De zoektocht naar Klingsor
Jorge Volpi
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2005 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VOLP |
31/12/2005
Ik wil Jorge Volpi feliciteren: hij is de enige schrijver die beter is dan ik", stelt Gabriel García Márquez. Hooggespannen verwachtingen dus van het tweede deel van Volpi's trilogie over de geschiedenis van de 20e eeuw. Het einde van de waanzin is een intrigerende roman, die in grote mate beroep doet op de intertekstuele en buitentekstuele kennis van de lezer.
De Crack uit de titel van dit artikel heeft niets te maken met drugs. Negen jaar geleden besloot een groepje van vijf jonge Mexicaanse schrijvers, onder wie Ignacio Padilla en Jorge Volpi, het Manifiesto del Crack uit te vaardigen, waarin ze zich o.a. afzetten tegen de navolgers van het Latijns-Amerikaanse magisch realisme. "Na García Márquez, niemand, noch daar noch hier" is een van hun uitspraken. Deze Mexicaanse schrijvers streven naar literatuur met een hoofdletter, verwerpen nietszeggende, simpele boeken die enkel geschreven zijn voor het vermaak of bedoeld zijn om hoge verkoopcijfers te behalen. Hun boeken moeten diepzinnig, ambitieus en complex zijn, de platgetreden literaire paden vermijden en een uitdaging voor de lezer vormen. De term 'Crack' refereert derhalve aan het geluid van een breuk met de heersende (consumptie)literatuur. De leden van deze groep zijn allen geboren in de jaren '60, vandaar dat ook wel over de Generación del Crack wordt gesproken.
Veel van wat in het manifest wordt aangevoerd, is terug te vinden in Het einde van de waanzin. Dit tweede deel van Volpi's trilogie over grootse momenten uit de 20e eeuw -- in het eerste deel, De zoektocht naar Klingsor, thematiseert hij de relatie politiek-wetenschap tegen de achtergrond van nazi-Duitsland --, verhaalt over de opkomst en de ondergang van revolutionair links, beginnend in het Parijs van 1968 en eindigend in Mexico ten tijde van de Val van de Muur. Aan de hand van een periode uit het leven van de Mexicaanse psychoanalyticus Aníbal Quevedo wordt met behulp van het gedachtegoed van een aantal bekende Franse denkers op fragmentarische wijze de relatie linkse intelligentsia, revolutionaire bewegingen, macht en waarheid belicht.
Mei 1968: Aníbal Quevedo ontwaakt in een armetierig pensionnetje in het Parijse Quartier Latin te midden van het kabaal van studenten die de barricades opgaan. Hij probeert wanhopig en tevergeefs de herrie en chaos uit te bannen. Hoe en waarom hij in deze waanzin verzeild is geraakt, weet hij niet. Waarom hij niet thuis is, bij zijn gezin in Mexico, evenmin. Zijn verleden lijkt uitgewist. Wanneer hij voldoende moed heeft verzameld en de straat opgaat, koopt hij Écrits van Jacques Lacan, de erfgenaam van Freud en tevens de persoon die zijn model radicaliseert. Dit is het begin van de leerschool die Quevedo de komende twintig jaar zal volgen. De bewondering die hij al lezende voor Lacan opvat, brengt hem ertoe contact te zoeken met deze beroemde psychoanalyticus.
Zijn ontmoeting met de jonge Claire, patiënte en minnares van Lacan, betekent het keerpunt in Quevedo's leven. Claire, de metafoor voor de revolutionaire bewegingen -- van allerlei linkse radicale groepen tot de seksuele revolutie en de hyperrealistische kunst -- zal de leidraad van zijn bestaan gaan vormen. Door haar komt hij in contact met enkele grote namen onder de structuralistische Franse denkers (onder wie behalve Lacan ook de marxistische filosoof Louis Althusser, de semioticus en literatuurcriticus Roland Barthes en de filosoof van de macht Michel Foucault), door haar engageert hij zich, hoewel niet uit volle overtuiging, met allerhande links revolutionaire bewegingen. Claire is zijn Dulcinea. Net als Cervantes' personage onttrekt Claire zich aan het verlangen van onze psychoanalyticus haar werkelijk te kennen of te bezitten. Als een dolende ridder trekt Quevedo ten strijde en gaat op zoek naar de waarheid, naar zichzelf en naar een manier om de macht van het systeem te bestrijden. Daarbij heeft hij in zijn eveneens uit Mexico komende assistente Josefa de beschikking over zijn eigen Sancho Panza.
Quevedo's 'avonturen' brengen ons in de chaotische, enigszins obscuur voorgestelde wereld van de Franse rebelse studentenbewegingen van de jaren '60. Achtereenvolgens maken we kennis met de ideeën van de reeds genoemde Franse intellectuelen en hun (zijdelingse) betrokkenheid bij de revoltes. Maar meer dan een droge verhandeling te geven over de theorieën van deze linksgeoriënteerde denkers of ons die in hapklare brokken voor te schotelen, laat Volpi ons kennismaken met hun menselijke kant, waarbij het accent op de duistere facetten komt te liggen. Niettemin zal de geoefende lezer uit dit met zwarte humor doorspekte, satirische beeld het belang van taal- en tekensystemen in het denken van deze theoretici kunnen abstraheren.
