De zoon van Malle Babbe
Frank Herzen
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Zwijsen, 2001 |
JEUGD : VERHALEN GEEL (7-8 J.) : HERZ |
31/12/2002
<4>Het gehele Nederlandse onderwijs was enige tijd in rep en roer. Het bij het Nationaal Dictee voortdurend moeten afleggen tegen een Vlaming kan nog worden vergoelijkt met 'het is maar een spelletje' of met 'spellen is niet zo belangrijk'. Dat meestal de Vlamingen als overwinnaar uit de bus komen bij Tien voor Taal, is al een tikkie ernstiger. Daar wordt immers meer gevraagd van de deelnemers dan alleen maar een goede spellingvaardigheid. Maar dat recent luid en duidelijk verklaard werd dat Vlaamse kinderen intelligenter zijn dan Nederlandse, ja, dat steekt. Harder nog dan de afwezigheid van het Nederlandse voetbalelftal op het WK in Zuid-Korea en Japan, terwijl de Belgen daar verdorie wel frank en vrij hun pot mochten spelen. En de mededeling over het intelligentiepeil kwam niet van de eerste de beste fritesbakker. Wetenschappers hadden onomstotelijk met behulp van een objectieve en valide I.Q.-test een en ander uitgevogeld en vervolgens in de publiciteit gegooid. Natuurlijk volgde spoedig de relativering, want dat kon de Nederlandse goegemeente niet op zich laten zitten. Stel je voor: er zou geen goede Belgenmop meer te maken zijn. Dus verklaarde één van de betrokken onderzoekers al gauw in een Nederlandse opiniekrant dat de verschillen te verwaarlozen waren. Dus riep het Nederlandse onderwijs in koor dat die Vlaamse kinderen weliswaar meer kennis hadden, maar dat zij toch lekker niet in staat waren er iets zinvols mee te doen. Die Vlaamse kindertjes wisten misschien wel veel, maar als het erop aan kwam, durfden zij hun mond niet open te doen. Wat had je dan nog aan al die kennis? Weet je wat een 'mecenas' is, durf je het niet te zeggen!
Ik denk stiekem dat het wel waar is. Dat Vlaamse kinderen hoger scoren, omdat zij fundamenteler onderwijs krijgen. Met minder vrijheid. Met wellicht iets meer discipline. Met wat meer dwang om te lezen. Waardoor hun woordenschat groter wordt. Zodat daardoor sommige Vlaamse kinderen wel het woord 'mecenas' kenden, tegenover in Nederland niet één. Zijn Vlaamse leerlingen echt iets vaker een bolleboos en lezen zij dus ook vaker boeken uit de gelijknamige reeks van uitgeverij Zwijsen? Volgens de achterflap zijn de boekjes uit de Bolleboos-serie bedoeld 'voor kinderen van 7 en 8 jaar die snel vorderen met lezen'. Niet per se voor de hoogbegaafden onder hen dus. Daar zou de uitgeverij trouwens niet van kunnen bestaan, want dat zijn er per saldo niet zo veel. Nu acht elke uil zijn jong wel een valk, maar jong met een IQ van boven de 130 zijn echt schaars. Kinderen die snel vorderen met lezen, zijn er gelukkig veel meer. Die kunnen dus hun hart ophalen aan een boekje als De durf-niks van Stasia Cramer (tekeningen van Hester van de Grift). Op de Bolleboos-serie van Zwijsen staat tegenwoordig de Leeslat-aanduiding: Leeservaringsniveau, AVI-niveau en Thema. De durf-niks heeft natuurlijk al een stevig AVI-niveau van 7 en qua leeservaring wordt er van de lezer verwacht dat hij of zij zich ongeveer midden op de ervaringsschaal (van A t/m H) bevindt. Katja speelt altijd met vriendje Bastiaan, die veel durft. Hij vindt Katja maar 'een lafbek', omdat ze nooit wat durft. Katja hoeft ook niet zo nodig almaar harder, verder of hoger. Bastiaan wel. Die duvelt dus