Tijl Uilenspiegel
Charles De Coster
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Lannoo, 1998 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 9571 |
Belle Kuijken
ua/an/21 j
Henri van Daele brengt jaarlijks een nieuwe jeugdroman op de markt. De club van het slakkenzout is de recentste en alweer krijgen we de jaren vijftig in full color te lezen. Van Daele doet me onvermijdelijk denken aan Hugo Claus, aan Het verdriet van België of Het sacrament, weliswaar met een stevige portie jeugdavontuur erbij. De club van het slakkenzout drijft op ietwat melancholische herinneringen aan de tijd van tante nonneke, kostscholen, stille dorpjes, jongens in korte broek. Aan de gouden jaren vijftig, toen klompenmakers nog geen museumstukken waren en de eerste 'spijkerbroeken' hun weg vonden naar het kleinste dorpje aan de Schelde. Want daar speelt de wereld van Van Daele zich af. De club van het slakkenzout begint wanneer het schooljaar eindigt. Veel verwachtingen hangen in de lucht: de lange heerlijke zomervakantie, maar ook het college en ontluikende liefde. Net als bij Claus zetten kinderen van het platteland grote ogen op voor alles wat van de stad komt.
Maar ze eten vooral nog boterhammen met spek, schrijven nog geheimschrift en hebben een club met leden en ereleden. Er moet van alles gezworen worden en boomhutten moeten gebouwd. De jonge leden van de club beschikken nog over zoiets zeldzaams geworden als een eiland, een miezerig stukje land dat als een bobbeltje aan de oever hangt, een stukje de Schelde op. Onontgonnen gebied, volstrekt geheim, vreselijk geheimzinnig. Kinderen moeten er afrekenen met smokkelaars, sluikstokers en gendarmes. Net door die heel filmische, doorleefde 'reportage' van een voorgoed voorbij maar toch nog best voor de geest te halen tijdperk, is De club van het slakkenzout veel meer dan een gewone avonturenroman. Of, zoals de verteller in het boek zegt: "Het leven is geen jongensboek."
Henri van Daele schetst in één boek van 125 pagina's (heel wat bescheidener dan enkele van zijn vorige, lijvigere werken) twee werelden die elkaar ontmoeten. Behalve het verhaal van de kleine wereld van de club, met Klimme Toebak, die in de stad voor boer gaat leren, Lange Lo, de zoon van de kapper die alleen maar het haar mag bijeenvegen thuis, Rudolf de uitvinder en nog wat anderen, maken we ook kennis met Marcel, een zwervertje van elf. De leden van de club hebben allemaal mama's met 'voorschoten' en strenge vaders, Marcel daarentegen verlangt naar een moeder en treurt om zijn dood gewaande vader. Van Daele weet het prachtig te verwoorden. Wanneer Marcel voor het eerst een kerk binnenloopt, ziet hij het volgende: "Er was licht van kaarsen en er was muziek en een reusachtig beeld van Onze-Lieve-Vrouw. Ze glimlachte vriendelijk naar hem. Alsof ze eigenlijk in een keuken hoorde waar ze voor hem een boterham zou smeren."
Marcels vader had de gewoonte te kaarten met als inzet een vrouw en dat was het enige soort vrouw dat Marcel kende tot hij Lia's mooie moeder ontmoet, die waarachtig krentenboterhammen voor hem smeert. Van Daele weet trouwens in een halve pagina elke volwassene uit het boek treffend te typeren: de vampige, fel opgemaakte maar lieve moeder van Lia evengoed als bijvoorbeeld Henri's grootvader: Grote Rie. Geef toe: je verbeelding is al een stuk op weg met de eerste twee zinnen over Grote Rie. "Grote Rie drijft in een straatje achter het station een kwakkelende herberg. Daar woont hij samen met Roosevelt, een witte kater die verzot is op sardines." Van Daeles fantasiekraan lekt: het blijft maar lopen en naar het schijnt, zou hij het merendeel uit zijn eigen jeugdherinneringen halen.