De voortdurende vlucht van Claire brengt Quevedo ertoe in 1971 naar het Cuba van Fidel Castro af te reizen. Hier ervaart hij de werking van het controleapparaat van een totalitair systeem. Dit fragment is wat zwak; het leunt zwaar op overbekende feiten als Fidels praatzucht en de beruchte Padilla-affaire -- het schandaal rond de Cubaanse dichter Heberto Padilla, die vanwege zijn kritiek op de Cubaanse revolutie werd gearresteerd en later een geforceerde bekentenis aflegde --, maar geeft niettemin een helder, niet van ironie gespeend beeld van de eigentijdse sfeer. En passant vergezelt de psychoanalyticus Castro tijdens een bezoek aan het Chili van Allende, de eerste democratisch gekozen marxistische regering in Latijns-Amerika, en wordt vervolgens als persona non grata Cuba uitgezet.
In het sterke tweede deel van de roman ontpopt Quevedo zich als schrijver; het draagt dan ook veelbetekenend 'Quevedo door Quevedo' als titel en er zijn vele subtiele en minder subtiele metaliteraire toespelingen in te vinden. Terug in Parijs stapt onze Mexicaan over van de psychoanalyse naar het recenseren van revolutionaire kunst. Ook komt in 1975, dankzij de bemoeienissen van zijn trouwe Josefa, zijn eerste boek uit (de uitgever is Ediciones Rocinante). Lacan en Althusser worden verruild voor Barthes en Foucault, van wie vooral laatstgenoemde een grote invloed op hem zal uitoefenen. De structuur van de roman verandert. Plotsklaps bevinden we ons in Mexico, 1988. De lotgevallen van Quevedo worden met sprongen voor- en achterwaarts in de tijd polyfoon en polyform uit de doeken gedaan aan de hand van, onder andere, artikelen in het door Quevedo opgerichte Mexicaanse cultureel-politieke tijdschrift 'Tal Cual', brieven van Claire, interviews, aantekeningen van Quevedo, verslagen van zijn psychoanalytische sessies met de neoliberale Mexicaanse president Salinas. Quevedo lijkt zijn bestemming te hebben gevonden. Zijn opstelling als onafhankelijke linkse intellectueel stelt hem in staat kritisch over misstanden in de Mexicaanse samenleving en over de gecorrumpeerde intelligentsia en machthebbers te verhalen. Helaas blijkt het hem onmogelijk buiten het systeem te blijven en komt er gelijktijdig met de Val van de Muur een einde aan zijn 'waanzin'. Toch is deze waanzin (lees: het zoeken naar de waarheid, het ijveren voor vrijheid en een rechtvaardige samenleving) te verkiezen boven de werkelijkheid. Zo schrijft het personage Christopher Domínguez (Mexicaanse criticus en medewerker van de tijdschriften 'Vuelta' en 'Letras Libres') in zijn dagboek: "De geschiedenis van deze eeuw is de geschiedenis van een reusachtige teleurstelling. Deze ineenstorting betekent het zo felbegeerde einde van de waanzin. Na talloze inspanningen kan worden vastgesteld dat de revolutie, zoals velen van ons al hadden opgemerkt, een fiasco was. [...] Ik erken dat revolutionair links een waardeloze troep is, maar toch betreur ik zijn overlijden. [...] hun koortsdroom [is] nog altijd het beste deel van mezelf."
Met Het einde van de waanzin heeft Volpi de doelstellingen van de Crack-groep niet uit het oog verloren. Het is zonder meer een ambitieuze, complexe roman, die een actieve houding van de lezer vereist. Maar ondanks de vele parallellen met de Don Quichot -- Aníbal Quevedo is een 20e-eeuwse Alonso Quijano -- is het niet erg waarschijnlijk dat deze parodistische ideeënroman, waarin het spel tussen schijn en werkelijkheid veelvuldig aanwezig is, dezelfde weerklank zal ontvangen als Cervantes' werk. Maar het is een roman die erom vraagt om gelezen en herlezen te worden. [Jacqueline Visscher]
Maarten Steenmeijer
Jorge Volpi behoort tot de crack-generatie, een groep rond 1968 geboren Mexicaanse schrijvers die niet 'typisch' Latijns-Amerikaans willen zijn, zoals hun beroemde voorgangers van de boom (Carlos Fuentes, Gabriel García Márquez, Mario Vargas Llosa). Volpi baarde enkele jaren geleden opzien met 'De zoektocht naar Klingsor', waarin naar aanleiding van de wetenschappelijke experimenten van de nazi's de vraag naar de moraal in de wetenschap centraal staat. Zijn tweede roman speelt zich eveneens voor een groot deel in Europa af. Kernvraag is deze keer de vraag naar de moraal in de politiek. Het verhaal vertrekt vanuit de Parijs-revolutie van mei '68 en voert vervolgens onder mee rnaar de Cubaanse Revolutie van Fidel Castro, het Chili van Salvador Allende en, ten slotte, de val van de Berlijnse muur in 1989. Hoofdpersoon is Anibal Quevedo, een Don Quichot-achtige figuur die zijn bekomst krijgt van zijn geloof in de 'revolutionaire' theorieën van filosofen, psychiaters en politici. Volpi's kritische standpunt krijgt vleugels dankzij zijn fraaie stijl. Een trefzekere, ambitieuze roman van een van de interessantste jonge schrijvers uit Latijns-Amerika. Vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.