Chantal Akerman collection : les années 70
Chantal Akerman
Chantal Akerman (Auteur), Niña Weijers (Inleider), Martine Woudt (Vertaler)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Koppernik, 2024 |
VERDIEPING 3 : NIEUW DUIZENDZINNEN : AKER |
Jozefien Van Beek
il/pr/06 a
In 2013 werd de moeder van Chantal Akerman terminaal ziek. De filmmaker vloog van New York naar Brussel om voor haar te zorgen. Het claustrofobische van het kleine appartement, de stille routine van wassen, eten, boodschappenlijstjes maken: het doet denken aan Jeanne Dielman, 23, quai du Commerce, 1080 Bruxelles, de film die Akerman een liefdesbrief aan haar moeder noemde. Maar Mijn moeder lacht is eigenlijk de literaire tegenhanger van Akermans laatste film, No home movie (2015), die zich grotendeels afspeelt in het appartement van haar moeder.
Tussen moeder en dochter blijft veel onuitgesproken. Ze leven grotendeels in stilte. De moeder wil dat de dochter vertelt over haar leven, maar zij weet niet wat te zeggen. Ironisch genoeg komen we als lezer meer te weten over Chantal Akerman dan haar eigen moeder. We lezen over Akermans kindertijd, het gevoel dat ze nooit volwassen werd, haar destructieve liefdesrelatie met C., haar manisch depressieve stoornis en de medicatie die ze vaak vergeet. En vooral: we lezen over de tegenstrijdige gevoelens die ze heeft voor haar moeder.
Ademen, mama
De dochter worstelt met haar verplichtingen, kan zich niet schikken in haar nieuwe, zorgende rol: “Ik wist wel dat die snikken mijn schuld waren. (…) Ik kon er niet meer tegen om daar te zijn, ik verstopte me, ik ontliep haar en dat voelde ze.” Akerman heeft het moeilijk met haar eigen ongeduld, veroordeelt zichzelf omdat ze zich terugtrekt in een kamertje om te schrijven, maar kan niet anders. “Ik hou het alleen uit als ik schrijf.” “Soms komt ze het kamertje binnen waar ik schrijf, me verberg, haar ontloop, ze komt er zonder te waarschuwen roepend binnen. Ik denk ik ga haar vermoorden.”
Ze moet zichzelf herinneren aan de slechte gezondheid van haar moeder, en zichzelf aanmanen om zich beter te gedragen. Haar moeders hulpeloosheid is onmogelijk, tegelijk is het idee haar te verliezen ondraaglijk: “Ze was in slaap gevallen en je voelde de inspanning die haar hart deed om nog te kloppen terwijl ik naar haar keek, ademen mama, laat me niet alleen, ademen.”
Op haar beurt praat de moeder wel, maar niet over wat ertoe doet. Natalia Akerman was de enige van haar familie die Auschwitz overleefde, maar daarover zweeg ze. “Mijn moeder zei een keer tegen me, toen ik daarvandaan kwam was mijn hart dood”, schrijft Akerman. “Op dat na zei ze niks over daar, zelfs niet als ik het haar vroeg, behalve dingen als een vriendin heeft me gered door aardappels te gaan stelen.”
Chantal Akerman is eeuwig rusteloos en dat is voor Natalia onbegrijpelijk. “Ergens anders is het altijd beter. Dus ik doe al eeuwen niks anders dan vertrekken en weer vertrekken en terugkomen”, schrijft Akerman. Terwijl een eigen appartementje voor haar moeder rust en veiligheid betekent.
Ook de moeder is verscheurd: ze had zo graag een 'normaal' leven voor haar dochter gehad, een leven waarin Chantal zichzelf verzorgt, haar haar kamt en zich netjes kleedt, niet een waarin ze haar eigen gezondheid en geluk opgeeft voor haar kunst. (“Jij kunt je ook opmaken, zei mijn moeder. Ja. (…) Ze zal het nooit opgeven. Tot haar dood zal ze dat soort dingen tegen me zeggen.”) Toch knipt ze alle krantenartikels uit die over Akermans films verschijnen.
Naar Parijs
Als ze niet dankzij Jean-Luc Godards A bout de souffle cinema had ontdekt, was Chantal Akerman (1950-2015) waarschijnlijk schrijfster geworden. Zelfs haar verhuizing naar Parijs stond in het teken van de literatuur, zei ze in 1991: “Als kind al had ik het ietwat naïeve bohemien idee dat ik op een dag zou vertrekken om romans te schrijven in een meidenkamer in Parijs.”
