Crossroads
Walter van den Broeck
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2004 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : BROE |
Jos Borré
te/ep/29 s
Slechte timing, daar heeft het mee te maken. Mensen die niet op elkaar afgestemd zijn, die elkaar te vroeg of te laat ontmoeten. In het theaterstuk Greenwich (1974) van Walter van den Broeck hangt er een aantal klokken tegen de muur in de huiskamer van de vrouw die als bijverdienste allerlei uurwerken repareert. Klokken die allemaal een ander uur aangeven. Haar man sakkert elke ochtend dat zijn ei niet lang genoeg of te lang gekookt heeft. Nooit exact drie minuten. Dan verschijnt, in hagelwit pak, met aparte maniertjes, als iemand van een andere wereld, Saturnino. (Saturnus was de Romeinse tegenhanger van Chronos - de tijd, de jongste van de Titanen, die tegen zijn vader Uranus in opstand kwam en hem castreerde.) Saturnino zet al de klokken gelijk en brengt de huisgenoten in overeenstemming met elkaar. In een aparte scène draagt hij een onzichtbare last en kreunt hij: "Vader!!! Ga van mijn rug af!!!" Dertig jaar later schrijft Walter van den Broeck een roman over de omstandigheden waarin een afspraak misgelopen is, een roman waarin hij probeert zijn vader van zijn rug af te gooien. Naar verwachting nog altijd niet definitief.
Bijna alles speelt zich af in café De Beiaard op de Grote Markt in Turnhout, in één dag, 24 december 1980. Het hoofdpersonage, de schrijver Walter van den Broeck, heeft eindelijk een geschikt cadeau voor zijn vader bedacht: een modern, discreet hoorapparaat. De vader heeft er al wel een, maar dat gebruikt hij nooit. Liever ondergaat hij de ongemakken van zijn hardhorigheid dan zijn imago te laten schenden door een apparaat dat een ouderdomsgebrek etaleert. Bovendien vermoedt de zoon dat de vader vals speelt, dat hij eigenlijk wel hoort wat hij wil en moet horen, maar hardhorigheid voorwendt om zichzelf in het centrum van de aandacht te manoeuvreren en om vervelende discussies uit de weg te gaan. Discussies over hoe hij door zijn egocentrisch optreden volledig beslag legt op het leven van zijn vrouw, haar psychisch terroriseert, en zichzelf als mannetjesputter onverdraaglijk aanstelt ten koste van haar en de kinderen. Door zijn vader een modern en efficiënt hoorapparaat cadeau te doen, neemt de zoon subtiel weerwraak voor al de jaren dat hij zijn nukken heeft moeten verdragen, zonder met een repliek tot hem te kunnen doordringen. Al lang, zegt hij in dit boek, zoekt hij een manier om zijn vader ongelijk te geven in zijn gekanker, in de simplificaties in zijn kijk op de wereld (hij schrijft brieven aan de Amerikaanse president met een oplossing voor de Koude Oorlog: bombardeer het Kremlin), in zijn zelfoverschatting (hij vindt geniale dingen uit, zoals de lucifer met twee solferkoppen, en hij stuurt songteksten op naar Frank Sinatra), in zijn aanstellerij, in zijn heimelijk genoeglijke meewarigheid om alles wat er fout loopt in wat hij rond zich ziet. Hij weet het altijd beter.
Deze vader is al heel lang een bekende figuur in het werk van Van den Broeck. In zijn officieuze debuut, De troonopvolger (1967), kan een zoon symbolisch pas uitgroeien tot zijn ware zelf als hij zijn vader vermoord en zijn hart opgegeten heeft. (Een bijsluiter van Freud was overbodig.) Lang was die vader een anekdotische figuur - de drager van de ontwapenende humor in Groenten uit Balen (1972) bijvoorbeeld, tot hij op het einde van het stuk ook de serieuze boodschap mag formuleren. In het derde deel van Het beleg van Laken (1985-1992) - de dood van de vader doorkruiste het schrijven daarvan - stelt Van den Broeck hem in een heel ander daglicht, duidelijk met een onderliggend ongenoegen om wie die vader voor zijn huisgenoten geweest is. Maar een echte afrekening kon je het niet noemen. Serieus afstand nemen, misschien. Maar de vader heeft de zoon nooit losgelaten, zo blijkt. In Een lichtgevoelige jongen (2001) zitten bepaald harde en pijnlijke passages over de vader, en ook nu zijn opmerkingen aan zijn adres ondubbelzinnig wrang en denkt de zoon bij tijden zelfs aan fysieke terugslag, "want ik vind dat hij niet hard genoeg gestraft kan worden omdat hij altijd geweest is wie hij is." Zelfs schrijven heeft Van den Broeck ooit aangewezen als de enig mogelijke repliek in de thuis door vader opgelegde stilte, die hij nodig achtte om zich op zijn verheven bezigheden te kunnen concentreren. Als succesrijke schrijver van een oeuvre waarin hij de morele druk en de invloed van de vader steeds meer bezweert, roept de zoon die vader na: eat your heart out. Alleen: dat ongelijk van hem, dat raakt nooit tot hem doorgedrongen.
