De dag dat ik spinnen leerde temmen
Jutta Richter
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Lannoo, 2005 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : IK EN DE WERELD : VERHALEN : RICH |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Lannoo, 2005 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : RICH |
31/12/2005
Op 14 april 2005 kreeg de Westfaalse auteur Jutta Richter (geb. 1955) de Katholische Kinder- und Jugendbuchpreis voor De zomer van de snoek. Het verhaal, dat ook als luisterspel werd uitgezonden, belandde in augustus en oktober 2004 bij DeutschlandRadio/Focus in het rijtje van de zeven beste kinderboeken. In augustus 2004 kreeg het daar nog eens de Luchs des Monats, een prijs van het weekblad Die Zeit en Radio Bremen, bovenop. De weg naar een tweede Duitse Jeugdliteratuurprijs ligt open.
Jutta Richter kreeg de Duitse Jeugdliteratuurprijs in 2001 voor De dag dat ik spinnen leerde temmen. Het was niet haar eerste en enige erkenning als literair auteur. De eerste versie van haar debuut, Popcorn und Sternenbanner. Tagesbuch einer Austauschschülerin schreef ze als vijftienjarige uitwisselingsscholier in Detroit, USA. Het herwerkte dagboek verscheen in 1975 en zette haar naam meteen op de literatuurlijst. In 1979 kreeg Richter een aanmoedigingsprijs voor jonge literatoren. Na haar studies germanistiek, theologie en publicistiek vervulde ze haar jeugddroom en werd ze voltijds auteur.
In haar eerste, sterk autobiografisch getinte romans maakt ze de round up van haar jeugd. Als late adept van de 68-generatie stelt ze in onder meer Das Geraniengefängenis (1980) en Die Puppenmütter (1980) de burgerlijke idealen van haar kindertijd in vraag. Himmel, Hölle, Fegefeuer (1982) is een afrekening met de katholieke godsdienst, nadat ze vroegtijdig met haar studie theologie gestopt was. In 1984 maakte ze bewust de overstap naar de kinderliteratuur, om niet in het vaarwater van haar toenmalige echtgenoot, de literator en dichter Ralf Thenior, te komen. "Twee auteurs die voor dezelfde doelgroep schrijven samen 24 uur onder één dak," was van het goede te veel, meende ze. Toch heeft ze zichzelf nooit als kinderboekenauteur gezien. Ze profileerde zich meteen als een hedendaagse literaire auteur, die alleen voor zichzelf schrijft, over de onderwerpen die haar interesseren. Haar voornaamste inspiratiebron is de intense herinnering aan haar eigen kindertijd, aan de rusteloosheid van haar jeugd en het hunkeren naar geborgenheid. Haar personages zijn dan ook vaak outsiders op zoek naar geluk, naar troost en vooral naar een veilig plekje. Jutta Richter verafschuwt probleemboeken, maar ze vertrekt wel vanuit een problematische wereld, want "om de rozen onder de sneeuw te ontdekken, moet ik eerst de sneeuw beschrijven. De kou, dakloosheid, de verlatenheid, de angst waarmee we leven," luidt het in haar dankrede bij de uitreiking van de Katholische Kinder und Jugendbuchpreis. "Ik kan mijn lezers daartegen niet beschermen, maar terwijl ik de sneeuw beschrijf, groeit met ieder woord de zekerheid dat er rozen onder de sneeuw groeien." Dus bewerkt ze die wereld met haar fantasie en haar mooie taal die troost bieden. Ze bevolkt hem met ontwapenende personages, bewerkt hem met metaforen en allegorieën en bekleedt hem met sfeervolle natuurclose-ups. Ze verlicht de droefenis en de ambivalente gevoelens met de lichtheid en de eenvoud van haar taal. Jutta Richter is allesbehalve een zwaarmoedige auteur. Na haar eerste speelse en fantasievolle versjes en vertellingen, waar dochter Lena nog klein genoeg voor was, wordt