Zevenduizend eiken
Sara Baume
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Uitgeverij Koppernik, 2023 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : BAUM |
Yolanda Entius
em/ec/16 d
Ze hebben elkaar ontmoet op een lage puntige berg, zo'n zestig kilometer ten zuiden van Dublin, die ze met gemeenschappelijke vrienden gingen beklimmen. Hij had aan een stuk door gerookt zonder buiten adem te raken, wat zij indrukwekkend vond. Zij had aan een stuk door gepraat zonder buiten adem te raken, wat hij indrukwekkend vond. Hij werkte op de inpakafdeling van een televisiefabriek, zij als serveerster in een restaurant waar mensen regelmatig vroegen om dingen die niet op de kaart stonden.
Nog geen half jaar na die wandeling gaan ze, samen met hun twee zwerfhonden, samenwonen in een huurhuis aan de West-Ierse kust aan de voet van iets dat 'absoluut hoger dan een heuvel is, maar lager dan een berg'. Ze leven van wat spaargeld en een uitkering. Ze nemen zich voor om met aardig weer die onherbergzame verhoging in het landschap te beklimmen.
Maar de seizoenen komen en gaan. De jaren zullen verstrijken. Het zal regenen, sneeuwen, de wind zal waaien, hard soms. Iedere winter zullen de varens roestbruin kleuren. Vuil, speldjes en papiertjes zullen zich ophopen in de naden van het vinyl in houtpatroon dat meer en meer begint op te krullen, maar die 'berg' wordt maar niet beklommen.
Buurman en Buurman
Zo zou je Weken maanden jaren, de derde roman van de veelgeprezen, Ierse Sara Baume kunnen samenvatten. Een animatiefilm in stop-motion, daar deed het me op een bepaald moment aan denken. Een soort Buurman en Buurman (de Tsjecho-Slovaakse poppenanimatieserie van Lubomír Beneš, red.), maar dan anders: Bell en Sigh zijn geen (on)handige klussers met een plan dat in duigen valt, maar ze wandelen, zitten in het hoge gras, kijken naar een gat in de heg, rijden met het rode busje naar het dorp, stoppen vetplanten in een potje, poten aardappels. Wat ze ook ondernemen, het is allemaal zonder ontwerp, draaiboek of regie. Ze doen maar wat, volgen zo'n beetje wat er in hen opkomt en zien wel waar dat uitkomt. Het speelt zich af in een kleine, bijna tijdloze wereld: heel overzichtelijk en naar binnen gericht, terwijl de buitenwereld alom aanwezig is. Sterker nog: van een binnenwereld is nauwelijks sprake, er wordt weinig gedacht, nauwelijks gereflecteerd.
De binnenwereld krijgt vrijwel louter vorm in een buitenwereld die met precieze tederheid beschreven wordt: in de banaliteit van (niet) schoonmaken, van een loshangende dakgoot die provisorisch (niet) gerepareerd wordt en wordt meegenomen door de wind, zwerfvuil dat vaak lelijk maar soms ook mooi kan zijn door hoe de zon erop valt, de koeien van de buurman die op het land lopen, van de honden Vos en Pip die op gelijke voet staan met Sigh en Bell, van een leven zonder bedoeling.Het is een leven dat misschien wel heel dicht bij dat van de dieren en de dingen staat, waarin Bell en Sigh steeds meer naar elkaar toegroeien en een eigen taal van weinig woorden, melodietjes en kreuntjes bezigen, die louter door de bewoners van dit kleine universum wordt gesproken en verstaan. En dat is goed zo.
Een gedeeld kluizenaarsbestaan, zo omschrijft Baume het. Bell en Sigh zijn zo ongewoon en zo gewoon, en zo intiem getekend dat je ze denkt te kennen. Weken maanden jaren is een boek zonder plot over een leven zonder opzet dat ver van de anderen, maar dicht, heel dicht bij de natuur staat.
Baume droeg haar roman op aan ene Mark. Die Mark is ongetwijfeld Baumes geliefde, de man die figureert in Handwerk, het boek dat een jaar eerder uitkwam, waarin Baume ons meeneemt naar haar eigen huis waar ze woont en werkt, samen met Mark dus.