Zoiets kan vlot gaan, de aanschaf van een hoorapparaat. Walter is met zijn vrouw en zijn ouders naar de Grote Markt gereden. Hij heeft de vrouwen winkelen gestuurd en wacht met zijn vader in café De Beiaard tegen elf uur op Chico. Chico zal in het labo snel een gehoortest afnemen, waarna ze het gewenste apparaat in een zaak op de Markt kunnen kopen, en wanneer de vrouwen zich om één uur weer bij hen voegen, zal vader met een auditief ontsloten buitenwereld een andere man geworden zijn. Maar zo loopt het natuurlijk helemaal niet. En omdat Walter zijn hoop- en betekenisvolle arrangement in het honderd ziet lopen en hij snel een ander cadeau moet opdiepen, raakt hij danig ontstemd. Koren op de molen van zijn onmacht.
Chico is de absolute buitenstaander in deze roman. Hij dankt zijn naam aan een figuur uit een Amerikaans televisiefeuilleton en zijn reputatie aan een baantje als dj, een van twaalf stielen die hij oppakt. De laatste is 'akoepedist', tester van gehoorstoornissen. Zijn komst wordt verwacht als die van Saturnino, de man die alles op orde zal zetten, die alle schuring en wrijving en hapering zal harmoniseren, die de blokkering van de verhoudingen zal opheffen. Merkwaardig is een scène waarin Walter en Chico zich lichtelijk met elkaar identificeren. En ook: de herhaalde vermelding van de roman The catcher in the rye. Dat kan niet anders betekenen dan dat, zoals in vorige boeken, Walter, de jongste van de kinderen, zich geroepen en verantwoordelijk weet om redding te brengen, om de vader te ontwapenen, om de eindeloze dreiging van het conflict af te wenden, om de brenger en de behoeder van de vrede en de veiligheid te zijn. En wellicht nog meer ook. Waarom Chico niet opdaagt, verneemt Walter pas 's avonds, terwijl Boudewijn zijn kerstboodschap voorleest, en als zijn jongste zoon zijn kerstcadeau uitpakt, het zakhorloge waar hij zo op verslingerd was.
Als buitenstaander zet Chico ook de gemoedelijkheid onder de klanten in het café in het licht. Hoe verschillend van aard ook, van de troep schoolmeisjes tot de ouwelijke notabelen, ieder heeft er zijn plaats, ieder stelt er prijs op de gewoonten en de gebruiken. Op begenadigde momenten maken de verbale hoogstandjes de hartverheffende samenhorigheid van het gezelschap tot een unieke belevenis. Spoonerisms zijn er de running gag. De beginletters van twee woorden verwisselen (een 'blaasje gier', een 'motatenpas'), zodat ze, niet op elkaar afgestemd, niet bij elkaar passend, toch ontspannende luchtigheid en grappigheid opleveren. Het café, uitvoerig en met warmte beschreven, is een universum in het klein, een schuiloord en vrijplaats tegelijk. Een variant van het verbale vlot in Het beleg van Laken, waar het huisidioom de omgangstaal was, waar Van den Broeck zijn geliefden op hees om samen de overtocht over het dreigende en
stormachtige leven buiten te kunnen maken. Op 24 december woeden buiten de kerstsfeer, en de economische crisis, en de Koude Oorlog. En Walters "generale ongenoegen".
De Beiaard en de dove man is veel meer dan de anekdotische roman die hij op het eerste gezicht lijkt. Een bijzondere kracht ervan schuilt in de opstelling van de auteur tegenover de werkelijkheid. Aan het optreden in zijn eigen romans, aan het schrijven over hem zelf en zijn vroegere en latere huisgenoten zijn we ondertussen al gewend geraakt. Vooral ten aanzien van andere herkenbare personages stelt Van den Broeck in een voorafgaande opmerking dat iedereen die in woorden wordt omgezet nooit als meer dan een personage gezien mag worden, maar dat iets onder woorden brengen, hoe herkenbaar ook, wel een nieuwe werkelijkheid tot stand brengt. Wat hij met literatuur poogt te verwezenlijken is de tijd, de opeenvolging van unieke momenten die meteen daarna in de grote vergetelheid verdwijnen, dit mechanisme zodanig vertragen dat het reconstructief geregistreerd kan worden.
