Oorlog en terpentijn : roman
Stefan Hertmans
Stefan Hertmans (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Boom, © 2015 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : 905.2 HERT |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Boom, cop. 1999 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 905.2 HERT |
Hugo Bousset
i /ul/02 j
Alain de Botton en Cornelis Verhoeven
Stapels romans kwakt de postbode voor mijn deur neer. Ik dacht er voor deze rubriek een paar bij elkaar te zetten, maar van de talrijke meesterlijke debutanten lijken alleen Yves Petry en Erwin Mortier me ècht wat te kunnen en voorts heb ik Tongkat van Peter Verhelst voor de zomermaanden klaargelegd. Ik zou natuurlijk ook kunnen aantonen hoe J.J. Voskuil in zijn roman De moeder van Nicolien literair gezien niets doet met de beschrijving van het dementerende hoofdpersonage (in tegenstelling tot J. Bernlef in Hersenschimmen) en hoe hij er niet in slaagt een monument in woorden voor haar op te richten (zoals Leo Pleysier voor zijn moeder in Wit is altijd schoon). Maar waarom zou ik mezelf dwingen tot verveling en irritatie?
Op 9 en 10 juni zaten er vier essaybundels bij de post. Ik begon er zeer geboeid in te lezen, en ik zag een thema dat ze alle vier met elkaar verbindt: het kijken, de blik. Ik dacht er even over na of dat nu toeval was. Ik heb meer en meer de indruk dat het essay hèt literaire genre van onze tijd wordt. De auteur die niets vanzelfsprekend vindt, geklonterde opvattingen opnieuw vloeibaar maakt, via scherpe observaties van het kleine flitsen van iets veel groters toont. En dat alles op essayerende wijze, zonder uitkomst of boodschap. De essays van Stefan Hertmans, Xandra Schutte, Alain de Botton en Cornelis Verhoeven hebben alle vier die kwaliteiten die me aan het lezen houden, aan het denken zetten; tegelijk betoveren ze me door de erotiek van hun taal.
Het bedenkelijke van Stefan Hertmans begint met het essay 'De paradox van het obscene'. Hij heeft het daarin onder andere over het paradoxale kijken naar erotische beelden of acts. Die worden massaal aangeboden door de visuele media (tv, Internet), vaak met een esthetisch excuus. In film- en theatervoorstellingen krijgen obscene taferelen een morele schijn van katharsis.
Ik denk hierbij aan de recente film Romance van Cathérine Breillat, die voor het eerst de verborgen grenzen tussen kunst en porno overschrijdt. Romance bevat hardpornoscènes (anale seks, fellatio, cunnilingus, masturbatie, SM), maar wordt besproken door de beste filmcritici uit het artistieke circuit. De film doorbreekt grenzen, schrijft geschiedenis. Komt dat door de muzikale monologue intérieur van het meisje met de drie minnaars? Door de immense droefheid van haar blik, ook bij het ondraaglijkste genot? Door de close-up van korrelig vlees, waardoor dat vlees de prachtige textuur krijgt van een abstract schilderij? Breillat toont geen hardporno met een artistiek excuus, ze citeert uit pornofilms in een film die iets heeft van een litanie, de litanie van het vlees.
In Brugge was onlangs Cybille van Wim Delvoye te zien: een grote videoprojectie van bewegend pastelkleurig vlees en vlokkerige ejaculaties, zo lijkt het. Maar het zijn ook uitvergrote puberpuisten die in slowmotion worden uitgeknepen. Hoe je ook kijkt, het obscene wordt bij Delvoye een symfonie van lichaamsvocht. Maar zijn die videobeelden dan nog obsceen, of spelen ze met obscene beelden?
Hertmans geeft in zijn essay het voorbeeld van de peepshow. Hij analyseert daarin zeer lucide en scherp de paradox van het obscene. Als de vrouw op het hoogte- en eindpunt van haar optreden haar geslacht toont, denkt de voyeur dat zij hem alles heeft laten zien, dat zij zijn bezit is geworden. Maar in feite heeft de strippende vrouw haar identiteit soeverein laten verdwijnen achter wat ze toont. Het geslacht beneemt de voyeur het zicht op de vrouw die het toont. Naarmate de vrouw zich van haar kleren ontdoet, verdwijnt ze meer en meer uit het zicht van wie kijkt. Hoe meer er je getoond wordt, hoe minder je hebt, zegt Hertmans. Het obscene is dus een verdwijntruc: het is op zo'n manier alles tonen dat er niets meer te zien is, volkomen leegte van betekenis en pure vorm. Terwijl ik die zin overtik, bedenk ik dat de absolute vormen van kunst ook zo zouden kunnen worden bepaald. Of ik denk aan Breillat en Delvoye.