Het lijkt een opmerkelijke keuze om beide boeken, fraai vertaald door Lette Vos, tegelijkertijd te publiceren, maar in de volgorde waarin ik ze las kwam het me als volstrekt logisch voor. Dacht ik aanvankelijk dat Baume een stel als Bell en Sigh gekend of op zijn minst geobserveerd moest hebben, na lezing van Handwerk ging ik ze zien als een soort experimentele, ver doorgevoerde (en van intentie en bedoeling verstoken) versie van het leven van de schrijver en haar geliefde. Ook zij wonen in een huis ergens buiten. Minutieus beschrijft Baume de plekken waar gewerkt wordt: hij aan zijn kunst, zij aan haar boeken en haar verzameling houten zangvogels. In wat ooit de 'pronkkamer' was wordt gefiguurzaagd, op het aanrecht wordt verf gemengd, op een kussen voor de bank wordt geschilderd, en het schuren doet ze buiten.
Waar Mark is klinkt gebons, gerammel, geschuifel en gestamp, waar Baume werkt klinkt gedempt theelepelgeklik en een zacht plof-plof, of geprik en gekras in vochtig gips. En dan kun je niet anders dan terugdenken aan het huis van Bell en Sigh dat is gaan klinken als zijn bewoners, en aan de herinneringen van het stel die als verf is gaan mengen waardoor ze niet meer weten van wie die herinnering oorspronkelijk was.
Migrerende rusteloosheid
Beide boeken - het ene hermetisch, het andere open - gaan op vrolijke wijze met elkaar én andere schrijvers in gesprek. Anders dan bij Bell en Sigh wordt in huize Baume heel wat afgefilosofeerd. Over de tijd bijvoorbeeld, waar Baume zich verantwoordelijk voor voelt (ze wil hem niet verspillen), of over zoiets als zugunruhe (migrerende rusteloosheid, de treklust die vogels én mensen kan bevangen), of wat je nu eigenlijk van je houtbewerkende (groot)vader erfde en waar nijverheid ophoudt en kunst begint, of over het opvallende fenomeen dat de blauwe lucht bij het miniatuurlandschap van modeltreinen altijd echt is en nooit geschilderd.
Die vergelijking met animatie bleek zo gek nog niet. Het is bij het zien van een modelspoorbaan in een stadje in West-Duitsland dat Baumes fascinatie voor het miniatuur ontstaat. Het zien van die 'getemde versie van de eigen belevingswereld' zal er uiteindelijk toe leiden dat ze die zangvogels, die zich in het echt niet rond haar huis laten zien, dan maar zelf gaat maken.
Kathy Mathys
ob/kt/21 o
Het is verleidelijk om beide boeken samen te lezen als een gedetailleerd verslag van Sara Baumes leven. Het non-fictieboek Handwerk vertelt over haar creatieve werk, Weken maanden jaren zou dan de rest van haar bestaan in kaart brengen. De boeken ademen dezelfde sfeer, zijn geschreven in eenzelfde ragfijne taal en onderzoeken de textuur van het kleine, intieme leven. Alleen is Weken maanden jaren een roman die, ondanks onmiskenbare autobiografische elementen, verder reikt dan het persoonlijke.
'Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik vastzat tussen twee talen, al spreek ik er maar één. De taal die ik spreek zet ik op papier en tik ik tot het middaguur in op mijn laptop. De taal die ik niet spreek stop ik in mijn knutselwerkjes in de uren daarna', schrijft Baume in Handwerk , haar liefdesverklaring aan het creatieve proces. De ochtend is voor haar boeken, de middag voor haar kunst. Vogels van gips maakt ze, die ze vervolgens beschildert en voorziet van kralen ogen. Foto's van die vogels - een sperwer, albatros, bonte kraai - verluchten de bladzijden van Baumes associatieve verkenning van het maakproces. Leestekens zijn het, in een tekst die sowieso al veel witruimte bevat en zich heerlijk traag laat ontdekken.
