk opdracht heeft Robin zich wél de wijsheid van de Europese geschiedenis toegeëigend, tot de boeken van Primo Levi en Imre Kertész over de Holocaust toe. De neergang van Theo, de opgang van Robin: het is het estafettestokje van de generaties dat wordt overgedragen.
Het is niet weinig dat Peeters in deze roman omwoelt, terwijl hij tegelijk luchthartig stoeit met de Europese clichés. Een enkele keer wordt hij trouwens het slachtoffer van zijn systeemdwang om alle Europese steden op een of andere manier in het boek een plaats te geven. Maar Europa laat zich niet in een keurslijf persen, het is tenslotte dat "zootje ongeregeld dat elkaar sinds eeuwen verovert, liefheeft en vermoordt in campagnes met vlaggen. Het is het mengvat, de smeltpot, de stoofpot". Voor Theo is het zelfs "de enige liefdevolle thuishaven die hij voor zichzelf kon bedenken. Als een beschermende tent, die onderaan naar alle kanten open was". Verbaast het dat Peeters de Europese melting pot vooral in zijn geliefde Brussel aantreft? Daar komen alle knopen samen, daar krioelen tweehonderd talen en Europese nationaliteiten rond, ook in deze toren van Babel registreert Robin efemere gesprekken. "De Grote Europese roman is tegelijk een klein Brussels boekske geworden", zo concludeert Peeters.
Een kleine roman? Een grote roman? In ieder geval schreef Koen Peeters zijn beste én gevoeligste boek. De Grote Europese roman is een wonderlijke en grillige Europese legpuzzel, een literair Monopoly waar je dagenlang aan de slag mee blijft. Een boek, kortom, met de kleine glans van weemoed en banaal geluk, subtiel aangeblazen door de grote adem van de geschiedenis.
Koen Peeters
Grote Europese roman
Meulenhoff/Manteau, Antwerpen
295 pagina's, 19,95 euro
De 'Grote Europese roman' is een wonderlijke en grillige Europese legpuzzel, een literair Monopoly waar je dagenlang aan de slag mee blijft.
Matthijs de Ridder
rt/aa/30 m
Soms is het niet moeilijk om een land te beschrijven. Iedereen kan zich wel iets bij the American dream voorstellen en ook liberté, égalité et fraternité laat weinig te raden over. Je kunt je afvragen of in de Verenigde Staten nog altijd iedereen een reële kans op welvaart heeft, en of in Frankrijk ook vandaag gelijkheid en broederschap vooropstaan. Maar de slogans zijn er. Reclamecampagnes kunnen altijd terugvallen op die ijzersterke motto's. Maar hoe doe je dat met Europa? Hoe vat je het oude continent samen? Koen Peeters worstelt met de vraag in zijn Grote Europese roman .
De Great American Novel bestaat al, schrijft Peeters in de aanhef van zijn boek, en daarom wil hij een Grote Europese Roman schrijven. Die bestaat nog niet, weet hij, nadat hij het aan Google heeft gevraagd. Peeters beseft dat die Europese roman zal afwijken van zijn Amerikaanse broer. Want waar kan een Europese roman over gaan? De structuren die we nu kennen als 'Europa' zijn immers voornamelijk ambtelijk en politiek.
,,Ik zou graag de schoonheid van Administratie beschrijven, de erotiek van het zakenleven in Brussel.'' Echt spannend klinkt dat niet, maar het blijkt een slimme en uitdagende manier om Europa te beschrijven. Peeters doet dat naar het voorbeeld van Primo Levi die een roman schreef aan de hand van het periodieke systeem der elementen. Elk element was een hoofdstuk, net zoals in Grote Europese roman elke hoofdstad een hoofdstuk krijgt. De vraag is natuurlijk of de optelling van al die hoofdsteden een geheel vormt. Of blijft Europa veelvoudig? Zo veelvoudig als de negen bollen van het symbool van haar hoofdstad, en zo meerduidig als de twaalf sterren van haar vlag?
