's Nachts komen de vossen : verhalen
Cees Nooteboom
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Koppernik, © 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : NOOT |
Elma Drayer
i /un/27 j
Cees Nooteboom (1933), bekend om zijn proza, naar eigen zeggen bovenal dichter, was al even op streek met een nieuwe bundel toen 'het geheimzinnige virus dat ineens de wereld beheerst' zich aandiende. Het zou vreemd zijn, schrijft hij in het nawoord, 'als het gedicht zich daar niets van aan zou trekken'.
Dus dat doet het, maar weinig nadrukkelijk. Veel meer is Afscheid - Gedicht uit de tijd van het virus een cyclus over de vergankelijkheid van het menselijk bestaan - een thema dat Nooteboom, zacht gezegd, niet voor het eerst bezighoudt. Nota bene al op zijn 22ste wijdde hij er zijn debuutbundel aan (De doden zoeken een huis, 1956).
In de vorm borduurt Afscheid voort op het vier jaar geleden verschenen Monniksoog. Wederom telt de bundel 33 samenhangende gedichten die zich ook heel best los laten lezen. Elk gedicht bestaat uit drie kwatrijnen plus een eenregelig staartje, dat in de beste gevallen het geheel een fraaie zwiep geeft. Dat klinkt als een keurslijf, maar het werkt wonderwel.
Natuurlijk, soms scheert de dichter vervaarlijk langs clichés ('een boom in verte // ziet alles'), soms zijn de enjambementen behoorlijk flauw ('af / wezig'), soms gebruikt hij nogal wat loze woorden achter elkaar ('Hier is geen liefde, alleen maar geweld, / eenzaamheid, melancholie'). Maar dit zijn smetjes op een bundel die verder juist wars is van gewichtigheid, en bovendien ronduit betoverende beelden bevat. De dichter als 'een eenzame reiger' aan het water, die alles opschrijft wat hij ziet en hoort - ik zal het niet snel vergeten. Zinnetjes als: 'Aan het tuinhek jengelt de wereld, het // rumoer van een krant' evenmin.
Waarlijk te pakken had Nooteboom me in de derde afdeling van de bundel. Met meesterhand weet hij je mee te zuigen in wat hem, in wat alle 'rechtop lopende wezens' te wachten staat - in steeds kortere, steeds kortademigere regels. Hij beschrijft hoe het almaar stiller wordt om hem heen, hoe herinneringen zijn als 'een knikker // vol kleuren die langzaam wegrolt / tot over de rand van de speelplaats //waar niets wordt bewaard, alles ooit / samen een leven'.
Hier spreekt een dichter die het onvermijdelijke fier in het gelaat tracht te zien, tot aan het bittere, bittere einde. Slotregels: 'Blind loop ik verder, een vale hond / in de kou. Hier moet het zijn, / hier neem ik afscheid van mijn zelf / en word dan langzaam // niemand.' Prachtig.
****
Koppernik; 56 pagina's; € 17,00.
Ko van Geemert
Deze bundel ‘Afscheid’ van Cees Nooteboom (1933) – het zal zijn dertigste zijn! – bestaat uit drie afdelingen, genummerd I, II en III, van elk elf gedichten (genummerd 1 t/m 11) van twaalf regels (drie maal vier), plus een laatste, dertiende regel van een tot vijf woorden. In zijn Nawoord legt Nooteboom, tamelijk omslachtig, uit dat het schrijven van een dichtbundel soms anders loopt dan verwacht - waarbij zowel een map tekeningen, een voorsocratische tekst van Empedokles, als het coronavirus een rol spelen - de ondertitel van de bundel luidt: ‘gedicht uit de tijd van het virus’. De gedichten zijn verrassend helder, beginnend met de regel: ‘Dit vroeg de man in de wintertuin zich af, / het einde van het einde, wat kon dat zijn?’ en eindigend met: ‘Hier moet het zijn, / hier neem ik afscheid van mijn zelf / en word dan langzaam // niemand.’ Mooie bundel, mooi van ritme, toon en thema, toegankelijk en melancholiek.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.