Nieuwe routes
Baume trekt parallellen tussen vogels en kunstenaars. Iedereen die ooit iets heeft gecreëerd, of het nu een boomhut is of een prentenboek, weet dat er rustpunten moeten worden ingebouwd, routes worden uitgedacht. Net als vogels kiezen makers niet altijd voor de snelste weg. Sommige van Baumes vogels eindigen als dwaalgasten; dat zijn de mislukte exemplaren die nooit door andere ogen zullen worden gezien dan de hare.
Naast een vogel- en makersboek is dit een vaderboek. Baumes overleden vader was een maker pur sang. Hij bouwde uitsluitend praktische voorwerpen en begreep niet goed waarmee zijn dochter bezig was. Wat de twee wel deelden: respect voor hun materialen en een sterke hang naar de eenzame uren waarin de maker samenvalt met het werk.
Baume en haar vriend, ook een kunstenaar, wonen op een afgelegen plek in West Cork. Wanneer ze elkaar overdag in huis tegenkomen, wisselen ze enkele woorden om daarna weer verder te gaan met hun bezigheden. Zo gaat het ook met Sigh en Bell, het koppel uit Weken maanden jaren . Ze hebben genoeg aan een woord of blik om te weten hoe het met de ander gaat. Uit hun communicatie blijkt hoe verknocht ze aan elkaar zijn en hun relatie wordt steeds sterker symbiotisch. De liedjes op de radio zingen rond in beider hoofden, vormen een harmonieus geheel wanneer de twee neuriën. Baume schetst zeven jaar uit het leven van het stel dat op een verlaten plek is gaan wonen. Enkel met de lokale boer en de leverancier van de jaarlijkse bestelling olie wisselen ze wat woorden.
Weken maanden jaren lezen is een onvergetelijke ervaring. Het gaat de schrijfster niet om conflict of spanning tussen de personages. Wel kijkt ze naar alle ondramatische dingen die een leven samenhouden, het bestaan kleur en diepgang geven. Ze schrijft over het vuil dat zich jaar na jaar in de groeven van de vloer ophoopt, over de veranderende band tussen hun twee honden, over de wilde planten rondom het huis, en hoe dingen kapotgaan en niet worden vervangen. Uit dat laatste spreekt een afkeer van consumentisme die ook in Handwerk zit: Baume koopt het liefst tweedehands.
In het begin riep Weken maanden jaren lichte weerstand bij me op, tot ik erin slaagde om me helemaal over te geven aan dit lyrische werk. Ik raakte overweldigd door dit boek over de stille liefde van twee mensen voor dieren en dingen, voor elkaar.
Handcrème
In beide boeken mediteert Baume over tijd. Hoe beleef je die? Hoe zorg je ervoor dat je hem niet verkwist? Als kunstenaar is Baume zuinig op haar tijd. Ze vindt zelfs het aanbrengen van handcrème tijdverlies. Tien kostbare seconden! Sigh en Bell verdelen hun dagen in bundels, 'het bundeltje ochtendwandeling, het bundeltje ochtend-na-de-ochtendwandeling, het bundeltje lunch'. De schrijfster laat de lezer voelen hoe hun tijdsbeleving resoneert met de seizoenen en hoe die jaar na jaar haast onmerkbaar verandert. Ze doet dat op een manier die zowel virtuoos is als verstild.
'Aanraking voor aanraking, aarzeling voor aarzeling' schept Baume haar vogeldieren, net zoals het stel in haar roman een leven spint uit wandelen, aandachtig kijken en dingen verzamelen die anderen niet meer willen. Af en toe verschuift het perspectief naar de honden of naar een van de insecten in huis. Niet dat die echt een eigen stem krijgen, maar de verteller vertelt erover net zoals over de twee mensen die er wonen.