Het idee dat de wereld niet meer zo hecht is, ligt aan de basis van de zoektocht. De oude zakenman Theo Marchand, een van oorsprong Litouwse jood met een verzwegen oorlogsverleden, merkt dat hij de internationale wereld van de relatiegeschenken niet meer vat. Wat gaat er toch om in de hoofden van de Europeanen, vraagt hij zich af. Om daarachter te komen, belast hij zijn jonge werknemer Robin met de opdracht om een groot Europees rapport te schrijven. Het is de bedoeling om in verschillende hoofdsteden te gaan kijken wat de nieuwste trends zijn in het zakenleven, maar ook - en misschien is dat nog wel belangrijker - om na te gaan wat er leeft bij de Warschaunaar en wat de gemiddelde Romein bezighoudt. Het is een schier onmogelijke opdracht, waar Robin desondanks vol goede moed aan begint.
Al snel blijkt dat, als Europa echt als eenheid bestaat, het een internationale corporatie is. Overal waar Robin komt, kan hij probleemloos zijn verhaal doen over marketingstrategieën en bedrijfsfilosofieën. Ook de informatie die hij van buitenlandse firma's krijgt - vaak helder onderbouwd met veelzeggende cijfers, kan hij zonder moeite verwerken. Maar het wordt lastig als hij een stap in de 'echte' wereld zet. Dan vervliegt de taal, verdwijnen de formules.
Er blijken plots woorden te bestaan die iedereen kent, maar die voor maar één taalgemeenschap in hun daadwerkelijke betekenis begrepen kunnen worden. Iedereen weet wie Zorro is. Maar het zijn alleen de Spanjaarden die weten dat het woord eigenlijk 'vos' betekent. Dit soort fenomenen belemmeren de communicatie. De enige oplossing is om alles in termen van business en administratie te beschrijven. Alles gaat goed zolang je bijvoorbeeld de aanslagen van 11 september 2001 bekijkt als een administratieve ramp: ,,Overal dwarrelt papier neer in de straten: kranten, formulieren, facturen, bestelbons.''
Een conclusie dringt zich steeds meer op. Europa is een grote zandbak zonder veel samenhang, tenzij in de onthechte wereld van het zakelijke verkeer. Maar, zo merken de twee hoofdpersonen, daar is de mens niet naar op zoek. Uiteindelijk wil iedereen ontvoerd worden door ,,de allesverterende liefde''.
Dat wil bij Robin niet zo goed lukken. Hij ontmoet veel mensen, praat met ze, vergadert met ze, brengt zelfs met een van hen de nacht door, maar nooit slaagt hij erin om echt contact te maken. De eenheid die er op het ambtelijke niveau is in Europa, maakt de deelnemers inwisselbaar voor elkaar. Ik ben alleen, klinkt het herhaaldelijk.
Ondertussen vordert het onderzoek gestaag, maar lijken de uitkomsten niet bijzonder bruikbaar. Het grote Europese rapport levert geen samenhangend verhaal op. Sterker nog: het lijkt er zelfs op dat Robin er steeds meer achterkomt dat hij naar het verkeerde verhaal zoekt. Op aanraden van zijn oude baas begint hij veel te lezen over de Holocaust, een episode die Europa écht heeft getekend. Hij ziet dat de verhalen zich hebben afgespeeld in Auschwitz en in Mauthausen. Nee, dat zijn geen hoofdsteden, constateert Robin, beseffend dat zijn verslag hopeloos onvolledig zal zijn. De illusie dat hij met zijn rapport iets zal bereiken, heeft hij intussen al opgegeven.
En de allesverterende liefde? Robin, die zichzelf een 'eenpersoonsgezin' noemt, beseft op een dag dat zijn gezin groter is dan hij dacht, en plots liggen zijn bekommernissen dichter bij huis. De belangstelling voor de almacht van de multinationale corporaties maakt plaats voor aandacht voor de kleine criminaliteit; het grootse en meeslepende verhaal over de geschiedenis van Europa wordt teruggebracht tot het dagboek van Anne Frank.
Net als Candide kiest Robin ervoor om voorlopig maar zijn eigen tuintje aan te gaan harken. Zijn baan is hem niet meer heilig en in plaats van een poging te doen om de stad Brussel te 'lezen', neemt hij zijn gezin mee naar het prentenboek Breendonk, waar over de betekenis van het 'verhaal' niet hoeft te worden getwijfeld.