De club van het slakkenzout is natuurlijk wel een jongensboek, in die zin dat de jongens (en één meisje) hachelijke avonturen beleven waarbij zij duistere figuren die 's nachts op pad zijn om de wet te overtreden, willen 'pakken'. Gelukkig komt de commissaris net op tijd tussenbeide en kan het verhaal eindigen met warme chocomelk. Klimme Toebak voelt dan iets knappen, op dat anticlimaxmoment wanneer de arm der wet het hele zaakje deskundig overneemt: "Je wordt op slag minder, alsof er iets van je jongenszijn wordt afgetrokken..." De club van het slakkenzout is het vervolg op vroegere avontuur van dezelfde kinderen. Het heeft iets aandoenlijks, Van Daeles verwijzingen daarnaar in de trand van "Lees Het Huis met een Poort en een Park" of "Dat kun je allemaal lezen in het mooie boek Het land achter den Tuymelaer". Alsof hij hiermee wil onderstrepen dat deze reeks 'jeugdromans' eigenlijk toch maar gewone jongensboeken zijn, naar het aloude recept.
Net als in al zijn vorige boeken klinkt Van Daeles taal als muziek in de oren. Hij schrikt niet terug voor een plaatselijk dialect hier en daar, als exotische details waar voetnoten bij horen.
Woorden als djuir, kafzak en ziepen worden achteraan begrijpelijkerwijze verklaard, maar in diezelfde 'verklarende woordenlijst' zijn ook die woorden opgenomen die bij de Nederlandse jeugd niet voor de hand liggen. Bébé, gazet, kassei, marchandise en facteur worden netjes verklaard. Ten slotte nog dit over dit heel erg aan te raden boek: het slakkenzout is een rood poeder waarvan de leden van de club bij wijze van ritueel een snuifje moeten nemen.
"Rudolf zoekt nog steeds naar een ziekte waarvoor het goed is. Misschien is het wel een middel tegen ontrouw en tegen het vreemde verdriet dat van nergens komt."
Henri van Daele, De club van het slakkenzout, Lannoo.
Jan Van Coillie
ob/kt/29 o
Er zijn auteurs voor wie de eigen jeugd een onuitputtelijke bron van inspiratie is. Henri van Daele is zo'n auteur. Een tuin om in te spelen bundelt op 1.396 dundrukpagina's zes boekdelen jeugdherinneringen. En nog was Van Daele niet uitgeschreven. Hij begon een nieuwe reeks over nevenfiguren uit zijn jeugd: Ti, die alleen maar ,,ti'' kan zeggen, oom Balthasar die uitvinder is, en nu Marcel, een vreemde jongen die het geheim van het Wilgeneiland verstoort en zelf ook een vreselijk geheim met zich meedraagt. De club van het slakkenzout ontwikkelt zich langs twee verhaallijnen: ,,Het land van Lia'' en ,,De boomhut''. De eerste lijn wordt voorafgegaan door een fragment uit Het land achter den Tuymelaer , dat meteen het kernfragment wordt van het hele verhaal. De club van het slakkenzout zweert er de eed. De tweede lijn vertrekt uit een proloog, waarin zich een drama afspeelt.
De twee verhalen zijn duidelijk onderscheiden: ,,Het land van Lia'' wordt verteld door Henri in de ik- (of we-)vorm en in de tegenwoordige tijd. De stijl is levendig door de vele dialogen en de snelle afwisseling van gebeurtenissen. De episodes van ,,De boomhut'' vertellen over ,,de jongen'' in de verleden tijd. Ze zijn veel beschrijvender.
Van Daele werkt de twee lijnen knap naar elkaar toe. Lange tijd lopen ze parallel, tot ze korter worden en elkaar kruisen. Het eerste contact tussen de jongen en de club is vijandig: ze willen elkaar van het eiland verjagen. Maar dan vertelt Marcel over de vaten die 's nachts naar het eiland worden gesmokkeld. Als de spanning tussen de twee verhaallijnen is opgelost, ontwikkelt zich een nieuwe spanningsboog rond de vraag wie de geheimzinnige vaten op het eiland brengt en waarom. Het is een uitdaging die de club niet kan laten liggen.
