Jouw huid : roman
Jeroen Theunissen
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff, cop. 2003 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : THEU |
Jeroen de Preter
ua/an/28 j
Jeroen Theunissen kiest in zijn debuut zeker niet voor de makkelijkste weg. Om te beginnen: zijn basismateriaal is zo gewoon als de pest. Het hoofdpersonage, Herbert Danings, is nog geen dertig, maar al zo burgerlijk als maar zijn kan. Hij werkt bij een bank, genoot een degelijke opvoeding en is sportief. Verder is Herbert al behoorlijk kalend, draagt hij witte kousen, is hij zonder veel moeite gestopt met roken en ook voor de rest vrij van elke verslaving.
In de eerste hoofdstukken van zijn roman legt Theunissen uit hoe deze Herbert zijn al evenmin zeer bijzondere toekomstige echtgenote Anja leert kennen, en hoe het koppel gaat samenwonen in een huurhuis met alle modern comfort, gelegen in een doorsnee-Vlaamse verkaveling.
Romans die zo nadrukkelijk (Theunissen herhaalt uitentreuren hoe gewoon zijn personages wel zijn) over brave burgers van nu gaan, ze zijn in Vlaanderen niet dik gezaaid. Je kunt dat betreuren - vormen ze immers niet een zeer substantieel deel van de bevolking? - maar je kunt dat evengoed ook niet doen. Want geef toe: wat valt er over heel gewone jonge Vlaamse middenklassers in een heel gewone Vlaamse verkaveling te vertellen? Dat ze even saai zijn als ze eruitzien?
Dat deze Herbert en Anja niet zo gewoon zijn als op het eerste gezicht lijkt, wordt al snel duidelijk. Zo snel en zo duidelijk zelfs dat de auteur al op de eerste pagina de lezer alle onzekerheid omtrent de afloop ontneemt. Danings, die net van een korte reis naar het zuiden is teruggekeerd, "heeft zijn koffer achtergelaten bij kennissen die in de buurt wonen en is op weg naar wat zijn woning zijn lief zijn verloofde zijn vrouw zal worden. Hij zal van haar gaan houden en uiteindelijk loopt het verkeerd af zonder veel woorden: hij brengt haar om. En daarna zichzelf. Maar voorlopig niet, eerst komt het geluk binnenrijden als een bijna geluidloze, lichtblauwe trein uit het station."
Door te kiezen voor zulke normale personages en door de plot al op de eerste pagina helemaal vrij te geven, ontneemt Theunissen zich al onmiddellijk enkele wapens. Uiterlijk bekeken zijn de levens van Herbert en Anja zeker niet opwindend, en de plot is dat al evenmin. Anders gezegd: Theunissen moet zijn roman 140 pagina's lang gaande houden met één enkel vraag: waarom kiest een zo gewone en schijnbaar gelukkige jongen als Herbert voor een dubbelmoord?
Het antwoord ligt nogal voor de hand. Herbert is niet wie hij lijkt. In hem sluimert een dodelijke of dodende demon. Het beest in hem wordt voor een eerste keer zichtbaar als hij op een dag zijn Anja meetroont naar een kerkhof om haar daar op een zerk te trakteren op wurgseks. Niet veel later verwacht Anja een kind. Een kind dat nooit geboren zal worden.
Herberts ondefinieerbare belangstelling voor het verleden - in de kelder bewaart hij allerlei op het eerste gezicht onsamenhangende relikwieën- krijgt vanaf de misval een ziekelijke vorm. Hij begint letterlijk spoken te zien. De omgeving speelt ondertussen meer dan een bijrol: de maan is vol, overstromingen teisteren het Vlaamse land, onder de op het eerste gezicht zo vredige verkaveling blijken de drassige (galgen)velden nog niet verdwenen. Er stijgen monsters en skeletten uit op, soms "lijkt het of hij cheeck to cheeck danst met vijftienhonderd wrattige monsters, of hij zich - het grote woord -strontverlaten voelt. Hij zou de enige juiste houding willen aannemen: liggend, ineengedoken, de knieën opgetrokken en zo dicht mogelijk bij de kin gebracht, de rug gebold. Hij zou willen weigeren te bewegen als het water breekt. Maar door zijn leven headbangt bloed dat naar buiten wil."