In Mijn moeder lacht schrijft Akerman haar gedachten, haar twijfels, haar gevoel neer in heel direct, levendig proza, waardoor je als lezer heel dicht op het onderwerp lijkt te zitten. Ze gebruikt veel herhalingen en weinig interpunctie. Bij dialogen met haar moeder is het daardoor vaak al snel niet meer duidelijk wie er precies aan het woord is, alsof moeder en dochter samen via één stem spreken. En tussen de korte hoofdstukken door plaatst Akerman foto's: filmstills en familiekiekjes.
“Ik bereid me voor op haar dood”, schrijft Akerman. “Ik probeer me mezelf voor te stellen zonder haar. En ik denk dat het wel zal gaan. (…) Maar je schijnt je niet echt te kunnen voorbereiden dus ik verdoe mijn tijd.” Natalia Akerman overleed in 2014 op 86-jarige leeftijd. “Ik besefte dat mijn moeder in het centrum van mijn werk staat”, zei Chantal Akerman in de documentaire I don't belong anywhere . “Want nu mijn moeder er niet meer is, blijft er niemand over.” Op 5 oktober 2015 stapte Chantal Akerman uit het leven.
Toen Mijn moeder lacht in 2013 in het Frans verscheen, stond het meteen op de shortlist van de prestigieuze Prix Goncourt. Qua intensiteit moet het dan ook niet onderdoen voor het fantastische moeder-dochterboek Verstrengeld van de Amerikaanse Vivian Gornick (volgens The New York Times de beste memoir van de afgelopen vijftig jaar). Al bleef Akerman zelf - zoals altijd en over alles - twijfelen: “Ik heb alles wat ik heb geschreven teruggelezen en ik was er ontzettend ontevreden over. Maar wat moet ik, ik heb het wel geschreven. Het is er.”
Vertaald door Martine Woudt. Koppernik, 216 blz., € 23,50 Oorspr. titel: 'Ma mère rit'.
Mirjam Van Hengel
2/ei/11 m
Wat valt er te lachen in een memoir, twéé memoirs, over een Pools-Joodse Holocaust-overlever?
Chantal Akerman (1950-2015), de Belgische cineast die op haar 25ste wereldberoemd werd met haar debuutfilm Jeanne Dielman, en Marcin Wicha (1972), de Poolse auteur die niet eerder in het Nederlands werd vertaald, schreven allebei een boek over zichzelf rond de dood van hun moeders. Akerman noemde het boek Mijn moeder lacht, het derde deel van Wicha's boek, Dingen die ik niet heb weggegooid, is getiteld 'Lachen op het juiste moment'.
Akerman verblijft bij haar moeder als die oud en verzwakt is en schrijft: 'Ze lacht vaak tussen haar klachten door. Ze heeft plezier. Ik luister hoe ze lacht. Ze lacht om niks. Dat niks is veel. Soms lacht ze zelfs 's ochtends.' Wicha vertelt hoe hij vriendinnen van zijn moeder aflost aan haar sterfbed en hen vraagt naar de voorbije uren. De vriendinnen vertellen dat ze niets gezegd heeft, maar lachte toen ze werd voorgelezen. Uit het niets spreekt opeens de moeder wat uiteindelijk haar laatste woorden zullen zijn: 'Op de juiste momenten. Ik lachte op de juiste momenten.'
De lach en het verwoeste leven.
Akermans moeder overleefde Auschwitz, Wicha's moeder werd vlak na de oorlog geboren in het vernietigde Warschau waaruit haar hele familie was gedeporteerd, haar vader schoot zichzelf dood. 'Misschien kom je erbovenop', zegt haar zoon als ze hem dat vertelt vlak voor haar dood - op zichzelf al om te lachen, want het gaat hier om vastberaden, ijzersterke vrouwen die er steeds weer bovenop zijn gekomen, verbeten dan wel lachend.
Dingen die ik niet heb weggegooid verscheen in Polen in 2016 en is nu in het Nederlands vertaald. Mijn moeder lacht is uit 2013, twee jaar voordat Akermans moeder stierf en zijzelf een einde aan haar leven maakte. Ook dat verschijnt nu voor het eerst in vertaling, met een mooie inleiding van Niña Weijers, die schrijft: 'Akerman en haar moeder waren zo symbiotisch met elkaar verbonden dat ze elkaar niet echt konden zien.' Het indrukwekkende van het boek is dat je als lezer gaandeweg wél van alles kunt zien - van de dochter, de moeder en van hun onderlinge verhouding.
