Romeo en Julia
William Shakespeare
Gerrit Komrij (Samensteller)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2006 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 906.2 KOMR |
31/12/2006
In de Caléstienne staat een hotelletje waar een bezoek aan het kleinste kamertje tot een lang en aangenaam gebeuren kan worden gerekt. Elk closet is er voorzien van een kleine bibliotheek scatologische literatuur. Boeken over toiletten in vreemde landen, verzamelingen van bruine moppen, ringmappen met bijzonder wc-papier, en How to shit in the woods, waarin Kathleen Meyer een oude kunst opwaardeert tot ecologisch bewust kakken. Gerrit Komrij was meteen onder de indruk van dit standaardwerk en besteedt er dan ook aandacht aan in zijn Kakafonie. Met deze Encyclopedie van de stront lost hij een oude belofte in, want al jaren kondigt deze coprofiel een strontboek aan.
Nu heeft iedereen, ook Komrij, het over het taboe op het spreken over excrementen, maar desondanks kun je toch gewagen van een gigantische hoop gezongen en geschreven vermakelijkheden over de menselijke faecalieën. De onuitputtelijke verlokking van het stercoraire thema heeft al tot menig encyclopedisch boek geleid, zoals het immense De Peditu ejusque speciebus (1619) van Buldrianus Sclopetarius, het bibliografische Bibliotheca Scatologica (1849) en het volumineuze Non Olet (1939) over de 'Orbis Cacatus' van de Duitser Collofino. Buitenlid van de Orde van de Bruine Boon Komrij pakt het enigszins anders aan: hij wil de variëteit demonstreren die tiert in de beperkte ruimte die onze excrementen ons intellectueel lijken te bieden, en ook recente aanwinsten in het veld bloemlezen.
Om het taboedoorbrekende karakter te onderstrepen, presenteert Komrij zijn anthologie als een Verlichtingsencyclopedie, een voorstelling die ondersteund wordt door de vormgeving van Piet Schreuders en de overwegend historische illustraties. Komrij deelt zijn werk in volgens zijn hoogsteigen, pseudofilosofische categorieën als 'Geest' (het taboe maar ook de aantrekking van de stront), 'Lichaam' (de kont), 'Daad' (het kakken), 'Stof' (de drol), 'Beweging' (de scheet), 'Habitat' (het sanitair) en 'Lifestyle' (de coprofielen). Binnen die categorieën komen nog verdere, genummerde onderscheiden. Een interessante, geestige, maar hopeloos overlappende indeling. Alle hoofdstukken bevatten talrijke drekcuriosa in woord en beeld, door de eeuwen heen, van het "Tuba podex est" ("de anus is een trompet") van Aristofanes tot de hedendaagse strontwerken van Delvoye, Pfeiffer of Brusselmans. Af en toe een snufje wetenschap en techniek, als het markante en kostelijke bevindingen betreft. Overwegend gedichten natuurlijk in deze verzameling van de onvermoeibare bloemlezer Komrij, en ook de Nederlandse literatuur komt ruimschoots aan bod, met o.m. enige strofes uit het lange, 300 strofen tellende Nederlandse volksgedicht De lof der stront (19e eeuw); schijtgedichten van klassieke auteurs als Bredero en Vondel; maar ook grote contemporaine schijtisten als Kees Van Kooten, Atte Jongstra en Luuk Gruwez. Ook bloemleest Komrij zichzelf hier behoorlijk, en dat dat een beetje vreemd ruikt, is misschien nog niet misplaatst in deze verzameling.
Zo omvangrijk is de kakaliteratuur dat Komrij vaak lijstjes moet inlassen met niet gebloemleesde, interessante boeken, gedichten, webstekken etc. Toch zal elke cultuurminnaar hier nog gaten vinden, en ik betreurde alvast de afwezigheid van de strontperikelen van Sjef Van Oekel, Vladimir Vojnovitsjs coprofage dystopie Moskou 2042 (1988), en Lof van de stiefmoeder (1990), waarin Mario Vargas Llosa de geneugten van het kakken en de schoonheid van de bolus roemt. Maar kom, volledigheid is niet aangewezen in deze stinkende zaken, waarvan je toch ook mag vaststellen dat ze tot vermakelijke standjes leiden, maar niet tot hoogstaande literatuur. En moest Komrij toch aan een supplement bij zijn encyclopedie denken, dan kan hij alvast een nieuwe stronttitel uit de Nederlandse literatuur toevoegen: Rodhan Al Galidi, nu al aanwezig in Kakafonie met het gedicht 'Ziggeunerrat', schreef net een roman over een levende wc: Maanlichtmoerassen. [Chris Bulcaen]
Dick Welsink
Gerrit Komrij heeft al heel wat bloemlezingen van uiteenlopende aard op zijn naam staan, maar deze stelt alle voorgaande in de schaduw. Het onderwerp is weinig verheven, namelijk ontlasting, in hoofdzaak die van de mens (de hond mag af en toe meedoen). Komrij heeft ernstige en luchtige strontcitaten opgedoken uit de verste uithoeken van de wereldliteratuur, van James Joyce tot Markies de Sade, en van Godfried Bomans tot Manon Uphoff, maar ook berichten over kak uit diverse dag- en weekbladen. Hij heeft ze ondergebracht in een zevental hoofdrubrieken met titels als ‘Lichaam’ (over de kont), ‘Daad’ en ‘Stof’ (deze spreken voor zich), en ‘Beweging’ (over de wind). Weinig van belang lijkt hem ontgaan te zijn, al mist men smartelijk enkele (on)smakelijke passages uit ‘Jan Olifant’ van Willem Wilmink, en het lied ‘De opstand der bloemen’ van Guus Vleugel. Het boek is rijkelijk geïllustreerd en heeft een ingenieus poepbruin omslag waarin het logo van de uitgeverij op speelse wijze verwerkt is door de ontwerper, tevens boekverzorger, die hier met ere genoemd moet worden: Piet Schreuders.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.