Kwaaie schapen
Katja Lange-Müller
Katja Lange-Müller (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Wereldbibliotheek, cop. 2003 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : LANG |
31/12/2004
De laatsten houdt het midden tussen een roman en een verhalenbundel. Het verbindende element is de vertelster, die eind jaren '70 het uitstervende beroep van zetter uitoefent in een particulier bedrijfje in de DDR. Ze vertelt met veel zelfironie over haar stuk voor stuk originele collega's, of laat anderen over hen aan het woord. Vaak worden verhalen in andere verhalen ingebed en op het einde neemt zelfs een correspondentie het verhaal over. Elke collega heeft zijn geheim. Fritz is ooit 'verlost' van een parasitaire tweelingbroer die als foetus in zijn lendenen was achtergebleven. De schizofrene Manfred heeft een nauwere band met machines dan met mensen. De zwijgzame Willi blijkt met boodschappen in het wit van zijn zetsel wraak te nemen op zijn bezitterige moeder. De ikfiguur zet haar ongeluk in de liefde om in een voorliefde voor kamerplanten, maar zelfs die blijken niet veilig voor de wraakactie van een concurrente. De ouderwetse drukkerij bestaat niet lang; op een dag neemt de eigenaar Udo Posbich de wijk naar het Westen. Met haar aantekeningen ontrukt de vertelster (en ook de schrijfster, die ooit zetter was) een op zijn manier heroïsch verleden aan de vergetelheid: het overleven in een communistische staat, de harde werkvloer, de werk(on)zekerheid, het drankprobleem, de reële solidariteit, die anders was dan de gepropageerde, de privéproblemen die je nooit de kop kunt indrukken. Katja Lange-Müller schrijft tegelijk nietsontziend en mild, met een humor die herinnert aan de definitie van Wilhelm Busch: "Humor heb je als je desondanks lacht". De verhalen zitten vol couleur locale, die herkenbaarder zal zijn voor wie enigszins met het leven in de DDR vertrouwd is. Je kunt ze ook los daarvan lezen, als ondanks alles optimistische verbeeldingen van de slijtageslag die leven heet. Mensen zoals Fritz, Manfred, Willi en Dikkie (de spotnaam van de ikfiguur) worden misschien niet meer gemaakt, of liever: ze vallen tussen de plooien van het gestroomlijnd neoliberaal discours. Met haar lakonisch barokke stijl vol originele metaforen heeft de auteur die laatsten in hun soort overtuigend geportretteerd. [Erik de Smedt]
E. Rombout-de Jager
Roman in vijf hoofdstukken over de levens van vier loodzetters ("de laatsten"), eind jaren zeventig werkend in een DDR-drukkerij. Alle vier zijn drankzuchtig, levend aan de onderkant van de samenleving. Het zijn tragische, absurde, persoonlijke verhalen. Eén van de zetters droeg zijn tweelingbroer in zijn bekken; na een operatie staat deze broer nu op sterk water bij hem thuis. De ik-figuur, een vrouwelijke linkshandige zetter (die om technische redenen met rechts moet zetten) projecteert haar liefde op een potplant. Opvallende schrijfstijl met archaïsch taalgebruik, metaforen en onverwachte wendingen. Dit vergt nauwkeurig lezen. De auteur (Oost-Berlijn, 1951, zelf werkzaam geweest als loodzetter) wordt als één van de belangrijkste hedendaagse Duitse schrijvers gezien en ontving meer prijzen, waaronder de Ingeborg Bachmann-prijs. Ton Naaijkens, redacteur van het literaire tijdschrift Armada, licht in een uitvoerig nawoord inhoud en opbouw nader toe. Paperback; vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.