Volgens Hertmans heeft vooral de heteroseksuele man last van het vergeefse streven naar de Andere, wat in extreme vorm tot uiting komt in het verlangen naar het obscene. Maar er is niets te zien in het object van het obscene zelf. In zijn hopeloze zoektocht naar een identiteit hecht de man zich aan telkens weer een ander object. Maar zijn obscene verlangen leidt nergens heen. Zodra de Andere binnen handbereik lijkt, verdwijnt ze. De vrouw is voor de heteroseksuele man de ideale foltermachine; ze genereert eindeloos het fantasma van de mislukking van de man. "Ik toon je alles waar je op uit bent, maar net daarom verlies je wat je zocht" (Slavoj Zizek).
Het is uiterst boeiend na te gaan hoe Xandra Schutte in haar essaybundel Maskerade een soortgelijk discours houdt, maar dan uit een vrouwelijk gezichtspunt. Voor haar is het juist voor de vrouw onmogelijk een identiteit te verwerven. In haar essay 'Zichtbaar onzichtbaar' zegt ze, naar Luce Irigaray, psychoanalytica uit de school van Lacan: vrouwelijkheid is noodzakelijk een maskerade. De kern van haar vertoog komt neer op wat volgt.
Ten opzichte van de fallus vormt het vrouwelijke zelf een gemis, vrouwen hebben namelijk geen fallus. Vrouwelijkheid heeft aldus geen kern, is leegte, tekort, afwezigheid, niets. Maar anders dan Hertmans krijgt Schutte geen sombere gedachten van die onmogelijkheid om een identiteit, een authentiek zelf te vinden. Ze geeft een positieve wending aan het feest van de maskerade.
Als voorbeeld daarvan kiest ze de Film Stills die de Amerikaanse fotografe Cindy Sherman tussen 1975 en 1980 maakte. Het gaat telkens om foto's van Sherman zelf, in steeds nieuwe vermommingen. Hoe meer zelfportretten ze maakt, hoe ongrijpbaarder haar identiteit wordt. Ze speelt een rollenspel rond een lege plek. Nu eens is ze een provinciaaltje dat de grote stad ontdekt of een kokette huismoeder aan de vaat, dan weer een seksbom, een straatbloempje, een vrouw met betraande ogen en doorgelopen mascara, een bont en blauw geslagen minnares.
Untitled Film Still, #6 (1977) toont een liggende vrouw met grote zwarte beha en wit kanten broekje aan, in haar rechterhand een spiegel versierd met glimmende steentjes, de linkerhand loom onder de linkerwang gevouwen. Ze ligt in plooien en dons, die verwijzen naar een gebied dat ze met haar licht opgetrokken rechterbeen verborgen houdt. Ze kijkt vol verwachting naar iemand buiten beeld, met glimmende, licht geopende lippen en grote mascara-ogen. Ze poseert, ze wil gezien worden en door die blik voor even een identiteit verwerven. Vrouwelijkheid is stijl. Een rol die je speelt. Van authenticiteit is geen sprake.
Filmfoto's verdubbelen de kopie, want ze zijn vaak kopieën zonder origineel: de fotografen nemen op de filmset een foto van een scène, maar niet zoals die in de film te zien is. Bovendien maakt Sherman geen echte filmfoto's: ze alludeert vaak op films van eind jaren vijftig, begin jaren zestig - op de set daarvan kon ze sowieso niet aanwezig zijn. Ze bootst dus filmfoto's na die zelf verwijzen naar een scène die nooit zal bestaan, uit een film die toch al fictie is. Hoe scherpzinnig het essay van Xandra Schutte ook is, op dat aspect van Sherman gaat ze niet echt in, omdat ze ondanks alles het idee in stand wil houden dat er achter de maskerade toch zoiets als een (vloeiende) identiteit zou bestaan. Maar juist dat vond ik ontroerend.
De positieve, bijna vreugdevolle dimensie van onze innerlijke leegte, waarin de Andere kan spelen, vind ik het meest bij Alain de Botton. In zijn essaybundel Proeven van liefde staat de lichtvoetige, vrolijke en verhelderende tekst 'Ik-bevestiging', met daarin de volgende zin: "Misschien is het wel zo dat we pas echt bestaan als er iemand is die ons ziet bestaan, dat we eigenlijk pas kunnen praten als er iemand is die begrijpt wat we zeggen, dat we in essentie pas werkelijk leven als iemand ons liefheeft."