Regressie, zo heet het verlangen naar een vroeger ontwikkelingsstadium in de psychologie. Uiteindelijk zal Herbert enkel nog verlangen naar de periode waarin hij er nog niet was: het niets, of, anders gezegd: de dood.
Herbert staat met zijn doodsverlangen niet alleen. Er is ook nog zijn jeugdvriend Bartie, de derde protagonist in deze roman, een kerel die op een dag een win for life-lot wint en er ironisch genoeg bijna onder bezwijkt. Heimelijk is hij verliefd op Anja, en net als Herbert lijkt hij bezeten van de wens om onzichtbaar te worden. Bartie gaat in de loop van de roman trouwens ook steeds nadrukkelijker samenvallen met een, inderdaad, onzichtbare ik-verteller, een personage dat de regisseur van dit "donker theater" lijkt.
Of deze onzichtbare ik de aanstichter is van alle kwaad? Je komt het in deze in - op de schrijfstijl na - alle opzichten duistere roman nergens te weten. Zoals het ook nergens duidelijk wordt wat precies de functie is van dit soort intussen belegen geworden verteltechnische spelletjes. Het lijkt wel alsof Theunissen ze aan zijn roman heeft toegevoegd met geen andere bedoeling dan het bevreemdende en dus literaire karakter ervan te vergroten. Werken doet het in elk geval niet.
De onzichtbare is met andere woorden een roman van een schrijver die vooral nog moet afleren. Te leren heeft hij nog maar weinig of niets. Zelden een schrijver zijn personages zo koud, zo cynisch en met zoveel (vertel)plezier naar de verdoemenis weten schrijven.
Marc Holthof
ru/eb/14 f
(tijd) - De roman heeft een paar weken langer op zich laten wachten, maar met de publicatie van 'De onzichtbare' sluit Jeroen Theunissen (1977) zich aan bij twee andere Vlamingen die zeer recentelijk spraakmakend debuteerden. 'De onzichtbare' is een zeer literaire en volstrekt onverfilmbare roman, die de sfeer van Edgar Allen Poe en E.T.A Hoffmann uitademt. De duistere kastelen uit hun grimmige verhalen zijn vervangen door ordentelijke huizen met pastelgele muren. Waar vroeger velden waren, liggen nu nipt afgemeten lapjes tuin. Het vervreemdende effect is er niet minder om.
Herbert Danigs is geland. Na twee weken vakantie stapt hij uit het vliegtuig een braaf en burgerlijk leven tegemoet. Hij is 'op weg naar wat zijn woning zijn lief zijn verloofde zijn vrouw zal worden'. Een halve bladzijde, niet langer, laat Theunissen zijn lezer geloven dat zijn verhaal zal eindigen in een huisje met een tuintje en een boompje. Maar om geen tijd te verliezen, verraadt hij meteen daarna het faliekante einde van het sprookje: 'Hij zal van haar gaan houden en uiteindelijk loopt het verkeerd af zonder veel woorden: hij brengt haar om. En daarna zichzelf.'
Wanneer Herbert zich door vastgoedverkoopster Anja Versteur laat rondleiden in een huis in een verkaveling beslist hij meteen ja te zeggen tegen het huis én de vrouw. Lekker handig, kant-en-klaar. Het huis (erg rustig en toch dicht bij de stad) is keurig opgevat 'in termen van functionele ruimteschepping' en Anja is de 'perfecte niet-arrogante assertiviteit', maar wanneer Herbert met haar in het huis trekt, is dat het begin van een leven dat gedoemd is te mislukken.