Europa is daarmee niet uit beeld verdwenen. Zoals België in het eerdere werk van Peeters het surrealistische kader van het leven was, blijft die rol in deze roman voor Europa weggelegd. Het continent belooft alleen maar interessanter, diverser en onkenbaarder te worden als in het laatste hoofdstuk Ankara ter sprake komt. Maar dat raakt de koude kleren van Robin niet meer. Hij lijkt zelfs aan de beklemmende anonimiteit te zijn ontkomen. Geluk, bedenkt hij aan het einde van de roman, is geen absoluut of overheersend begrip, maar de optelsom van wat je in de loop der jaren aan geluk kunt verzamelen.
Het is een wat onbevredigende conclusie van een roman die zozeer op onthechting en vervreemding inspeelt en bovendien de Holocaust opvoert als stichtende parabel van het continent Europa. Wat overblijft is een vreemd soort gewetensvolle individualistische gelijkmoedigheid die zich ondanks de beklemmende structuren moet voeden met de beetjes geluk die her en der te sprokkelen zijn. Dat leidt onbedoeld tot gezagsgetrouw consumentisme, dat de roman voor het overige totaal vreemd is. Misschien vond Peeters het beeld van het accumuleerbare geluk te mooi om niet te gebruiken. Het geeft een wat vreemde twist aan zijn confronterende roman over Europa. Al lezen sommigen er wellicht een goede methode in om door een optimistische inventarisatie orde te kunnen scheppen in de ongrijpbare chaos.
KOEN PEETERS
Grote Europese roman.
Meulenhoff/Manteau,
256 blz., 18,95 euro.
31/12/2007
Met zijn Grote Europese roman zoekt Koen Peeters aansluiting bij de Great American Novel, het genre van het totaalwerk dat in één boek (of in een reeks boeken) een beeld moet scheppen van een land, een continent en zijn bewoners. In de 'Opdracht' bij zijn roman legt Peeters zijn bedoeling bloot: "Groots en episch moet die de geschiedenis van de Europese mensheid samenvatten, maar dan vanuit het kleine perspectief van mensen die werken of leven in Brussel." De Belgische hoofdstad als draaischijf van een onomkeerbare stap naar een toekomst, die hoe dan ook niet vastligt of in duidelijk omschreven begrippen voorspeld kan worden.
Groots en episch?
De optelsom van steden
Binnen een kaderverhaal, opgebouwd rond hoofdfiguren Theo Marchand (de naam 'Marchand' is de Peeters-constante, zie o.m. Bezoek onze kelders (Meulenhoff, 1991) en vertellende ik-figuur Robin, neemt Koen Peeters zijn lezers in zijn Grote Europese roman mee op een tocht langs 36 Europese hoofdsteden (een opbouw die verwijst naar Primo Levi's roman Il sistema periodico ? die trouwens letterlijk in het boek wordt aangehaald), van Bern tot Ankara, met aandacht ook voor de kleinste en recentste onder hen, zoals Podgorica ("Montenegro ? sinds kort hebben ze er weer een landje bij in Europa"). Verkeerdelijk kan hier de indruk worden gewekt dat Peeters' roman een soort reishandboek zou moeten voorstellen. Dit is geenszins het geval: vaak immers wordt een hoofdstad alleen via associaties bezocht en even in beeld gebracht. Neem Lissabon, dat alleen aan bod komt omdat Robin het verhaal te horen krijgt dat twee Portugese arbeiders verongelukt zijn bij de constructie van het torengebouw waar zijn firma is gehuisvest; of het reeds geciteerde Podgorica en Montenegro: in Sint-Gillis, in de buurt van het Brusselse Zuidstation, loopt Robin even door de Montenegrostraat en legt hij het verband met het nieuwe Europese land. Toch wordt er veel en vaak gereisd in het boek: letterlijk, wanneer Robin voor zijn opdracht de hoofdsteden aandoet, figuurlijk in de verbeelding, wanneer het persoonlijke verleden van werkgever Theo aan de orde is. Robin ziet, ervaart, slorpt gulzig op wat op hem afkomt, en vooral: hij noteert. Over Parijs bv.: "En vooral bestaat Parijs hieruit: de scherpe blikken die Parijzenaars elkaar toewerpen. Dat kijken. Het aankijken met grote pupillen. Het controleren of je nog bekeken wordt." En van op de Eiffeltoren neerkijkend op de stad: "En overal de stad: doorgezaagde botten, cellichamen met daartussen boulevards." Peeters toont zich hier de attente observator die als geen ander in een pregnant beeld de sfeer weet te vatten, vaak ook een beeld waardoor hij kritisch aankijkt tegen wat de hoofdsteden te bieden hebben. Wat Robin treft bv. bij zijn bezoek aan Warschau: "Het oude stadsgedeelte van Warschau, een reconstructie van versuikerde Anton Pieck-architectuur."