van de schommel en heeft een groot gat in zijn kop. Zijn moeder moet met hem naar het ziekenhuis en zij vraagt Katja om gedurende die tijd even op de andere drie kinderen te passen. Bovendien mag krolse kater Pisha absoluut niet naar buiten. En Katja is pas acht jaar! Het ene probleem na het andere dient zich aan als Bastiaan en zijn moeder vertrokken zijn. De kat ontsnapt, Dorette heeft alles ondergepoept, Bonno keert dozen om en Katja moet onverwacht Sara van muziekles ophalen. Maar Katja redt het. In haar eentje. Alles is opgeruimd als Bastiaan met hechtingen thuiskomt. Zijn moeder vindt Katja een natuurtalent. Van een durf-niks is ze durf-al geworden en wint ze zelfs met steppen van Bastiaan. Echt lastig is De durf-niks niet. Het perspectief ligt voortdurend bij Katja waardoor er van perspectiefwisseling geen sprake is en chronologisch is het verhaal voor deze lezers ook niet onoverkomelijk. Op een kleine flashback na, wanneer Katja even terugkijkt naar de telkens weerkerende discussies met Bastiaan, rommelt Stasia Cramer weinig met de verteltijd. de kleine sprongetjes in de tijd moeten voor de bolleboos-lezers geen enkel probleem zijn.
Wachten op oma van Frank Herzen (tekeningen van Harmen van Straaten) is een nogal flauw en oubollig verhaaltje over een omaatje van dik zeventig dat komt te vallen, haar heup kneust en dan korte tijd naar het ziekenhuis moet. Haar huisdieren, de grote, 'roodgevederde' papegaai Beatrix, hond Snoeker, de twee dwerggeitjes Niesje en Petronella en Truus de kip vormen dan een probleem. De geitjes gaan voorlopig naar een boerderij en de hond naar een dierenpension. Dat is echter niks voor de dieren. Die willen bij elkaar blijven. Dus ontsnappen ze met hulp van Beatrix en een spiedende duif en zijn ze weer bij elkaar in de tuin als omaatje terugkeert uit het ziekenhuis.
Echt de tanden stuk bijten, zullen leesgrage kinderen niet op dit verhaal. De humor is van een Kameleonachtige soort met Dik Trom-elementen: een man op een fiets is zo ondersteboven van de rennende, mekkerende dwerggeitjes met een hen vergezellende papegaai dat hij met fiets en al in de berm kiepert en zich afvraagt of "er dan helemaal geen gezag meer in dit dorp is?" Toch scoort dit boek een D op de leeservaringsschaal, iets lager dan de E van Hester de Witte Heks van Simone van der Vlugt (tekeningen van Riske Lemmens), de schrijfster die zoveel historie in haar verhalen stopt. Niet in dit boek overigens. Dit heel aardige verhaal gaat over Fleur die pas verhuisd is en het op de nieuwe school helemaal niet naar haar zin heeft. Ze wordt gepest en heeft geen enkel vriendinnetje. Tot ze aan de rand van het bos achter haar huis Hester ontmoet, een heel aardig, maar ietwat vreemd meisje dat als uit het niets lijkt te verschijnen. Hester blijkt een heus heksje te zijn die het op een gegeven moment op haar manier opneemt voor Fleur. Ouders, die van Fleur incluis, en klasgenoten laat ze geheel verdwijnen. Met veel moeite, en niet nadat ze de boze heks Biserka allerlei toezeggingen heeft gedaan, komt iedereen weer terug. Alleen Hester is van menselijk heksje een kauw geworden, die er in die gedaante voor zorgt dat Fleur als vriendinnetje geaccepteerd wordt. Een leuk, consequent volgehouden verhaal, waarin een echte bolleboos nog op zoek kan naar de grammaticale fout: 'Hé, dat lijkt Hester wel!' staat op pagina 53, gevolgd door: 'Ja, het is haar.'