Er is nog een derde in het spel: Bart Vanpoeke, Bartie voor de vrienden, een jeugdvriend van Herbert. Als caféfilosoof met beginnend buikje en slechte tanden is hij het type waarmee vrouwen graag 'een klapken' doen, zolang het daar maar bij blijft. Bartie koestert stiekem gevoelens voor Anja, maar wanneer hij geluk heeft met de loterij, vertrekt hij voor een maandenlange rondreis door Azië, waar hij zijn ware vunzige aard kan botvieren op jongetjes van elf. Vroeg of laat keert hij terug, en wat hij dan aantreft is een berg miserie.
Koud zaad
Met Herbert en Anja gaat het snel. Anja is overgeschakeld op de verkoop van kamerplanten en moet daarom vaak op zakenreis naar Spanje. Herbert probeert zijn saaie baan in de bank te vergeten door te joggen. Hun prille liefde wordt bekroond wanneer Anja zwanger blijkt. Ze besluiten dan maar om meteen te trouwen. Anja's zwangerschap is 'niet extreem of enorm lastig zij het toch lastig, neutraal lastig, ze moet opletten, neutraal opletten'. Terug thuis na hun huwelijksreis op Corsica heeft Anja een miskraam. Het doodgeboren kind is voor het pas getrouwde paar een eerste kronkel in een neerwaartse spiraal die alleen nog naar een dramatische afloop kan leiden. Terwijl Anja worstelt met een traag maar zeker uitzaaiende verveling, wordt Herbert almaar apathischer en geraakt hij stilaan in de greep van een zeer duistere kracht. Theunissen associeert die kracht met 'de angst, de doden, de spinnen, de voeten, de afgelegen dorpen en negorijen, het stinkend koude lichaam en de tanden als zwarte rotte gapingen, de scherpe droge kruiden, de drift, het bungelen, de galg'. En 'vooral de modder, de honderdvoudige modder'. Die drijft de anders altijd zo zorgzame Herbert ertoe zijn eigen huis kort en klein te slaan wanneer Anja weer eens in Spanje vertoeft om de kamerplanten buiten te zetten.
De mysterieuze kracht sluipt niet alleen in Herberts lichaam binnen, ze blijkt alomtegenwoordig. Het dubbele glas in de ramen van de verkavelingshuizen mag het geluid van de nabij gelegen snelweg dan wel dempen, 'de kolkende kracht van een slubberige kwijlende poel, de overweldiging, het genot overweldigd te worden door ijzig koud zaad' is zo machtig dat het weinig zin heeft om je te verzetten.
De lezer is geneigd om te denken dat de razernij in Herberts lijf 'de onzichtbare' uit de titel is, maar Theunissen weigert zich er zo gemakkelijk van af te maken. Halverwege zijn verhaal last hij een hoofdstuk in met 'Vraagjes over wie en wat'. Is Herbert inderdaad de onzichtbare, of is het Anja, of het kind in haar buik dat niet als kind uit haar buik weggeraakt? Of is het misschien Bartie, die in Azië leeft op een dieet van drank en drugs en seks met minderjarigen, en die er plots wel heel erg ziek en slecht uitziet? De laatste hypothese wint aan overtuigingskracht wanneer Bartie de even onzichtbare als onstandvastige regisseur van het hele verhaal blijkt te zijn. Of is ook dat weer een illusie?
Een centraal motief in 'De onzichtbare' is de transitzone waarin de personages circuleren. In het eerste hoofdstuk bevindt Herbert zich op de luchthaven in dat niemandsland, en op weg van en naar Spanje komt ook Anja geregeld in dat grijze gebied waar men van 'er' naar 'er' gaat. De transitzone heeft daarnaast ook een abstractere betekenis. Voor haar is het een plaats waar haar verlangens 'naar elders of nergens of terug naar huis' kunnen kiemen. Voor Herbert is de zone iets waar hij beter niet aan denkt, omdat 'alles wat in hem in de diepte opgesloten zit' anders naar boven komt. Bartie ten slotte kan vanuit die vage transitzone het boek zelf onzichtbaar regisseren, en valt zo als onimpotent maar aarzelend personage samen met de auteur.