De Botton gaat dus verder dan de blik of het verhaal van de Andere die het fluïdum van ons ik betekenis geeft. Hij verlangt er tevens naar bemind te worden. Liefde maakt vol wat leeg is, tot alles overloopt, en de beminde op zijn beurt kan beminnen. En hij vertelt zijn ervaringen met Chloë. Hij ziet de geliefde als een handschoen die de hand haar contouren geeft. Alleen door anderen krijgen we een idee van ons karakter, het besef van onze grenzen. (Als niemand bereid is zijn blik op ons scherp te stellen, vallen we ten prooi aan monsterlijke waanvoorstellingen.) We krijgen van iedereen een ander idee over onszelf terug, want we worden iets van wie zij denken dat we zijn. We zijn als een amoebe: die heeft wel dimensies, maar geen vastliggende vorm.
Natuurlijk heeft het feit dat we anderen nodig hebben om zelf iets te zijn ook gevaarlijke kanten. We moeten omgaan met bedreven reflectoren die ons niet misvormen of reduceren. De ik-figuur uit De Bottons essay houdt van Chloë's blik: ze geeft hem contouren, maar ook ruimte; het is een blik vol liefde die hem niet kleiner maakt. Bovendien kunnen we ons beter niet beperken tot één relatie. Geen oog kan ons ik helemaal bevatten. In een netwerk van blikken, verhalen, vriendschappen en liefdes krijgen we zoveel mogelijk dimensies.
Gezien worden betekent een waarborg dat men bestaat, des te beter als het een God of een partner betreft die ons liefheeft, schrijft De Botton. Dat van die God vond ik vreemd, tot ik het titelessay van Het alziend oog van Cornelis Verhoeven las. God wordt vaak voorgesteld als een driehoek met daarin een oog. Natuurlijk was het in een kerkelijke context vaak een beschuldigend en bestraffend oog, maar Verhoeven toont ons hoe het om een zeer oud en rijk symbool gaat, en hij verwijst naar het valkenoog van de Egyptische hemelgod Horus, naar de zonnegod bij Homerus en naar de kijkende god volgens Xenophanes: "één en al oog, één en al oor, één en al bewustzijn. Hij is altijd wakker, aandachtig en waakzaam. (...) Alles wat er is, is voor dat oog de moeite van het opmerken en de aandacht waard. Zijn wakkerheid houdt de wereld in stand. Ook wij, klein genoeg om in de palm van een hand geschreven te worden, willen worden gezien, gehoord, besproken en bemind. De goddelijke driehoek is eigenlijk de stilering van een oogkas."
Voorlopig verkies ik de blik van een nabije geliefde, die volgens Alain de Botton kan worden vergeleken met een vleespen: "Binnen de complexiteit van onze natuur haalt elke geliefde bepaalde elementen eruit en negeert andere. Het is volgens mij nog ingewikkelder: karaktertrekken die een geliefde in ons ziet ontwikkelen we, hoewel we dachten ze niet te bezitten. Laat ons een vleespen zijn voor elkaar. Rooster niet te hard. Maak elkaar lekker."
Stefan Hertmans, Het bedenkelijke, Boom, Amsterdam, 140 p., 590 frank.
Xandra Schutte, Maskerade, De Bezige Bij, Amsterdam, 242 p., 850 frank.
Alain de Botton, Proeven van liefde, Pandora, Amsterdam, 232 p., 310 frank.
Cornelis Verhoeven, Het alziend oog, Damon, Best, 155 p., 798 frank.
In deze tweemaandelijkse rubriek blikt criticus Hugo Bousset terug en vestigt hij de aandacht op een door de kritiek veronachtzaamd boek - of verbaast hij zich over een te hoog geprezen werk.