Waar nou precies het verschil zit tussen de D- en de E-aanduiding op de Leeservaringsschaal, is na lezing van deze boekjes niet direct helder. Ongetwijfeld zit het in nogal subtiele verschillen tussen de diverse kwalitatieve kenmerken die van invloed zijn op tekstcomplexiteit. Stalpers en Heerze (Moeilijkheid gemeten. De Leeservaringsschaal: een nieuw kwalitatief instrument voor het bepalen van de complexiteit van narratieve teksten. Tilburg, 1999) onderscheiden er negen: werkelijkheid, personages, perspectief, tijd, plaats,, structuur, spanning, taalgebruik en beeldtaal. Bij het eerste kenmerk, 'werkelijkheid', gaat het vooral om het aantal betekenislagen (meer dan een concrete betekenislaag), het contrast tussen gebeurtenissen en gedachten, het verschil tussen fantasie en werkelijkheid en de vraag of het verhaal zich in het heden, verleden of in de toekomst afspeelt. Indien je dat als criterium neemt, heeft een jonge lezer met Hester de Witte Heks waarschijnlijk inderdaad meer moeite dan met Wachten op oma.
Benno bijt nooit van Els Rooijers (tekeningen van Mark Janssen) krijgt net als Dat pak trek ik niet aan! van Anneke Scholtens (tekeningen Annette Fienieg) een D op de Leeservaringsschaal, met voor het eerste boekje een AVI-8 niveau en voor het laatste een AVI-7 niveau. Het verhaal over het judopak van Scholtens is even weinig of even veel een realistisch, rechttoe-rechtaan verhaal als het hondenverhaal van Rooijers. De laatste legt het vertelperspectief vooral bij Benno, het zoontje van mevrouw Bont die alleen maar aandacht voor haar bedlington terriërs heeft. Al haar tijd en geld zet ze in voor haar op lammetjes lijkende honden. Benno is de dupe van haar kynologische obsessie. Goede kleren bezit hij niet en als eten krijgt hij regelmatig dezelfde brokken die de honden ook krijgen. Mevrouw Bont wil met alle geweld dat haar honden de goed gedoteerde hoofdprijs op de hondententoonstelling halen. Daar heeft ze zelfs dure, geheimzinnige middeltjes voor over van oplichter Strak, die zegt dolverliefd op haar te zijn en met haar te willen trouwen. Als Benno ervoor denkt te zorgen dat tijdens de tentoonstelling de vacht van de honden uit zal vallen en dat zijn moeder zo weer aandacht voor hem zal krijgen, gebeurt precies het tegenovergestelde: dankzij hem winnen de honden de hoofdprijs en wordt Strak ontmaskerd. Moeder Bont is trots op haar zoontje, komt geheel tot inkeer en belooft Benno een nieuwe broek te kopen. In Canada, waar zijn vader woont. De innerlijke groei die Benno's moeder zo doormaakt, gaat wel heel snel.
Het fantastische in Dat pak trek ik niet aan! zit in het tweedehands judopak dat Sebastiaan draagt. Het is van Addie geweest, de zoon van de eigenares van de winkel in tweedehands spullen. Met dat pak van Addie is iets geks aan de hand. Met alle kleren trouwens die uit de winkel van Nora komen. Ze hebben eigenschappen van de vorige eigenaars. Als Sebastiaan daar achterkomt, maakt hij slim gebruik van die wetenschap. Het judopak van Addie mag hij ruilen voor een oud judopak van een ex-kampioen dat hij eerst niet wilde hebben. Daarmee leert hij pestkoppen Ruben en Leon op judoles een lesje.