Crème au beurre
'De onzichtbare' is (zoals de verteller op de eerste bladzijde al beweert) een verhaal 'zonder veel woorden', maar Theunissen strooit wel kwistig metaforen in het rond. Anja spreekt bijvoorbeeld met een 'crème-au-beurrestemmetje', ligt wel eens te 'janken als een aapje met een leverprobleem' en krult dan op 'tot een andijvieblad van babykrampen'. En terwijl de wind 'pollepelbewegingen' maakt door Herberts uitdunnende haren, hult hij zich meer en meer in een oorverdovend zwijgen, zoals 'een uitgebeende kwartel'.
Theunissen is een geraffineerde verteller die zich uitslooft om zijn lezer voortdurend op het verkeerde been te zetten. Met allerlei structurele trucjes slaagt hij daar ook in. Aangezien hij de uitkomst van zijn verhaal al meteen heeft prijsgegeven, moet hij het zien te redden met zijn stijl en met de mysterieuze betekenislaag die hij onder het oppervlak van het vertelniveau heeft geplamuurd. Dat laatste wil niet altijd lukken omdat we over de psychologie van zijn personages bitter weinig te weten komen. Waar komt het wurgende onheil in Herberts lijf vandaan? Wat bezielt de bleekscheet Bartie om zich in Thailand als een onsterfelijke, superieure klootzak te gedragen?
Theunissen weigert de diepere beweegredenen van zijn personages bloot te leggen. Hij registreert wat er gebeurt, maar doet dat bewust met een vervormende lens. Hij schetst een groteske karikatuur en toont geen mededogen voor zijn personages. Daardoor wekt hij ook bij zijn lezer geen sympathie voor hen op, en staat die lezer ook nooit echt versteld van hun danteske tocht. Hoe goed Theunissen zijn minachting voor Herbert, Anja en Bartie ook uitdrukt, het is toch zijn te eenzijdige sarcasme dat 'De onzichtbare' aan de finish kostbare punten kost. Theunissen zit in de transitzone van zijn schrijversloopbaan: 'Men hoopt, men doezelt nu toch even weg, men schrikt op, men is vol verwachting en een tikkeltje zenuwachtig'.
Hans Comijn
ru/eb/25 f
Na twee weken zomervakantie vindt Herbert Danigs in een naamloos dorp een mooi, modern huurhuisje en wordt hij in één moeite verliefd op juffrouw Anja van het makelaarskantoor. Ze trekken in het huisje, trouwen, zijn heel even gelukkig, maar de idylle gaat mis als Anja door haar nieuwe baan met grote regelmaat naar Spanje moet. Herbert brengt haar om, en daardoor zichzelf. Geen paniek, we hebben de plot hier niet verklapt, want Theunissen geeft ons de afwikkeling van bij het begin van het verhaal mee: 'Daardoor komt de nadruk veel meer op de taal dan op de plot te liggen, veel meer op het hoe dan op het wat. Bovendien krijgt de lezer zo veel meer het idee van een onafwendbaar noodlot, en kan ik meer afstandelijkheid creëren. Televisie zorgt ervoor dat zelfs de meest gruwelijke realiteit afstandelijk lijkt; de afwikkeling aan het begin van het verhaal zou hetzelfde effect moeten hebben.'
De onzichtbare is een korte maar krachtige schets geworden van Vlaanderen, maar kaart tegelijk universele thema's aan: 'Het is Vlaams, dicht bij huis, maar tegelijk ook universeel. De verkavelingwijk is een herkenbaar Vlaams decor, maar je vindt natuurlijk overal ter wereld zulke wijken. Overal in de westerse wereld krijgt de geluksdwang de vorm van perfect gemaaide gazons, prachtige opritten en uitgewisselde interieurtips. En overal ter wereld is die dwang vaak een bron voor mislukking. Ik schrijf niet therapeutisch, ik schrijf niet uit onvrede, maar het is wel de omgeving waarin ik opgroeide, en die omgeving is voor mij interessant om over te schrijven. Het is een omgeving die heel wat stof voor kritiek en ironie bevat, maar toch meen ik dat deze schets niet alleen maar cynisch is. Ik heb nooit de bedoeling gehad de personages met de grond gelijk te maken.'