De samenhang van het boek is op deze notie geënt. De momentopname van een schijnbaar doodgewone, maar eigenlijk memorabele dag is uitgewerkt als een fraai samenspel, opgebouwd met een geoefende zin voor de juiste verhoudingen, van eenvoudige en toch veelzeggende ingrediënten, die klemvast tegen elkaar aan klinken. Er komt een mooi evenwicht tot stand tussen verwachting en ontgoocheling, tussen wat gezegd wordt en wat onuitgesproken blijft, wat ingevuld raakt en wat open blijft, en het leidt naar een handig geënsceneerde ontknoping die eerst niet en dan toch weer wel verrast.
Je kunt, zei Walter van den Broeck bij de presentatie van zijn eigen boek, dit boek gemakkelijk tussen twee zinnen op pagina 696 van Het beleg van Laken schuiven. Het had er ook niet kunnen komen, dit boek, maar nu het er is, neemt het zijn plaats in op het grote tapijt dat Van den Broeck met letters weeft, en waarbij hij met elke letter veld wint van het grote vergeten. "Alleen dwazen zijn van mening dat gisteren voorbij is."
Er komt een mooi evenwicht tot stand
tussen verwachting en ontgoocheling,
tussen wat gezegd wordt en wat onuitgesproken blijft
Jan Stevens
te/ep/30 s
Interview
Hoe groter Europa wordt, hoe verweesder en ontheemder we ons voelen
In De beiaard en de dove man gaat Walter van den Broeck op zoek naar het ultieme kerstgeschenk voor zijn tirannieke, hardhorige vader: een hoorapparaat. Hij roept daarvoor de hulp in van Chico, vrouwengek en controleur van oren. Maar op het moment suprême laat Chico het afweten. Walters toorn zal verschrikkelijk zijn, want: ,,Wie te ver is gegaan, breng ik in mezelf ter dood en bedek ik met een dikke laag onverschilligheid, een granieten grafzerk gelijk.''
Woensdagochtend, 24 december 1980. De bijna veertigjarige schrijver Walter van den Broeck en zijn vijfenzeventigjarige vader Robert zitten in café De Beiaard op de Grote Markt van Turnhout te wachten op de komst van Guy Lanoye, alias Chico. De vlotte prater en charmeur Chico is een cafékennis van Walter. ,,Lange tijd kende ik hem alleen maar van gezicht. Ik zag hem een paar keer als dj aan het werk. De hele nacht werd hij omstuwd door bevallige, krolse meiden die drankjes aanvoerden en om verzoeknummertjes bedelden, hopend dat zijzelf straks door hem uitverkoren zouden worden voor iets intiemers.''
Robert beseft het niet, maar zijn zoon broedt op een groots plan. Walter ergert zich mateloos aan zijn vader en is vastbesloten om voorgoed komaf te maken met die ergernis. Zijn wrevel over de oude man is zo groot dat hij hem zelfs fysiek te lijf zou willen gaan. ,,Bij elk gesprek moet ik minstens een dozijn keer krachtig de aanvechting onderdrukken om hem de keel dicht te knijpen, of minstens zo lang te slaan en te trappen dat hij er een klein maar blijvend letsel aan overhoudt.'' De selectief dove en tirannieke Robert van den Broeck waant zichzelf keizer van de schepping. Alles en iedereen moeten ten dienste van hem staan. Zijn hardhorigheid hanteert hij als middel om altijd en overal zijn zin te krijgen.
Chico werkt in een testcentrum voor gehoorgestoorden. Hij zal Walter helpen in diens zoektocht naar het ultieme kerstgeschenk voor Robert: ,,Een hypermodern, gesofisticeerd en vooral discreet hoorapparaat. Nooit nog zal hij dovemannetje kunnen spelen en iedereen die het niet met hem eens is kunnen uitputten en ontmoedigen met zijn eeuwige Wablieft?'''
Maar Chico komt niet opdagen en Walters plan valt in duigen.
Dinsdagochtend, 21 september 2004. De telefoon rinkelt in café De Beiaard. ,,Walter, het is voor jou.'' De drieënzestigjarige schrijver zet zijn kopje neer, verontschuldigt zich en verdwijnt richting toog. De Beiaard lijkt voor Walter van den Broeck een soort van tweede thuis te zijn, want tijdens het interview zal de waardin hem meermaals aan de telefoon roepen.
In De beiaard en de dove man beschrijft Van den Broeck het interieur van het café als ,,een mengsel van een toets Hollandse netheid, een tikkeltje Duitse strengheid, een vleugje Parijse frivoliteit en een snuifje Turnhoutse kleinburgerlijkheid.'' Vierentwintig jaar later is het etablissement geen spat veranderd. Nog steeds ,,krioelt het aan de wanden en het plafond zowel van de schilderijen, lithografieën en potloodtekeningen, als van de houten scheepskatrollen, straatnaamborden, koperen bellen, geëmailleerde kannen, wafelijzers en talloze afgedankte landbouwwerktuigen.''