Veel problemen met de andere kenmerken die behoren tot de Leeservaringsschaal zullen de Vlaamse of Nederlandse bolleboosjes niet hebben. Immers, het aantal personages en de duidelijkheid van hun onderlinge relaties laat weinig te wensen over. In de laatste twee boeken bijvoorbeeld zijn Benno en Sebastiaan de duidelijke hoofdpersonen die redelijk tweedimensionaal zijn, zoals dat heet. Bij Sebastiaan is wat meer sprake van groei (als gevolg van de eigenschappen van de tweedehands kleren) dan bij Benno, maar ook bij hem is er een duidelijke doorbraak als hij besluit het heft in eigen handen te nemen. In perspectief, tijd (chronologisch of niet), plaats (een volstrekt onbekende omgeving of niet), structuur (bijvoorbeeld duidelijke verbindingen tussen gebeurtenissen en elementen van een verhaal of niet), spanningverwekkende methoden of taalgebruik (abstracte woorden, literair en symbolisch taalgebruik) ontlopen de verhalen elkaar nauwelijks. Het verschil tussen de D en de E zal hier dus wel in het eerste element liggen.
Het laatste Bolleboosje is Een nacht bij de Sammeltjes van Hans Kuyper (met tekeningen van Juliette de Wit). Marij is de hoofdpersoon van zes. Daar ligt niet de oorzaak van het E-kenmerk op de schaal. Dat zal wel voortkomen uit het feit dat er in de elementen werkelijkheid, tijd, plaats en structuur meer aan de hand is dan in een doorsnee verhaal. Marij gaat met de muziekgroep waarin haar vader speelt mee naar het voormalige eiland Wieringen. Daar moet de groep optreden omdat opoe Maartje honderd en zes jaar wordt. Opoe vertelt aan Marij een verhaal dat honderd jaar terug speelt. Een verhaal over de Sammeltjes, een soort kabouters. 's Avonds, als Marij opoe Maartje naar huis brengt, en daarna achter een ontsnapt geitje aanrent, ontmoet zij ook de Sammeltjes. Die hebben honderd jaar geslapen en snappen van een aantal hedendaagse zaken geen jota. Om de ooit door de Sammeltjes ontvreemde ketel van opoe terug te krijgen, moet Marij hen helpen. Maar dat gaat slecht, omdat er in honderd jaar zoveel veranderd is, dat er nauwelijks meer iets te doen is voor de Sammeltjes en dus ook niet voor Marij. Toch komt alles nog voor elkaar. De Sammeltjes ruimen de troep van het feest op en ze zeggen waar Marij de oude ketel kan vinden. En zo ontvangt opoe op haar verjaardag het mooiste cadeau dat ze zich kan wensen: de al honderd jaar verdwenen ketel.
Misschien zou dit verhaal wel een F of een G mogen hebben, want hier zitten voor een bolleboos echt stevige elementen in: veel sprongen in de tijd, de wonderbare wereld van een kaboutersoort, grensvervaging tussen de gewone wereld en die van de kabouters, een verhaal in een verhaal waardoor het structureel een stuk ingewikkelder wordt, etc. Heel wat meer stevige kost dus om te verorberen dan de andere boekjes. Blijft de vraag: hoe kom je er redelijk snel achter wat het leeservaringsniveau van een jonge lezer in het algemeen en wat van een bolleboos in het bijzonder is? Met andere woorden: welke Bolleboos geef ik aan welke bolleboos en aan welke andere lezer dan ook?
[Casper Markesteijn]
Cecile Beijk-van Daal
Een oude dame, door iedereen oma genoemd, moet plotseling naar het ziekenhuis. Haar dieren (papegaai, hond, kip en geitjes) worden door de buurman op verschillende plaatsen ondergebracht. De papegaai vindt dat maar niks en organiseert met veel fantasie en moeite de terugkeer van alle dieren naar oma's huis. Tot verbazing van de buurman zijn alle dieren thuis als oma uit het ziekenhuis komt. In twaalf hoofdstukken ontvouwt zich het verhaal op een vrij dichte bladspiegel. Hier en daar, zo om de zes bladzijden, staat een ruw geschetste, soms grappige met grijze waterverf ingekleurde zwartwitte pentekening. Eenvoudig verhaal met sprekende dieren en nogal gezochte oplossingen voor problemen. Over familie van oma, laat staan kleinkinderen, wordt niet gesproken. Voor vlugge lezers uit groep drie en vier.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.