Er staan geen dialogen in dit boek, wel prachtige zinnen die bewijzen dat Baume zich kan meten met de beste natuurschrijvers. Door de herhaling van de seizoenen herinnert dit boek enigszins aan Reservoir 13 van Jon McGregor. De opsommingen en geestige formuleringen doen dan weer denken aan het werk van Lydia Davis. Bovenal is het Baumes eigen precieze stem die hier weerklinkt. Die kennen we uit Zevenduizend eiken , een somber boek over een vrouw met depressieve trekjes die dode dieren fotografeert. Dit nieuwe werk is rijper, warmer ook, eigenzinniger. Voor een unieke leeservaring hoeft u niet verder te zoeken.
SARA BAUME Weken maanden jaren. Vertaald door Lette Vos, Koppernik/Oevers, 248 blz., € 23. Oorspr. titel: 'Seven steeples'.
SARA BAUME Handwerk. Vertaald door Lette Vos, Koppernik/Oevers, 232 blz., € 22,50. Oorspr. titel: 'Handiwork'.
Emilia Menkveld
ua/an/27 j
Het begint als een experiment: een jong stel verhuist van de stad naar het zuidwesten van Ierland. Al hun vrienden raden het af omdat ze allebei al zo op zichzelf zijn. Ze gaan toch - Bell, Sigh en hun twee honden - en trekken in 'een grauwe doos met een dak erop', niet ver van de Atlantische kust. Het huis richten ze in met ouwe meuk, afkomstig van 'familieleden met wie Bell en Sigh geen contact meer hoopten te hoeven hebben'. En voor ze het weten, zijn er acht jaar voorbij.
Een synopsis van Weken maanden jaren klinkt misschien als de zoveelste gezapige roman over de geneugten van een simpel leven, of als een soort kluizenaarsversie van Ik vertrek. Wie het werk van Sara Baume (1984) kent, weet beter. De Ierse auteur (die zelf al jaren teruggetrokken aan de Ierse kust leeft met haar partner) schrijft graag over excentrieke eenlingen, die doorgaans weinig beleven. Het zijn de taal en het ritme die haar boeken zo uitzonderlijk maken. Baumes speelse proza dwingt tot langzaam en aandachtig lezen, ook in deze sterke vertaling van Lette Vos.
In Weken maanden jaren staan alle zintuigen open. Op onstuimige dagen verandert het huis in 'een orkest van buien en fluitjes, bekkens en klokken, ontbrekende toetsen en kapotte rieten'. Hoefafdrukken in het drassige weiland vormen een 'tapijt van glanzende brillenglazen'.
Anders dan in het eerder vertaalde Stommelen stampen slaan (2015) en Zevenduizend eiken (2018) leren we de hoofdpersonen niet echt kennen. Een paar details over hun jeugd, hoe ze elkaar hebben ontmoet, waarin ze op elkaar lijken en waarin juist niet: veel meer krijgen we niet te weten. Hun alledaagse gesprekjes vat Baume vaak simpelweg samen: 'Ze hadden een discussie over welk soort ongedierte ze 's nachts het liefst over hun gezicht voelden trippelen. Sigh vond spinnen. Bell vond muizen.' Seks lijkt in hun leven niet te bestaan, of in elk geval niet de moeite van het vermelden waard.
Wat is dan het punt van dit verhaal? Het draait in elk geval niet om de plot; in het hele boek gebeurt weinig noemenswaardigs. Jaar na jaar nemen Bell en Sigh zich voor om de berg achter hun huis te beklimmen. Dat het er uiteindelijk van komt, is nauwelijks een ontknoping te noemen. Toch is het boek moeilijk weg te leggen.
Dat komt in de eerste plaats door het rijke taalgebruik en de vele originele observaties. (Een van mijn favorieten, over koeiepoten: wat Bell en Sigh betreft is het 'echt een ontwerpfout' dat vier korte, knokige, taps toelopende ledematen een slenterbeest van een ton omhoog moeten houden.) Maar het komt ook door de cyclische vertelwijze, waarbij tegelijkertijd met de jaren ook de seizoenen verstrijken; het eerste hoofdstuk speelt in januari van het eerste jaar, het tweede hoofdstuk in de vroege lente van het tweede, enzovoorts. Tot het na acht jaar weer januari wordt.