- Eind 1980 was de verstandhouding met uw vader wel erg slecht. Walter van den Broeck: ,,In dit boek heb ik al zijn onhebbelijkheden nog eens flink uit de doeken gedaan, ja. In die periode begon mijn moeder langzaam te dementeren. Tegenwoordig kun je overal informatie vinden over alzheimer, maar twintig jaar geleden werden dementerenden omschreven als mensen die simpel of kinds werden, en daarmee was de kous af. Mijn vader kon niet met haar vergeetachtigheid overweg. Hij weigerde te aanvaarden dat ze ziek was, en dat maakte mij opstandig. Soms zei hij: Ellie, het is nu wel genoeg geweest. Doe normaal.' Hij zag zichzelf als het middelpunt van de schepping. Als zijn horloge voor of achter liep, lag dat niet aan hem, maar aan de rest van het heelal.
Met mij ging het ook niet zo goed. Ik had een bijzonder hectisch jaar achter de rug. Brief aan Boudewijn was pas verschenen, ik had enkele toneelstukken gepubliceerd en een aantal vertalingen - allemaal erg succesrijk. Ik werd van hot naar her gesleurd en ik werd daar lichamelijk niet goed van. Misschien is die reactie inherent aan het schrijverschap. Je zit alleen te schrijven en op den duur is alleen zitten het liefste wat je doet. Mensen die na een jarenlange gevangenschap vrijgelaten worden, voelen zich ook onzeker en willen het liefst zo snel mogelijk terug naar de eenzaamheid van hun cel. De periode rond mijn veertigste was lastig. Ik dacht dat ik aan het sterven was en ontwaarde allerlei vormen van kanker bij mezelf, oorlelkanker inbegrepen.''
- Het zinnetje Data zijn belangrijk' wordt heel vaak herhaald in het boek. Waarom? ,,Data zijn belangrijk omdat ze perspectief bieden aan een verhaal. Ze geven het verleden diepte. Ik heb hard mijn best gedaan om alle feiten in dit boek te laten kloppen; de actualiteit, wat er op tv te zien was, tot en met het weer toe. Daardoor is deze roman bijna een non-fictieboek. Soms vraag ik me af waarom ik alles altijd zo juist wil hebben. Want het zal een lezer worst wezen of iets in 1979 of 1980 is gebeurd. In Aantekeningen van een stambewaarder (1977) legde ik al heel minutieus mijn familiegeschiedenis vast. Blijkbaar wil ik dat allemaal heel precies weten.''
- Omdat u zo greep tracht te krijgen op het bestaan? ,,Omdat ik probeer om zo de greep niet te verliezen. Er is een verband tussen de huidige tijdgeest en wat ik jaren geleden als schrijver ben beginnen te doen. De groei van het aantal quizclubs, de revival van de buurtfeesten, de toename van het aantal heemkundige kringen, het heeft allemaal te maken met de groei van Europa. Want hoe groter Europa wordt, hoe verweesder en ontheemder we ons voelen.
In De lach en de vergetelheid zegt Milan Kundera: Als dictators of grote landen kleine naties willen domineren, vlakken ze het geheugen van die naties uit.' De farao's uit het oude Egypte bezondigden zich daar al aan: ze schraapten de namen van hun voorgangers weg van monumenten. Onze hele geschiedschrijving is voor een deel fictie. Soms krijgen kinderen nieuwe geschiedenisboeken waarin voormalige helden schurken worden en de vroegere boeven helden. Om overeind te blijven, fictionaliseren schrijvers en doodgewone mensen voortdurend de werkelijkheid. Er komen zoveel gebeurtenissen op ons af en ze gebeuren zo snel dat onze harde schijf dreigt te crashen. Dus plooien we ons op onszelf terug. Want om naar buiten te kunnen treden, moeten we eerst weten hoe we zelf zijn. Vroeger was dat vanzelfsprekend en stond niemand daarbij stil. Vandaag is dat niet meer zo.''
- U zit samen met uw vader tevergeefs op Chico te wachten. U bent erg boos op hem, tot u ontdekt wat er gebeurd is. Is Chico, alias Guy Lanoye, de gestorven oudere broer van Tom? ,,Ja. Maar dat wist ik toen nog niet. Pas vier jaar later kwam ik erachter dat Chico de broer van Tom was. Op een literaire avond kwam ik Tom tegen. Hij was nog erg jong en had net enkele bundels in eigen beheer uitgegeven. Hij kwam naar me toe en zei: Jij hebt mijn broer toch gekend?' Jouw broer?' vroeg ik. Hij antwoordde: Ja, onze Guy, Guy Lanoye.' O, den Chico!'''