in de verhalen gaandeweg een dubbele bodem zichtbaar. "Boeken zijn boodschappen in een fles", zegt Jutta Richter in de eerder vermelde rede, "de lezer moet ze zelf proberen te vinden en te begrijpen." Vandaar ook dat nagenoeg ieder verhaal open eindigt. Haar personages leven in een moeilijke wereld, ze zijn vaak mistroostig, maar niet moedeloos. Prins Nieman, -- die eigenlijk letterlijk vertaald Nieuwman, 'de nieuwe man' zou moeten heten -- loopt weg omdat zijn vader, Koning de Groot, zich meer om de onrustbarende staat van zijn paleis dan om zijn zoon bekommert. Hij overwint zijn angsten en gaat tegen beter weten in op zoek naar zijn eerder verdwenen en wondermooie moeder. Tot leedvermaak van de lezer zet zijn vlucht de koning tot allerhande gekke capriolen aan. Wanneer hij toevallig in de armen van een surrogaatmoeder loopt, twijfelt hij geen ogenblik aan haar identiteit, maar Richter houdt een slag achter de hand. De wijze uil, het orakel, geeft aan de lezer haar geheim niet prijs. In De hond met het gele hart, waarmee Richter de overstap maakte naar het fonds van de literaire uitgeverij Hanser, koopt een zwerfhond bij middel van verhalen een nieuwe thuis af. Prins Nieuwman -- hier correct vertaald -- en zusje Lotta luisteren ademloos toe. Een naam heeft de hond niet want die heeft hij niet nodig als er niemand is die hem uitspreekt. In zijn verhalen meten hemel en hel zich in tegengestelden. God en de duivel scheppen onder het pseudoniem van G.od en Lobkowitz de wereld. Hun handelingen zijn herkenbaar want zeer menselijk en de lezer wordt uitgedaagd om zijn tegenstrijdige sympathieën in vraag te stellen. Richters taal wint in dit allegorische, subtiel herschreven scheppingsverhaal aan eenvoud en helderheid. Ambivalente gevoelens ook in het confronterende De dag dat ik spinnen leerde temmen. De ikfiguur wordt geslingerd tussen haar vriendschap voor de door iedereen gehate outlaw Rainer en haar verlangen om tot het kringetje van de buurtkinderen te behoren. Ook dit verhaal kan als een allegorie geïnterpreteerd worden, als een variant op het verhaal van Kaïn en Abel of als het verlies van de onschuld als gevolg van verraad. De sfeer lijkt nog beklemmender te worden in De zomer van de snoek, ook al speelt het verhaal in een eindeloze zomer en in een paradijselijk decor. Anna, twaalf of dertien jaar misschien, woont met haar moeder, leeftijdsgenoot Daniël, zijn jongere broertje Lucas en hun ouders op een waterburcht. Het idyllische decor ontleende Jutta Richter aan het slot Westerwinkel bij Ascheberg -- Herbern in Münsterland -- sinds 1978 haar vaste stek wanneer ze niet in Lucca, Toscane verblijft of in Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland lezingen geeft. Anna is een typische Richterpersonage. Ze voelt zich 'unheimlich' omdat de zomer anders is dan andere zomers en omdat ze de tijd niet kan stilzetten. In die hete zomer voelt ze de dreiging van alle kanten op haar af komen; de pauwhen die door hun schuld haar poot verliest, de dode poes aan de kant van de weg en waarover niemand treurt en vooral Gisela, de moeder van Daniël en Lucas, die kanker heeft. Daniël en Lucas projecteren hun strijd tegen de dood op het gevecht met de snoek in de slotgracht. "Als ik hem gevangen heb, wordt mama beter" gelooft Daniël verbeten, maar Anna wil niet dat hij de snoek vangt. Zij weet dat hij hem dood zal slaan en ze voelt instinctief aan dat dit het definitieve einde betekent. Tot Gisela zelf haar een handleiding voor vissers geeft en daarmee ook het teken dat zij het onvermijdelijke moet aanvaarden.