Robin gaat als prille dertiger op zoek naar wat Europa zou kunnen zijn. De opdracht die hij van Theo Marchand kreeg is (relatief) eenvoudig: voor de federatie van geschenkenschenkers (de CSP, ooit de Cooperative Society for Promotions, of Chambre syndicale de la Publicité, maar thans, binnen het internationaliseringsproces dat niet te stuiten valt: Communications & Sales Partnerships) moet hij in de Europese hoofdsteden zoveel mogelijk zakelijke contacten leggen die het bedrijf onze 21e eeuw moeten binnenloodsen. Voor Koen Peeters een ideale opstap om het wereldje van zakenlunches, zakenconferenties en symposia allerhande door te lichten, dat wereldje van reclamemakers en reputatiebehartiging, van "geparfumeerde lucht, leegheid, gladheid." Badinerend, o.m. door het relaas van Robins ontmoetingen met de vrouwelijke zakenpartners en gidsen, doorprikt Peeters die artificiële wereld van reclamemakers en geslepen zakenlui. Al bij al blijft de roman op dit niveau monkelend-ironisch, zonder echt uit te groeien tot een veroordeling of aanklacht. In Luxemburg bv. wordt Robin aangeklampt door een fantast, die een Europees bergenspel heeft ontworpen, 'Montepolis' (naar analogie van het overbekende Monopoly-spel): een gedroomde invalshoek voor de schrijver om, in de marge ervan, even de hoogste punten van elk land op te sommen.
Europa als constructie
Blijft hier, aansluitend uiteraard aan de prestigieuze titel van de roman, de Europese dimensie van Robins onderzoeksproject. Van opdrachtgever Marchand krijgt Robin een Moleskine-schriftje mee, waarin hij zijn bevindingen moet noteren. Peeters wendt dit verhaalmotief aan als structuurelement voor het grotere geheel. Robin noteert aanvankelijk vooral woorden in de vreemde talen waarmee hij geconfronteerd wordt. Als een soort verzamelaar (een motief dat ook al in Peeters' vorige romans nadrukkelijk aanwezig was) noteert hij woorden die hem persoonlijk aanspreken (wat is het woord voor 'ooievaar', 'wind' of 'klaproos'?), woorden die later in een breder verband worden geplaatst en langzaam uitdijen naar zijn groter relaas over wat Europa zou kunnen betekenen. Hier noteert Peeters bijzonder boeiende ideeën over taal, over communicatie en al wat erbij komt kijken, van het concrete tot het meer algemene, filosofisch gekleurde. Op het concreet aanwijsbare vlak bv. heeft hij het over de betekenis van woorden die iedereen kent, maar die nauwelijks nog tot hun oorspronkelijke betekenis kunnen worden teruggebracht: 'Zorro' betekent 'vos', 'Vespa' is voor Italianen ook 'wesp' en 'Kafka' is Tsjechisch voor 'kraai'. Weetjes uiteraard, maar in de roman degelijk onderbouwd door Robins verdergaande interesse voor alles wat met taal te maken heeft. Vandaar bedenkingen als deze: "Ik houd van een vreemde taal die voelt als een koud lichaam. Net zoals omleidingen of technische problemen zijn ze wellicht bedoeld om ons trager te doen lopen, om beter te luisteren, misschien ook om ons blijvend te voeden met vervreemding."