- Begint u, nu u ouder wordt, meer op uw vader te lijken? ,,Ongetwijfeld. Mijn zus zegt dat ik zijn loop en zijn bouw heb. Ik heb me lang tegen dat lijken op' verzet, maar ik kreeg daar alleen maar maagpijn van. Dus laat ik nu een aantal dingen toe. Ik let er wel op dat die trekjes niet de ongemakken veroorzaken die mijn vader teweegbracht. Mijn vader zat graag thuis en mijn moeder was graag onder de mensen. Maar hij liet haar nooit gaan; ze moest altijd bij hem blijven.
Ik ben ook graag thuis, terwijl mijn vrouw graag een stapje in de wereld zet. Van mij mag ze gaan.
De doden zijn niet helemaal dood. Je leeft voort in je kinderen en in de invloeden die je ongewild en ongemerkt uitgeoefend hebt op andere mensen. De doden gaan niet van ons weg; ze trekken bij ons in. In het begin gaat een overlijden gepaard met ongemakken, die periode noemen we rouw. Na verloop van tijd geven we onze gestorvenen een plaats. Eerst is het passen, meten en schikken, net zoals we een nieuw boek een plaats geven tussen andere boeken in het rek. Als je goed gerouwd hebt, kun je later dat boek opnieuw vastnemen, openen en weer ontroerd raken. Mijn vader en mijn moeder zitten hier natuurlijk ook met jou te praten. Jammer genoeg rook ik niet meer; anders zou ik je een perfecte demonstratie kunnen geven van hoe je volgens mijn vader een Zemir hoort op te steken.''
DE AUTEUR Walter van den Broeck (1941) is een van Vlaanderens meest gerenommeerde roman- en toneelauteurs. Voor zijn toneelwerk kreeg hij in 1982 de Driejaarlijkse Staatsprijs voor toneel. Voor zijn vierdelige koninklijke' romancyclus die in 1980 startte met Brief aan Boudewijn en in 1992 eindigde met Het leven na beklag , ontving hij in 1993 de Driejaarlijkse Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor proza.
Marc Holthof
ob/kt/09 o
(tijd) - De jongste jaren waren voor Walter van den Broeck niet bepaald een glorieperiode. Zijn grote boek over de affaie-Dutroux verstikte pijnlijk pompeus in zijn eigen ambitie. En zijn vorige roman, 'Een lichtgevoelige jongen', bleek een slap verhaal over volwassen worden. Maar kijk, we zijn nu drie jaar later, Walter van den Broeck nadert de pensioengerechtigde leeftijd en zijn nieuwe boek, 'De beiaard en de dove man', blijkt totnogtoe warempel de beste Vlaamse roman van het najaar.
De hoogtepunten uit het oeuvre van Walter van den Broeck - in de eerste plaats 'Aantekeningen van een stambewaarder' en 'Brief aan Boudewijn' - zijn verplichte lectuur voor wie de Vlaamse letteren van de voorbije decennia wil doorgronden. Wie ze geconsumeerd heeft, kent de familie van den Broeck al door en door. Verbeeld door de ogen van de kleine Walter, desgewenst rondlopend aan de hand van onze toenmalige vorst, heeft de lezer de Cité in Olen leren appreciëren. Met in het brandpunt daarvan de ouders van Walter en vooral zijn dominante vader. Een hele vloed aan kleine en grote herinneringen is er over ons heen gegaan, tot de laatste millimeter van de Cité geboekstaafd was. En nog blijkt Walter van den Broeck niet over deze vader uitgeschreven. Op die manier is hij consequent met zichzelf. Hij heeft in zijn boeken vaak genoeg gethematiseerd hoe je het verleden onuitputtend kunt proberen te reconstrueren en toch telkens bij fictie uitkomt. Wie het verleden beschrijft, fantaseert vanaf het eerste woord ogenblikkelijk en onherroepelijk zijn eigen verhaal. Dat is de intellectuele verklaring over het waarom van weer een nieuw vaderboek. Alleen: de inspiratie moet nog mee willen ook. En dat wil ze.
Rampjaar
De kleine Walter is ondertussen wel een Walter van middelbare leeftijd geworden, geprangd tussen zijn nu oude vader en zijn opgroeiende zoon. Woonachtig te Turnhout, maar zonder veel overtuiging. Hoofdredacteur bij het reclameblad Turnhout Express, ook al zonder veel overtuiging. Walter doet de dingen omdat het moet. We schrijven 24 december 1980 en de wereld gaat zoals altijd ten onder. 'De economische crisis houdt nu al vijf jaar aan en wordt steeds erger. De democratieën beven en nu de Amerikanen een nepacteur tot president hebben verkozen, staat straks over de hele wereld de dreiging van een Derde Wereldoorlog gespannen. (_) Nee, 1980 was een rotjaar, een rampjaar, een onvervalst annus horribilis zowel voor de wereld als voor het vaderland.'