31/12/2000
Pas tegen het einde van zijn essayistische studie over het obscene in de cultuur wijst Stefan Hertmans op de etymologie van het woord: obscenus betekent o.m. 'misgeboorten', maar ook 'dubbelzinnig'. "Elke dubbelzinnigheid is voor het verstand van de verlichte mens in feite reeds een soort misgeboorte, maar de misgeboorte toont hem ook wat hij als de grenzen van het 'normale' beschouwt." De confronterende krachtmeting met wat in onze cultuur meestal wordt verdrongen omdat het een smet lijkt te werpen op de "zuivere" ideeën waarop we ze willen gegrondvest zien, is wat de auteur hier nastreeft. Dat hij daarmee bijna de kwadratuur van de cirkel wil bereiken, wordt vlug duidelijk. Het obscene is het ogenblik dat ontsnapt aan de reflectie; het gaat over iets verborgens, maar dat verborgene moet publiek worden gemaakt. Vandaar dat het zichzelf opheft terwijl het zich toont, en veel weg heeft van een verdwijntruc: "op zo'n manier alles tonen, dat er niets meer te zien is". Hertmans onderzoekt die paradox van het obscene in verschijnselen als de peepshow, de fascinaties die België in hun greep hielden sinds de affaire-Dutroux, obscene taferelen van hedendaagse theatermakers, porno en prostitutie. Hij wijst erop dat het 'zuivere' model de basis voor het obscene in zich draagt door de verborgen begeerte harmoniserend uit te drijven.
Een iets toegankelijker hoofdstuk handelt over de 'gerontofobie' in onze samenleving, de vrees voor de bejaarde, voor het lichaam dat tekenen van verval vertoont. Hier wordt de angst voor de dood verdrongen en beginnen daaraan tegengestelde beelden van hysterische vitaliteit te woekeren. Reflectie over het toekomstig perspectief van de bejaarde -- het moment waarop de tijd aan het zijn zou moeten raken -- wordt afgeschermd. Kunstenaars, die onder de druk staan van een voortdurende vernieuwing, stoten op weerstand, omdat ze ons de vloek van de herhaling meedelen. Die herhaling confronteert ons met het verlangen naar de absolute ervaring van de eerste keer, dat een inspiratiebron voor veel kunstenaars is geworden. Het hoofdstuk over het verborgene bespreekt de band tussen het obscene en het sacrale en de fascinatie door de plooi in het postmoderne denken: de ontplooiing laat zien "dat er niets te ontplooien valt, dat de verhoopte waarheid over 'de' stof in de duisternis van de plooi zelf op een metafysische hoop berust." Een laatste hoofdstuk confronteert ons platgeslagen zijn door de overvloed aan mimetische beelden met het verschijnen van het Beeld, dat de moeilijk uitspreekbare waarheid van het zien en het zijn reveleert. De televisuele mens ziet zichzelf acteren wat hij beleeft, en dat belet hem zich tot een werkelijke Ander te verhouden.
Hertmans' studie beweegt zich in zijn worsteling met duistere kanten van de cultuur voortdurend op het scherp van de snede. "Het obscene maakt scherpzinnig", schrijft hij ergens, en zo is deze studie over het bedenkelijke ook een studie over de mogelijkheidsvoorwaarden van het denken en het formuleren in taal. "Het denken kan slechts aan zichzelf verschijnen via de dingen die het "niet" begrijpt." Dit boek, waarin emotionele geraaktheid rationeel wordt doorgelicht, maar het resultaat toch weer literair en aforistisch wordt verwoord, vraagt een trage, op zijn stappen terugkerende lezer. Het is -- met zijn typische voorliefde voor ambivalenties en paradoxen, maar ook met zijn zelfkritiek -- het moeilijkste dat de essayist Hertmans tot nog toe geschreven heeft. Voor wie dieper wil graven dan journalistieke of wetenschappelijke beschouwingen en bereid is een glimp op te vangen van eigen mentale afgronden, kan "Het bedenkelijke" een zeldzame ervaring worden. [Erik de Smedt]
Dr. D.G. van der Steen
Heruitgave van een essay uit 1999. In dit essay onderzoekt Stefan Hertmans een verschijnsel dat hij overal aantreft in onze cultuur en dat hij aanduidt met de term 'obsceniteit'. Dat verschijnsel is paradoxaal en moeilijk te fixeren, want het betreft nou juist datgene wat bij nader inzien uit het zicht verdwijnt. De openheid van de peepshow, van het geweld in de film en van de politiek op de buis, telkens weer denk je dat je nu alles kunt zien, maar wat je wilde zien, is verdwenen. Dat verschijnsel is verontrustend: het maakt ons denken zelf bedenkelijk. Postmoderne filosofie met bijbehorende moeilijkheidsgraad. Deze heruitgave is in grote trekken ongewijzigd; sommige voorbeelden zijn geactualiseerd.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.