Akerman werkte al aan dit memoir terwijl haar moeder nog leefde, wat de bijna beklemmende nabijheid die je in het hele boek ervaart misschien versterkt. Wicha wachtte met schrijven tot hij voelde dat zijn moeder er echt niet meer was en begon pas jaren na haar dood. Natuurlijk hebben beide boeken eigenlijk weinig met elkaar te maken. Maar het is wonderlijk hoe ze elkaar echoën als je het eenmaal wilt zien.
Waarom zou je het wíllen zien?
Omdat er een gemeenschappelijk verhaal is, het oude, al duizendmaal vertelde verhaal van vervolging en vernietiging en hoe dat doorwerkt in de generatie die volgde op die van de vervolgden. Het verhaal waardoor de moeder van Wicha besluit tot slechts één kind ('Eén kind kan ik nog wel verbergen, maar met twee zou ik me geen raad weten') en de moeder van Akerman altijd overal te vroeg wil zijn, maar toch wordt ingehaald door haar angst. Het verhaal waardoor de moeders kreunen in hun slaap, lachen verheven hebben tot wapen en zwijgen over de gruwelen uit hun verleden.
Het zwijgen lijkt overgeslagen te zijn op de boeken door hun kinderen, die er allebei een elliptische stijl op nahouden, vol weglatingen en grote sprongen, vol dichtklappende regels, plotselinge stiltes en onafgemaakte geschiedenissen. Ze laten sentiment noch nostalgie toe, schrijven droog en weerbarstig, met een spijkerhard oog voor details. De vouw in de bladzijde van een boek, de hand die een sigaret opsteekt, het boodschappenlijstje, de rode lippenstift die eruitziet als een bloedende wond.
Bij Akerman is schrijven over haar moeder schrijven over zichzelf, sterker: het boek over haar moeder gaat voor een groot deel over andere intieme relaties, met name die met de verstikkend jaloerse geliefde C., met wie ze breekt in de periode dat haar moeder ziek wordt. Ook daarin toont zich de symbiose: de verkramping van de door depressie geteisterde dochter haakt als vanzelf in de ontreddering van de moeder - angst, onvermogen te eten.
Wicha schrijft juist nauwelijks over zichzelf, een paar anekdotes over zijn kinderen daargelaten en dat nog vooral omdat het fenomeen van de anekdote een van de pijlers is van zijn boek. Zijn familie sprak in anekdotes, nooit in ervaringen of herinneringen, woorden als 'Joden' en 'kampen' waren in het communistische naoorlogse Polen taboe, beter vertelde je een kolderiek verhaal over een harige rups en trok daar lering uit: 'Een uitdagende harige rups zijn. Een vrolijke, zelfverzekerde rups. Niet uit je rol vallen. Geen zelfmedelijden.'
Wicha's andere pijler is nog concreter: de boekenkast van zijn intellectuele, vrijzinnige moeder, die hij leegruimt na haar dood. Van het standaard Russische kookboek tot Jane Austens Emma en het boek Hoe ik het huis van mijn ouders heb leeggeruimd van de Joods-Belgische Lydia Flem: aan de hand van die boeken vertelt hij, naar beproefd recept maar geestig en origineel, het verhaal van zijn ouders (inclusief fraaie opsommingen; lijstjesliefhebbers opgelet!).
Een van de woorden die bijblijven wanneer je beide boeken leest, is het woord 'soms'. Bij Akerman is het groot en veelzeggend: voortdurend trekt ze er iedere stelligheid mee onderuit, het is het woord dat alles steeds op losse schroeven zet en tegelijk biedt het houvast want maakt het alles wat ze zegt specifiek: wat er ook is, soms is het anders. Wat je ook ziet, soms is het er niet. Wat je je ook herinnert, soms herinner je je niets.
Bij Wicha springt het slechts één keer in het oog. In het hoofdstuk 'Vernietigd', waarin hij verslag doet van de eerste keer dat zijn dochtertje vraagt naar de Jodenvervolging. 'Waarom zijn ze allemaal doodgegaan?', vraagt ze. En de vader schrijft: 'Ik wist natuurlijk wel dat die vraag een keer zou komen, maar waarom nu al? Waarom zo vroeg? 'Weet je', begon ik. 'Mensen. Mensen soms.''
Chantal Akerman, Mijn moeder lacht
Met een voorwoord van Niña Weijers. Uit het Frans vertaald door Martine Woudt.
Koppernik; 208 pagina's; € 23,50.
Marcin Wicha, Dingen die ik niet heb weggegooid
Uit het Pools vertaald door Charlotte Pothuizen.
Koppernik; 200 pagina's; € 22,50.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.