Theunissen slaat spijkers met koppen en is in zijn opzet geslaagd.
De onzichtbare is een sociologisch onderzoek in romanvorm zonder psychologische franjes, morele boodschap of veroordeling, een rake analyse vol mededogen en medelijden over de onafwendbare tristesse van Vlaams middenstandsgeluk: Theunissen geeft met zijn debuut meteen waar voor zijn geld; je kan beter dit boek lezen dan American Beauty
op dvd huren.
31/12/2004
Basis van de roman De onzichtbare van debutant Jeroen Theunissen is een klassieke driehoeksverhouding. Om toch maar niet te vervallen in een zoveelste (banale) liefdesstory is Theunissen eropuit de lezer voortdurend op het verkeerde been te zetten: geen rechttoe rechtaan verhaal, maar een relaas waarvan al op de openingsbladzijde de fatale afloop wordt prijsgegeven ("Hij zal van haar gaan houden en uiteindelijk loopt het verkeerd af: hij brengt haar om") en waar verteller en personage (een van de personages) op een bewust vaag gehouden manier samenvallen.
Bankbediende Herbert Danigs komt, wanneer hij een huis wil huren, in contact met makelaarster Anja Versteur. Het klikt ergens tussen beiden, zodat ze besluiten samen het huis te gaan bewonen. Anja krijgt een job als vertegenwoordigster in kamerplanten en moet in die functie vaak naar Spanje. Even lijkt het erop dat alles goed komt en blijft tussen beiden: Anja blijkt zwanger te zijn, ze huwen, maar even nadien volgt een miskraam. Meer en meer valt Anja daarna ten prooi aan een wurgend gevoel van verveling waar Herbert niets aan kan verhelpen. En dan is er een zekere Bart, die verliefd wordt op Anja, maar als hij het grote lot wint alle schepen achter zich verbrandt en in Azië lust en vertier gaat zoeken bij heel jonge jongetjes.
Mij staat voor ogen dat Jeroen Theunissen in de eerste plaats het gevoel van onzekerheid, van onvastheid bij een (zijn?) generatie heeft willen verwoorden: als mensen die in wezen 'onzichtbaar' blijven voor elkaar, maken zij er het beste van, of althans: dat proberen zij tot op zekere hoogte. Iets te nadrukkelijk wil Theunissen, die voor het overige bewijst dat hij stilistisch sterk staat en personages kan uittekenen, de hele zaak 'verliteraturen'. De lezer blijft op zijn honger: wie nu juist de 'onzichtbare' uit de titel is, wordt nergens duidelijk. Of is ook dit een bewuste keuze om zo een gevoel en een visie vorm te geven? [Jooris Van Hulle]
Jan van Bergen en Henegouwen
Theunissen (geboren in 1977 en leraar Engels in Gent) heeft lef en is talentvol. Voordat zijn debuutroman goed en wel begint, heeft hij het hele verhaal al uit de doeken gedaan, om het in de 140 pagina's die volgen nog eens "dunnetjes" over te doen. Terug van vakantie gaat hoofdfiguur Herbert Danigs op zoek naar een huis. Hij wordt op slag verliefd op de vrouw van het makelaarskantoor. Zij beginnen een relatie, verloven zich en trouwen. Alles zoals het hoort, maar allengs sluipt het noodlot de relatie binnen. Hand over hand krijgt het het echtpaar in een ijzeren greep, die hen ten slotte drijft in de armen van de dood. Niet zo mooi allemaal, maar zeer de moeite waard door wijze waarop Theunissen het verhaal vertelt: sprankelend, vol ironie en met een duivels plezier. Hoewel hier feitelijk sprake is van een oud verhaal, romans waarin de hoofdpersonen zijn overgeleverd aan het noodlot zijn er meer, blijkt uit elke zin dat wij hier te maken met een moderne variant. De auteur zapt snel door het leven van het echtpaar en maakt zodoende, schijnbaar uit de losse pols, een zedenschets van het hedendaagse leven. Paperback; kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.