Met moeder mee : een wandeling
Joyce Roodnat
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Contact, 2001 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : ROOD |
31/12/2001
Charlie Chaplin draaide zijn hoofd opzij, steels glurend, zoals alleen een kleuter naar een kind kijkt. Het jongetje, het was een jaar of drie, [...] glimlachte naar de man met het bolle hoedje, bespeelde hem als een kleine toreador". De Nederlandse schrijfster Joyce Roodnat doet Chaplins 'The Kid' over, maar dan in boekvorm en met een Hollandse vagebond in de hoofdrol. Kees, een muzikant met voorliefde voor alles dat ritme in zich heeft -- dus ook voor vrouwen -- verwekt een kind bij zijn Portugese vriendin Jenny. Hij blijft echter gevoelloos voor het hoopje krijsende ellende. Daarop verlaat zij hem en zijn Hollandse woonplaats om terug te keren naar haar thuisstad Lissabon. Kees is nu zijn zoon, maar vooral zijn lief kwijt. Twee jaar later, als hij toevallig met het circus in de Portugese hoofdstad komt, draaien de rollen om. Zijn liefde voor Jenny is uitgedoofd, maar het kleine verwaarloosde kereltje vertedert hem. Op zijn arm neemt hij hem mee, terug naar Kinderdijk. Dit is het begin van een tocht dwars door Europa. Het Europa tussen de twee wereldoorlogen in. Een reis van vader en zoon langs cafés, hotels en restaurants. Pleinen, steegjes... de orkestmuzikant moet zijn trots opzij schuiven en wordt straatmuzikant. Alles doet hij voor die kleine zoon met blonde krullen. Tot ze uiteindelijk in Parijs worden opgehouden door het tumult over Charles Lindberghs ontvoerde zoontje: een tweejarig jongetje met blonde krullen. Kees durft geen station meer in te komen uit angst zijn jongen te verliezen. Toch blijkt de vaderliefde niet opgewassen tegen nieuw vrouwelijk bloed. Hints naar deze afloop geven telkens de flash-forwards die het verloop der gebeurtenissen onderbreken. Het betreft beelden van jaren later, van Kees' begrafenis, korte stukjes uit de gedachten van zusters, kinderen en kleinkinderen. De gemeenschappelijke deler van al deze herinneringen is dat nooit iemand echt begrepen heeft wie nu die man was die dood in de kist ligt. Kees blijft de eeuwig afwezige, desalniettemin bemind door al zijn vrouwen: moeder, echtgenote, minnares.
Het hoofd van een muzikant staat niet te leen voor verantwoordelijkheid. In het geval van Kees zat het volgepropt met noten van Mozarts fluitconcert in D. De muzikant blijft voor alles altijd muzikant. De gedachten van het hoofdpersonage zijn doordrongen van flarden muziek. Het verhaal deint er ritmisch op voort. Het onbegrijpelijke karakter van Kees komt hierdoor tot zijn volle recht. Geleidelijk vorderend in dit stille sprookje, bouwt de lezer een dosis sympathie op voor de bizarre, Hollandse fluitist, bestand tegen voortdurende berichten uit de latere realiteit. De vergelijking tussen Chaplins film en dit boek is niet uit de lucht gegrepen. De stijl die de schrijfster hanteert, is beschrijvend, zonder veel boe of bah. Ze toont veel, zonder er woorden aan vuil te maken. Het is eenzelfde soberheid die de stomme film in het algemeen kenmerkt en die, vooral in Chaplins geval, hem zo ontroerend kan maken. De stijl komt ook de omgeving en de periode ten goede. Dit boek is een aanrader voor wie houdt van muziek, film en een stilistisch afgewerkt verhaal. [Anke Van Lancker]
Jos Radstake
Het verhaal over een fluitist in het orkest in een Rotterdamse bioscoop in de jaren twintig/dertig wordt in deze roman telkens onderbroken door kleiner gedrukte passages. Daarin worden de zuinige overwegingen van de verwanten tijdens de crematie van dezelfde fluitist - vele decennia later, na een leven vol neergang - verteld. Contrastrijker kan het eigenlijk niet. Het vroege leven was zo dynamisch. Sfeervolle beschrijvingen zijn er van het uitgaansleven (muziek en dans), liefdes, het reizen met eencircusorkest, het op zich genomen vaderschap in Lissabon, de terugkeer via Madrid en Parijs, en niet te vergeten de levenslange worsteling met het fluitconcert in D van Mozart. Het plot van deze debuutroman van de chef kunstredactie van de NRC (1955) is weinig verrassend. Veel te raden blijft er niet over; alles wordt nadrukkelijk verteld (overigens in een verzorgde stijl met dikwijls eigenzinnige woordkeus). Het zijn vooral de topografische beschrijvingen en de evocatie van de verdwenen wereld van het bioscooporkest en de vooroorlogse uitgaanswereld die de charme uitmaken van deze sfeervolle, eenvoudige roman. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.