Al baart de wereld hem zorgen, Walters woede over de stand der dingen richt zich vooral op Robert van den Broeck. Heel zijn leven zint hij eigenlijk al op wraak op zijn 'eigenzinnige, zelfingenomen, egoïstische, tirannieke' vader. Altijd was er de irritatie, maar nooit het verzet. Maar nu is er eindelijk een uitweg. Want Walter heeft een plan bedacht, met als aanleiding een heel specifieke ergernis. Zijn vader speelt immers al jaren zijn doofheid uit, als het in zijn kraam past. Hij kan prachtige verhalen vertellen over hoe die doofheid er gekomen is, maar hij kan zijn doofheid vooral prachtig misbruiken. De wereld dringt niet meer bij hem binnen. Dus kan hij functioneel de doofheid aanwenden om te leven zonder zich van de rest iets aan te trekken. Daar staat die zoon dan naast hem zijn ergernis uit te schreeuwen. De vader beweegt geen millimeter, empathie onder het vriespunt. En dus slikt de zoon nog een valium.
Symbool
De doofheid is niet alleen in de plot het centrale element van 'De beiaard en de dove man'. De doofheid van de vader is natuurlijk ook een kanjer van een symbool. Hij symboliseert de onmacht van de zoon een verbinding met zijn verleden te maken. Nog abstracter zou je de doofheid van de vader ook kunnen lezen als de onmacht van een schrijver om de werkelijkheid naar zijn hand te zetten. Hij dringt niet door, want die werkelijkheid hanteert onverstoorbaar haar eigen wetten. Dergelijke interpretaties zijn natuurlijk niet wereldschokkend, net zomin de doofheid als symbool dat is. Van den Broeck loopt er ook niet mee te koop als een grote vondst. Dat zegt veel over de bescheidenheid van het boek.
'De beiaard en de dove man' overtuigt niet zozeer omdat de vaderfiguur zo verrassend getekend is. Die portrettering sluit heel nauw aan bij hoe we de vader al kennen uit alle vorige boeken van Walter van den Broeck, namelijk als een vermakelijke maar hopeloos egoïstische 'pain in the ass' met genoeg verbeelding en verbaliteit om zich overal uit te praten. 'Eigenlijk irriteert iedereen hem die niet Robert van den Broeck is.' De grote kracht van het boek zit in de stoet kleurrijke personages en de tegelijkertijd toch heel eenvoudige opzet. Vooral de heel goed lopende eerste helft van het boek is heel geslaagd. Walter zit in dat deel met zijn vader op café. Ze zitten in De Beiaard, naast de grootste kerstboom van de hele Grote Markt in Turnhout. De vader weet niet dat ze beiden wachten op een kompaan van Walter. Die gaat immers de wraak begeleiden. Terwijl ze daar wachten, komt heel Turnhout het café binnen: de meisjes van het Heilig Graf, de drie overgepensioneerde notabelen, de madame van de tv, een broer en zus, een mevrouw die zonet boeken heeft kocht (ja, zelfs een van Walter).
Van den Broeck beschrijft het café heel mooi als een onheilspellend amalgaam van kleine werelden, elk met hun eigen functie. In het café past een andere logica der dingen, een primaire maatschappijopbouw van goeden en slechten, van chefs en gehorigen. Die sfeer past perfect bij het universum van Walter van den Broeck. Hoeveel afstand hij tegenover het verleden ook inbouwt, diens verhalen zijn altijd ook nostalgische constructies van een verdwenen eenvoud. De Beiaard is een reservaat voor de weemoed omdat het de illusie biedt dat die eenvoud nog bestaat. 'Je kan hooguit zeggen dat het een wonderlijk en raadselachtig mengsel is van tijd, plaats, gezelschap en alcohol. Onttrek een van die elementen aan het geheel en de stemming daalt fataal, de avond schift, de sfeer spat als een zeepbel uiteen.'
Zelfhaat
Het echtpaar dat het café strak in handen houdt, is op die 24ste december afwezig, maar de uitgebreide beschrijving van hun leven is te kleurrijk om in de weg te lopen. Zij zijn maar een van de zijwegen die van den Broeck bewandelt. De eerste helft bestaat zelfs enkel uit zijwegen. Die breedvoerigheid hindert niet. Van den Broeck houdt het allemaal heel goed bij elkaar. In het midden plaatst hij de zwijgende vader en zoon, met rond hen stemmen, personages en herinneringen, en alles loopt op een heel geleidelijke manier in elkaar over. Iedereen passeert, terwijl Walter en zijn vader er het zwijgen toe doen. Het tweede deel van het boek is het meest zwakke, daar is de magische sfeer uit het café ineens verdwenen. Dat tweede stuk heeft van den Broeck nodig om de plot uitgelegd te krijgen. Het derde deel is dan weer iets eleganter. De magie van de kroeg is er niet meer, maar alles komt wel geloofwaardig samen.