Heel even brengt Van Daele nog een ander spanningselement in het verhaal als de dronken vader van Lia (het enige meisje in de club) opduikt en zijn dochter opeist. Hij wordt geïntroduceerd als ,,de man'', waardoor de geheimzinnigheid rond zijn figuur even aanhoudt.
Daarnaast zijn er nog tal van kleine motieven die van het verhaal een hecht en boeiend geheel maken. Zo deelt Marcel de vrouwen in twee groepen in: vrouwen om wie zijn vader kaart, en vrouwen die in de keuken een boterham voor hem snijden. Het geluk dat hij vindt bij de vrouw van de commissaris verwoordt hij als volgt: ,,Dit is de eerste vrouw die hij in zijn leven ziet om wie je zou kunnen kaarten en die tóch een boterham voor je snijdt.''
Een simpele samenvatting van het verhaal zou de indruk kunnen wekken dat je met een banale jeugddetective te maken hebt. Maar dan ken je Henri van Daele niet. Hem is het veel minder te doen om het ontmaskeren van een bende sluikstokers dan wel om de typering van een jongensclub in de jaren vijftig. De sterkte van Van Daele is dat hij niet óver de club schrijft, maar wel vanuit een groepje jongeren waar hij zelf toe behoort. Je kijkt door de ogen van het kind dat Henri toen was. Daardoor leef je als lezer intens met de clubleden mee. Vooral denk en voel je mee met Henri.
Voor het zout in de pap zorgt de humor, die soms heel direct uit de jongeren komt en soms mild gekleurd is door de verteller. De gesprekken over de nonnekes met hun rokken en kappen ,,net of ze elk moment gaan opstijgen'' of over Casanova met zijn lange neus waar de vrouwen voor vallen, slaan vonken.
In plaats van voor breed uitgesmeerde gooi- en valpartijen, kiest Van Daele voor vele grappige uitspraken tussendoor. Soms is de humor echt knetterend, wat beslist in de smaak zal vallen van de jonge lezers.
Omdat Van Daele vanuit zichzelf schrijft, doet hij geen toegevingen aan zijn publiek. Sommige zinnen zijn behoorlijk abstract: ,,De argwaan gaat vlugger aan je vooraf dan je denkt. En van wantrouwen gekoppeld aan godvrezendheid, dáár krijg je pas honger van.'' Om bepaalde standpunten over de socialisten of over de Volksgazet te begrijpen, heb je heel wat historische kennis nodig.
De vertelstijl is plastisch. Van Daele schildert met woorden. Zijn taal is wars van clichés en verrast door originele beelden.
Zijn personages typeert hij kleurrijk en raak: ,,Hij is karig met woorden, Dikke Bruneel, maar met zijn handen praat hij als geen ander.''
De laatste regels van het boek zijn als een credo: ,,De tijd glijdt als zand door kindervingers. Een paar korreltjes moeten je mogen overblijven. Hoe oud je ook wordt.'' Bij Henri van Daele zijn het goudkorrels.
HENRI VAN DAELE,
De club van het slakkenzout
, Lannoo, Tielt, 126 blz., 450 fr.
ob/kt/09 o
Een moeder die sterft, een vader die naar jenever ruikt, een jongen die met zijn vader aan een zwerversbestaan begint. Ook al is hij maar elf en moet hij liegen dat hij veertien is. Tot hij alleen valt en als een kleine crimineel moet zien te overleven. Ondertussen maken we kennis met de Club van het Slakkenzout. En wie heeft er in zijn of haar jeugd niet deel uitgemaakt van een clubje, zo'n super geheime organisatie zonder duidelijke reden van bestaan dan wel samenkomen, geheimzinnig doen en aan een geheimschrift werken?