Niet alleen Gisela sterft langzaam in die zomer, waarin de tijd afgemeten wordt aan de kleuren van het koolzaadveld. Ook Anna neemt afscheid van haar veilige kindertijd. Bijna iedere bladzijde blikt ze verlangend terug naar de koesterende liefde van haar verdwenen vader, naar de kommerloze zomeravonden of naar de warme gebaren van een gezonde Gisela. Vanuit haar typische puberhouding kan ze bij haar moeder, die zich liefdevol maar machteloos om haar vriendin bekommert, niet terecht. Daniël gooit nog meer zekerheden overhoop. "Ik heb gebeden, maar het helpt niet. Mama is niet genezen!" En "Harder kan ik niet! [...] Ik geloof niet meer in God" Anna weet waarover hij spreekt, want ook zij heeft gebeden dat haar vader zou blijven. Maar "misschien was God maar een verhaal, zoiets als de paashaas of sinterklaas [...]" De gedachte dat God niet bestond, maakt Anna stil en eenzaam. En dat Daniël er net zo over dacht, "was nog veel erger dan mijn eigen twijfel." De onmetelijke eenzaamheid van Anna en Daniël die in de existentiële vragen doorzindert, wordt nog scherper gesteld door het contrast met de kinderlijke spontaneïteit van broertje Lucas. De zomer van de snoek is een verhaal van verlangen en afscheid, van droefheid en van diepe menselijke liefde. Die dramatische botsing van gevoelens verwoordt Jutta Richter ook hier in een heldere, lichte en bijzonder beeldrijke taal, die vaak zuivere poëzie wordt.
Misschien is het de onderstroom van liefde en de ernst waarmee de existentiële vragen verwerkt worden die de jury van de Katholische Jugendbuchpreis overtuigd heeft. Mij trof vooral de dramatische evocatie, gedragen door nauwkeurig uitgewerkte tegenstellingen, de feilloos oproepen emoties en de heldere, eenvoudige en daardoor poëtische verwoording. Alle ingrediënten samen maken van De zomer van de snoek< een aangrijpend en literair sterk verhaal. [Jet Marchau]
Erik van de Grampel
Anne, Lucas en Daniël zijn van jongs af aan vrienden. Ze wonen op het landgoed van het kasteel en spelen elke dag met elkaar. In de kasteelgracht zit een grote snoek die ze willen vangen. Lucas en Daniël denken dat door het vangen van deze roofvis hun moeder Gisela die aan kanker lijdt, weer beter zal worden. Op de eerste dag van het visseizoen vangen ze inderdaad de vis, maar op dezelfde dag overlijdt Gisela. Toegankelijk geschreven verhaal in de ik-vorm over de belevenissen van drie kinderen in de basisschoolleeftijd. Het verhaal kent geen hoofdstukindeling en geen illustraties. De toepasselijke omslagillustratie in meerkleurendruk toont enkele snoeken tegen een blauwe lucht met enkele wolken. Vanaf ca. 10 jaar.
Kristina Delmeire
ua/an/22 j
Vissen is verboden in de streek waar Daniël en Lucas wonen. Toch zijn ze erop gebrand om deze zomer een snoek te vangen. Ze geloven dat de vangst een ommekeer zal brengen in de ziekte van hun moeder, zodat ze gauw helemaal beter wordt en alles weer wordt als voorheen. Anna gelooft daar niet in, maar de twee jongens zijn haar boezemvrienden en in de gegeven omstandigheden heeft ze het hart niet om ze in de steek te laten. Ze gruwt van het glibberige vissenvel maar gaandeweg overwint ze haar weerzin en met z’n allen proberen ze de vis te verschalken. De zomer verstrijkt, de snoek wordt gevangen, de natuur verandert langzaam van kleur en Gisela, Daniëls en Lucas’ moeder, sterft. Het enige waar ze zich aan kunnen vasthouden is het motto van Gisela: Eén voor allen, allen voor één. ‘De zomer van de snoek’ is geen luchtig verhaal. Je bent je er al gauw van bewust dat de schaduw van de dood nadrukkelijk aanwezig is. Toch slaagt Jutta Richter erin om via het ritme van de natuur, de beschrijvingen van het langzaam veranderen van de kleuren, de wisselende geuren enzomeer, het verglijden van de tijd te vatten. De aangekondigde dood van Gisela krijgt daardoor iets natuurlijks, het wordt als het ware bevattelijker. Het boek zet aan om op een andere manier met ‘gemis’ om te gaan. Het verdriet is niet minder intens, maar door de stilte die zich langzaam binnenin ontvouwt, ondervind je als lezer dat de scherpe kanten minder rafelig worden. Het verhaal schept een kader waarin de dood een plaats heeft. Dit is een zeer verdienstelijk uitgangspunt, de vertaling mag zichzelf evenveel eer toekennen. De cover van het boek ademt dezelfde sereniteit uit. Een aanrader, zowel voor de jonge lezer als voor de volwassene.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.