De verteltoon van het boek is deels gereserveerd afstandelijk, deels heel betrokken, met luchtige beschrijvingen verpakt in een half ambtelijke taal, een opgesteven Vlaams. Het is de stijl die van den Broeck al zo vaak gebruikt heeft, en die hem ook het beste past. Ze schippert tussen warme betrokkenheid en intellectuele afstand. Ze reflecteert dus perfect de manier waarop ook midlife-Walter tegenover zijn verleden blijkt te staan. Dik tegen zijn zin geeft Walter toe hoe hij eigenlijk op zijn vader lijkt. Vader blijkt ook een taalvirtuoos te zijn. De schrijver heeft het dus blijkbaar van geen vreemde. En ze zijn toch allebei geweldig goed in het verzinnen van verhalen? Ze stoppen zelfs allebei hun zakken vol rommel. De verteller wordt van al die parallellen enkel cynisch. 'Ik zal sterven aan zelfhaat.' Je zou er haast medelijden van krijgen.
Walter van den Broeck heeft dicht bij huis in een al veel beschreven onderwerp voldoende inspiratie gevonden voor een roman met weinig ambitie, maar die in alle eenvoud toch overtuigt. Vooral de eerste helft is een heel ontwapenende en goed gedramatiseerde vertelling. 'De beiaard en de dove man' is een uitstekend evenwicht tussen lichtvoetigheid en de relatieve zwaarte van het dagelijkse bestaan. De verteller Walter van den Broeck haalt in de roman aan dat hij telkens probeert om 'de trieste werkelijkheid tot iets grappig om te vormen, waarin niettemin voor de aandachtige luisteraar de harde, tragische kern duidelijk hoorbaar bleef'. De schrijver Walter van den Broeck is in dat voornemen prima geslaagd.
John Vervoort
te/ep/25 s
De Beiaard en de dove man speelt zich vooral af in café De Beiaard op de Turnhoutse Markt, waar de schrijver met zijn vader op 24 december 1980 - het jaar waarin hij definitief doorbreekt met Brief aan Boudewijn - iets gaat drinken terwijl zijn vrouw en zijn moeder winkelen. De schrijver wil zijn wat norse vader een origineel geschenk geven en daarvoor heeft hij de hulp van zijn vriend Chico nodig. De vader is doof aan het worden en wendt dat gebrek constant aan om naar god noch gebod te luisteren. Maar Chico daagt niet op. Waarom wordt pas op het einde duidelijk.
U brengt een hulde aan de stamkroeg en de drinkebroers, de ridders van de donkere tafel waarmee naar hartelust geouwehoerd kan worden. Walter van den Broeck: ,,Café de Beiaard is de enige kroeg in Turnhout - een stad waar ik eigenlijk ook een vreemdeling ben - waar ik ben blijven komen. Het lijkt wel een kroeg uit een film van David Lynch, zei iemand ooit tegen mij, met een bont allegaartje aan gasten en allerlei portretten en schilderijen aan de muur.''
Eigenlijk is dit boek het uitgesponnen verhaal van een anekdote die zich op één dag afspeelt. ,,Inderdaad. In Het gevallen baken , waarin ik uitgebreid over mijn ouders schrijf, past heel dit verhaal tussen twee regels, ergens op bladzijde 686. Ik heb het nagekeken. Maar in dit boek vormt de strijd tussen de vader en de zoon de rode draad. Het is eigenlijk het verhaal van een zoon die zijn vader het cadeau van zijn leven wil geven, noem het een vergiftigd geschenk, en daarmee tegelijk wraak kan nemen op wat de vader hem allemaal heeft aangedaan. Maar dat plan mislukt.''
Manke communicatie
,,Uiteindelijk is de vraag meer van wat er níet gebeurd is, dan wat er wel gebeurd is. Steeds weer, zeker in mijn laatste boeken, schijn ik aangetrokken te worden tot verhalen waarin de communicatie tussen mensen mank loopt, waarin afspraken niet nageleefd worden of berichten de ontvanger niet bereiken.''
Waarom keert u steeds weer terug naar uw eigen familiegeschiedenis? U gebruikt zelfs de echte namen van de personages. ,,Het heeft te maken met het willen vastleggen van een tijd en een ruimte die niet spectaculair zijn, maar wel van mij zijn. Ik ben geen flauwe melancholicus maar de dingen die voorgoed verdwenen zijn - in mijn persoonlijk leven maar ook in deze stad, dit land en de wereld - hebben ook nadat ze zijn verdwenen hun recht van bestaan. Binnenkort bestaat België of Vlaanderen zelfs niet meer. De frank is al weg en vervangen door de euro.''