De jonge schooier en de jongens van de Club zullen elkaar ontmoeten. Maar eer het zover komt worden de leden van de Club voorgesteld en drijft het verhaal in een sfeertje van de jaren vijftig: de eerste jeans, de verboden nagellak bij de nonnen, de wachtwoorden, de rituelen en de warrige beloften en de heisa rond Expo 58.
Daarnaast het avontuurlijke leven op een eiland , vagebondenstreken om te overleven. Dat alles in een gezapige verteltrant, doorspekt met anekdotes die zo typisch waren voor die tijd: ,,als je een jeans draagt kun je geen kindjes meer krijgen...'' en ,,het aapje heette Choco. Ik kon hem toch moeilijk Vrai Sirop de Liège noemen?'' Droge humor met een wrang bijsmaakje zit er ook in: de vader ging er met twee lenige Chinese meisjes vandoor die zich zo klein konden maken dat ze in een schoendoos pasten. Maar nu kwam hij zijn dochter halen. Moest zij ook zo lenig worden? Misschien mocht ze eerst oefenen met een sinaasappelkistje?
Af en toe ook een beetje grof taalgebruik, maar ook dat zal de jongelui aanspreken. Schuttingwoorden zijn immers eigen aan de jaren negentig. Maar in de tijd van de Expo? Heel leuke passages ook rond de Volksgazet of over de plaatselijke papenvreters en het siert de auteur dat hij al die details mooi in het Vlaams liet, weliswaar met een verklarende woordenlijst voor onze Nederlandse broeders achteraan.
De Club van het Slakkenzout is niet alleen spannend en leuk geschreven, je krijgt er nog een aardig geslaagd tijdsbeeld bovenop.
De Club van het Slakkenzout, door Henri Van Daele, uitgeverij Lannoo, 126 blz., 450 frank.
te/ep/04 s
De club van het slakkenzout is na bijna twintig jaar een vervolg op Het land achter den Tuymelaer en vertelt verder wat enkele jonge mensen beleven op weg naar volwassenheid. Geweren voor Rollier geeft een beeld van Zele aan het eind van de 18de eeuw. In het naburige Overmere begon op 12 oktober 1798 de Boerenkrijg. Het verhaal, waarin enkele figuren opduiken uit het twee jaar oude De bende van Jan Praet , eindigt bij de slag van Bornem.
,,Het is niet echt een drang, maar ik doe het graag'', legt Van Daele uit waarom hij al meer dan dertig jaar boeken schrijft. Men noemt ze jeugdliteratuur. Zelf houdt Van Daele het bij boeken voor elke leeftijd. Zijn eigen jeugd- en familieherinneringen en de Boerenkrijg kregen tot nu veel aandacht. ,,Ja, aan Zele en mijn familie ben ik verknocht. Zelfs al woon ik al twintig jaar in Kalken: als ik iets nodig heb, kom ik naar het dorp waar ik ben geboren en getogen.''
Van Daele krijgt voor zijn werk steeds meer (inter)nationale erkenning. Vorige week kreeg hij voor zijn Balthasar in Amsterdam nog de Zilveren Zoen, een boekenprijs voor auteurs van boeken voor 12 tot 18-jarigen.
Met de Boerenkrijg kwam hij al jong in contact door onderpastoor Penne: ,,Die was in Overmere het Boerenkrijgmuseum begonnen. Ik heb hem geholpen.'' Blijkbaar deed hij er ook veel inspiratie op. Tussen 1964 en 1968 schreef hij er zes Vlaamse Filmkes over. ,,Eerst volgde ik de geromantiseerde versie over die strijd. Dat is nu wel veranderd. Wij zijn immers kinderen van de Franse Revolutie. Er werden toen structuren uitgewerkt die nog steeds bestaan. Zo slecht was het allemaal dus niet. En de Franse soldaat kwam hier ook alleen maar omdat hem dat werd bevolen.''
,,Geweren voor Rollier'', 284 blz., 445 frank. ,,De club van het slakkenzout'', 126 blz., 450 frank.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.