Blijft hier dan nog de vraag in hoeverre Koen Peeters (ook) een visie over Europa weet te verwoorden. Verspreid over de roman legt hij zijn personages een aantal uitspraken en bedenkingen in de mond over wat Europa is en zou kunnen zijn. Die zijn zo terloops genoteerd dat de lezer uiteindelijk zelf, net zoals de roman een optelsom is van steden, zelf de draden moet bijeenbrengen. Ironisch bv. luidt het zo: "Europa is iets van vlagjes, mutsjes, linten. De taal van het volk gemengd met de taal van gezagsdragers, en dat gevoed door streekgerechten en gedoopt met het water van Mannekes Pis." En vanuit een dieper aanvoelen: "Misschien waren de postzegels van Europa als de landen van Europa: in beweging, gespannen, als lange mensenstromen langs de weg." Of verder, zoals het zou kunnen zijn voor iemand als Theo Marchand: "Europa is dat zootje ongeregeld dat elkaar sinds eeuwen verovert, liefheeft en vermoordt in campagnes met vlaggen. Het is het mengvat, de smeltpot, de stoofpot. Europa is Goethe en Vergilius, Napoleon en Hitler. En het is de enige liefdevolle thuishaven die hij voor zichzelf kon bedenken. Als een beschermende tent, die onderaan naar alle kanten open was."
In zijn psychologische uittekening van Theo Marchand legt Koen Peeters misschien wel het fundament voor zijn Europese visie. Blijkt immers dat Marchand een Litouwse jood is, wiens vader bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zelfmoord pleegde, niet nadat hij voor zijn zoon een 'zakelijke' toekomst had uitgetekend. Ouder geworden gaat Marchand de weg terug, op zoek naar wat zijn leven heeft getekend. Gaandeweg raakt ook Robin, die zelf nooit de gruwel van het nazisme heeft meegemaakt, doordrongen van het besef dat wat Europa tekent, de oorlog is. Auschwitz, het Anne Frank-huis in Amsterdam en, dichter bij ons, Breendonk: het zijn de littekens op de kaart van Europa. Europa, "dat zijn de namen van de doden op onze gezamenlijke kerkhoven", en vooral: "Het is verboden te vergeten. Vergeten is onmogelijk. Want als je echt iets wilt vergeten, noem je het toch en staat het midden in de aandacht.' Heel betekenisvol is het feit dat Peeters deze bedenkingen noteert in een dialoog tussen Robin en Esther, de vrouw met wie hij ooit op een Italië-reis een vluchtig avontuurtje beleefde waaruit hun dochter Astrid werd geboren.
En België
"Een mens kan daar veel uit leren: het vogelperspectief, het reizen om te leren...": in zijn 'Envoi', de klassieke afsluiter voor een groots opgezet werk, neemt Koen Peeters nog eens, voor zover het voor de lezer niet duidelijk mocht zijn, nadrukkelijk positie in. Kijken vanuit vogelperspectief (vandaar ook Robins uitgesproken interesse voor namen van vogels in de Europese taalsymfonie) naar wat wel eens de essentie van de Europese constructie zou kunnen zijn. Daarover gaat Peeters Europese roman. Met niet te vergeten die mooie typering van wat wij, Belgen, wel eens zouden kunnen zijn in dit geheel: "Zwart, geel en rood zijn de kleuren van dit land met zijn mist, zijn zachte lelijkheid. De inwoners ervan zijn een beetje afstandelijk, een beetje vrolijk. Zij zijn beleefd en altijd een beetje saai. Zij zijn klein geschapen. Niemand houdt van hen, maar er is ook niemand die hen haat. Dit land is de ultieme zelfspot, de plagende, niet-passionele liefde, een taalspel." [Jooris Van Hulle]
Jos Radstake
Al in de titel van deze roman van de Vlaming Koen Peeters zit een verwijzing naar The Great American Novel, de roman waarin via 'gewone' mensen het Amerikaanse levensgevoel wordt opgeroepen. Toevallig of niet, de roman van Peeters verschijnt tegelijk met de viering van 50 jaar Europa. Hoofdpersonen zijn twee mannen die in de reclame- en relatiegeschenkenwereld werkzaam zijn (het jargon wordt terdege geïroniseerd). De een is oud en wil zijn bedrijf achter zich laten. In hem komt een schrijnend joods-Europees verleden tot leven. De ander is een naar liefde hunkerende, jonge, briljante werknemer die een grensverleggend rapport over marketing in het nieuwe Europa moet schrijven en daartoe Europese hoofdsteden afreist. Veel belangrijker blijkt de kleine geschiedenis van deze mensen. Het notitieboekje waarin de naar liefde hunkerende onderzoeker kleine taalobservaties en ontmoetingen noteert, wordt belangrijker dan het grote rapport. Verleden botst in deze roman op toekomst. Deze roman over Europese 'levensgevoel', in opzet en uitwerking wel eens schematisch, is sympathiek. Vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.