,,Misschien geef ik de geschiedenis, zowel mijn eigen kleine verhaal en het grote mondiale verhaal dat daarin doorschemert, wel haar eigen plaats terug. Daarom moeten alle details kloppen, tot en met de tv-programma's die ik aanhaal of de speech van de koning die hij dat jaar gaf. Daarin ben ik bijna maniakaal.''
31/12/2004
24 december 1980: Walter van den Broeck, die in De Beiaard en de dove man als vertellende ikfiguur optreedt, heeft zich samen met zijn vader teruggetrokken in 'De Beiaard'. Terwijl zijn vrouw Eliane samen met zijn moeder kerstinkopen is gaan doen, begint voor hem het wachten op zijn kompaan Chico, die zich er als gehoordeskundige toe verbonden heeft Walters vader aan een grondig onderzoek te onderwerpen en hem meteen een supermodern hoorapparaat voor te schrijven. Walter wil het zijn vader cadeau doen om zo de mythe van diens ongeneeslijke doofheid voorgoed onderuit te halen en een eind te maken aan zijn tirannieke houding waarmee hij nu al een heel leven lang zijn vrouw (bijna letterlijk) het zwijgen oplegt. Het portret dat Van den Broeck in De Beiaard en de dove man schetst van zijn vader sluit perfect aan bij het beeld dat we reeds van hem kennen uit eerder verschenen werk als Groenten uit Balen of de Laken-cyclus: een vader die zich wentelt in zijn ijdelheid (denk aan de brieven die hij schrijft aan de groten der aarde, politici evengoed als Frank Sinatra aan wie hij -- ongevraagd uiteraard -- liedjesteksten toestuurde). Walters plan mislukt omdat Chico uiteindelijk niet komt opdagen. Om toch maar een cadeau bij de hand te hebben, wikkelt hij de aansteker die hij in het café meekrijgt, snel in geschenkpapier. Wat ogenschijnlijk een oppervlakkig en luchtig verhaal lijkt (ware er niet de onderliggende lijn van de op wraak beluste zoon, die nu eindelijk eens wil afrekenen met de vaderfiguur), wordt door Van den Broeck op een meer dan aanvaardbaar niveau getild. Er is vooreerst de sprekende beschrijving van café De Beiaard, met zijn heel eigen sfeer, zijn eigen taalgebruik (de vervorming van woorden door letters te verwisselen (dit herinnert aan de familietaal die ten huize Van den Broeck gesproken wordt in de Laken-cyclus), zijn vaste bezoekers, van de drie Gratiën -- drie oude mannen die er komen zitten te zitten -- tot en met de prille schooltieners die giechelend en proestend commentaar geven op eigen en andermans leven. En er is de subtiele manier waarop Van den Broeck alles rond het thema van de tijd opbouwt. In de openingsalinea al lezen we dat dat belangrijk kan zijn. En als aan het slot de jongste zoon een zakhorloge als cadeau krijgt, is meteen de cirkel rondgemaakt. Een meesterlijke slot trouwens: de koning leest zijn kerstboodschap voor, de oudste zoon geeft schaterend commentaar op de geschenkdoos die zijn broer opent, Walter ontdekt dat Chico gestorven is. Leven en dood, tijd en tijdloosheid grijpen zo op elkaar in. [Jooris Van Hulle]
Drs. P. van der Haar
Hilarische kerstvertelling, waarin de auteur en toneelschrijver (1941) onder eigen naam figureert als de tobberige en nog puberale zoon van 39 jaar die zijn oude, dove vader eindelijk eens 'lang en breed zijn zaligheid wil geven'. Als in een klassiek drama is er de eenheid van tijd, plaats en handeling: woensdag 24 december 1980, in café De Beiaard aan de Grote Markt in Turnhout, waar vader en vooral zoon wachten op de dingen die komen gaan. De auteur situeert zijn verhaal dus twee jaar voor zijn grote doorbaak in 1982, met twee prijzen voor proza en toneel. Het naderende succes wordt voorvoeld. ''Nooit eerder is het me zo voor de wind gegaan. Maar mijn geluk wordt vergald door steeds toenemende angst- en schuldgevoelens.'' Met veel zelfspot en met een buitengewoon beeldende en humoristische sfeertekening van een gezellig Vlaams café voert Van den Broeck de lezer op een boeiende en zelfs spannende wijze mee naar de ontknoping, die even origineel is als de vertelling zelf. Een hartverwarmend lichtpunt, zeker in de donkere dagen vóór maar ook nog ná kerst. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.