Het hele boek draait om de schoonheid van herhaling en verval, van dingen die steeds hetzelfde zijn tot ze toch ineens veranderd blijken. Het huis takelt af, kleren verslijten, het roodborstje in de haag gaat na jaren 'toch nog' dood en wordt vervangen door een verre neef. Het lege leven van Bell en Sigh brengt hen ertoe bij elke verandering stil te staan en de waarde te bepalen, op hun eigen, koddige manier.
Het individu is ondergeschikt in dit verhaal - vandaar dat Bell en Sigh zo weinig persoonlijkheid krijgen. Baume beschrijft juist hoe het onderscheid tussen de twee steeds verder vervaagt. Treffend beeld voor hun versmelting: 'Tegen die tijd hadden ze dezelfde haarkleur, en ze wisten geen van beiden meer of dat altijd zo was geweest.'
Hoe worden wij bepaald door dagelijkse bezigheden? Wat is de schoonheid van dingen die je keer op keer opnieuw doet? Het zijn vragen die terugkomen in Baumes memoir Handwerk, dat tegelijkertijd is uitgebracht met Weken maanden jaren. De boeken zijn niet als tweeluik bedoeld, maar vullen elkaar mooi aan.
In puntgave tekstjes van soms niet langer dan een zin beschrijft Sara Baume hoe zij haar dagen vult: de ochtenden zijn voor het schrijven, 's middags maakt zij gipsen vogelbeeldjes ('knutselwerkjes', noemt zij ze zelf). Haar huis annex werkplaats heeft veel weg van de 'grauwe doos' van Bell en Sigh; zelfde ligging, zelfde aftandse inrichting.
Hier wordt, anders dan in Weken maanden jaren, wel uitgebreid bespiegeld en gelezen. Waar toepasselijk citeert Baume schrijvers en denkers die iets boeiends te melden hebben over het verschil tussen ambacht en kunst, over de vogeltrek en wat haar verder zoal bezighoudt - thema's die ze moeiteloos in elkaar laat overvloeien. Ook de rouw om haar vader, zelf een verwoed knutselaar, krijgt in Handwerk een logische plaats.
De meeste indruk maken de passages over Baumes eigen creatieve proces. Het ergste wat haar kan overkomen, schrijft ze, is niet de verspilling van materiaal, als er weer eens een lading gipsen vogels mislukt. Het is het gevoel tijd te verspillen, dag na dag te blijven hangen in de aanloop naar, de voorbereiding op, ook nog eens onderbroken door het noodzakelijke eten en slapen. Totdat ze, na talloze kleine handelingen en gebaren, gedachten en keuzen ineens een splinternieuw kunstwerk gemaakt blijkt te hebben. 'Ik heb het idee dat het er niet toe doet', concludeert ze, 'ik heb het idee dat niets anders ertoe doet.'
FICTIE
Sara Baume, Weken maanden jaren.
Uit het Engels vertaald door Lette Vos. Koppernik/ Oevers; 272 pagina's; € 23.
NON-FICTIE
Sara Baume, Handwerk.
Uit het Engels vertaald door Lette Vos. Koppernik/Oevers; 232 pagina's; € 22.
Bookarang
Een verzameling korte essays over kunst, creativiteit en vogels. Kunstenaar en auteur Sara Baume brengt het dagelijks proces van maken en schrijven in kaart en verbindt het genot van minutieus handwerk met de jaarlijkse trek van zangvogels. Het boek is een pleidooi voor het scheppende leven en biedt een inkijk in het creatieve maakproces. Talig en persoonlijk geschreven. Geschikt voor een brede tot geoefende lezersgroep. Met zwart-witfoto’s. Sara Baume (1984) is een Ierse schrijver en visueel kunstenaar. Voor haar debuutroman ‘Stommelen stampen slaan’ won ze de Geoffrey Faber Memorial Prize. Voor haar andere werk ontving ze o.a. de Hennessy New Irish Writing Award en de Irish Book Award. Haar werk werd in meerdere landen uitgegeven.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.