Was Jezus Caesar ? : over de Romeinse oorsprong van het Christendom : een onderzoek
Francesco Carotta (Auteur)
Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt magazijn
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Aspekt, 2004 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 233.2 CARO |
Besprekingen
31/12/2003
Volgens de Italiaan Francesco Carotta, filosoof en linguïst, zijn de evangelies bewerkingen van historische verhalen over de laatste levensjaren van de vergoddelijkte Caesar, en komt Jezus Christus overeen met Julius Caesar (of afgekort: JC=JC). In het eerste korte hoofdstuk bespreekt hij de overeenkomst tussen de afbeeldingen van de latere Caesar en die van Christus. Verder toont hij aan dat beide levens parallel verlopen en dat ook Christus' kruisiging door Caesars dood geïnspireerd kan zijn. Dan onderzoekt hij de overeenkomsten tussen woorden en wonderen van beide personen. Ten slotte probeert hij aan te tonen dat het Marcusevangelie de biografieën van Caesar op de voet volgt.
Bij zijn grondige tekstvergelijking maakt de auteur veelvuldig gebruik van filologische argumenten (met veel volksetymologie en een gelijkaardig schriftbeeld in Griekse hoofdletters) en hij houdt ook rekening met begrijpelijke fouten en verkeerde interpretaties. Het verhaal van Caesar begint bij de Rubico, waar Pompeius illegale bewapening werd verweten, dat van Jezus bij de Jordaan, waar Johannes illegitiem doopte; het Latijnse woord voor het monsteren van soldaten ('lustratio') bevat de stam van het Griekse werkwoord dat wassen ('lu-') betekent. Pompeius Magnus werd Johannes, later afgebeeld met een schaap ('agnus'). Het verhaal wordt verplaatst van Gallia, met Cornifinium, naar Galilea, met Cafarnaüm. Imperator 'Julius' werd, via gelijkaardige Griekse hoofdletters, koning van de 'Joden'. Christus lijkt een verkorte vorm van 'archiereus megistos', de pontifex maximus die Caesar was. Maar de 'bezetter' kan ook evolueren tot 'bezetene', en Campanië naar 'kameelharenkleed'.
Carotta is van mening dat Christus postuum gekruisigd werd (omdat hij na zijn gevangenneming niets essentieels meer zegt) of dat hij helemaal niet gekruisigd werd (omdat 'stauroo' naast 'kruisigen' ook 'het opstellen van palen en latten' kan betekenen, en dan op het opstapelen van een brandstapel kan wijzen, zoals bij Caesar gebeurde. Toch vindt hij ook bij Caesar een parallel met de kruisiging. Tijdens zijn crematie zou een wassen beeld van de vermoorde aan een T-vormig 'tropaeum' gehangen hebben, en de onthulling van dat beeld is in de kerkdienst van Goede Vrijdag overgenomen. Het wegrollen van de grafsteen komt overeen met het afbreken van het altaar op de plaats van de crematie.
De auteur vraagt dat we zijn studie onbevooroordeeld lezen, maar eigenlijk wil hij dat we hem blindelings volgen. Bij zijn bewering dat Christus niet in de Romeinse geschiedschrijving voorkomt, zullen velen aan Tacitus' verslag van de brand van Rome denken, maar even later krijgen die te horen "naïeve en bigotte lezers, die invoegingen in de klassieke teksten door vrome handen nog blindelings geloven", bij hem aan het verkeerde adres zijn. Ook heeft hij het herhaaldelijk over Caesars "clementia"; die behoorde wel bij zijn "politiek programma", maar dat hij op het slagveld de overwonnen vijanden gespaard heeft, klinkt heel ongeloofwaardig, als volgens de schattingen van klassieke bronnen er een miljoen Gallische slachtoffers vielen en nog eens een miljoen als slaaf verkocht werden. De grondigheid van zijn studie blijkt uit een massa soms uitvoerige noten, een glossarium en een bibliografie (die samen 80 p. beslaan). De illustraties zijn overwegend munten.
Behalve de grote hoeveelheid vergezochte en onwaarschijnlijke overeenkomsten, resten er nog heel wat elementen die op een verwantschap tussen Caesars biografie en de evangelies wijzen. Dat betekent echter nog niet dat Jezus niet bestaan heeft, en ook niet (zoals de auteur aanraadt) dat de gelovigen zich de godmens nu maar in een andere omgeving en in een andere kledij moeten voorstellen. [Jef Ector]
Drs. J. Kleisen
De titelvraag moge onzinnig lijken, Carotta onderbouwt in dit originele boek zijn these met een overweldigende hoeveelheid argumenten. Caesar, constateert hij, was een historische figuur die vergoddelijkt werd, maar religieuze teksten over hem zijn er niet; over Jezus, wiens historiciteit niet bewezen is, zijn er vele. Carotta betoogt dat de berichtgeving over beiden een frappante, bijna systematische parallellie vertoont en dat passages in de evangeliën die wat woordgebruik betreft vragen oproepen, begrijpelijk worden als men ze op Caesar betrekt. Daarbij is het wel heel opvallend dat de cultus van Divus Iulius (Caesar) in het niet verdwijnt zodra het christendom opduikt. Carotta vraagt zich af of het (Griekse) evangelie van Markus met zijn vele latinismen niet teruggaat op een Latijns, aan Caesar gewijd cultusboek. Het staat aan de lezer uit te maken of de these dat de verering van Jezus die van Caesar verving, houdbaar is en of het zin heeft de historische onbewijsbaarheid ervan lichter te wegen dan de onbewijsbaarheid van Jezus' bestaan. Met afbeeldingen van vooral munten, tijdtafel, glossarium, literatuurlijst en 738 noten.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.