Republiek van licht
Andrés Barba
Andrés Barba (Auteur), Irene van de Mheen (Vertaler), Jos Kockelkoren (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2020 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : BARB |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2020 |
VOLWASSENEN : ROMANS : BARB |
Marijke Arijs
rt/aa/27 m
Kinderen zijn geen lieverdjes. Het zijn wrede, destructieve wezens die elkaar de vreselijkste dingen aandoen. Dat die kleine ettertjes onschuldig zouden zijn, is een hardnekkig misverstand dat eindelijk eens de wereld uit moet, vindt Andrés Barba. Koters die opgroeien voor galg en rad spelen de hoofdrol in het proza van de Spaanse schrijver, die in 2001 doorbrak met Het zusje van Katia, een roman over de dochter van een prostituee. In Republiek van licht (2017), dat een jaar geleden in vertaling verscheen, liet hij een bende straatkinderen een provinciestadje onveilig maken. De voorloper van dit meesterwerkje, Kleine handen, zag in 2008 het licht, maar is nu pas in het Nederlands vertaald. Voor deze novelle haalde de auteur de mosterd bij Clarice Lispector. In het verhaal 'De kleinste vrouw ter wereld' vertelde de Braziliaanse schrijfster het verhaal van een stel weesmeisjes die het overlijden van een van hen voor de opvoeders hadden verzwegen en haar lijk in een kast hadden verstopt. Een week lang speelden ze met het dode lichaam alsof het een pop was. Ze deden het in bad, kleedden het aan, gaven het standjes en knuffelden het. De gruwelijke anekdote zou op waargebeurde feiten gebaseerd zijn en zich hebben afgespeeld in een weeshuis in Rio de Janeiro, waar een van de weesjes door de anderen zou zijn vermoord. Andrés Barba probeert in Kleine handen te verzinnen wat er aan die moord voorafging.
Houvast
'Haar vader was op slag dood, haar moeder overleed in het ziekenhuis.' De openingszin wordt herhaald als een mantra, want het duurt even voor de betekenis van die noodlottige woorden tot Marina doordringt. Het arme kind is zeven jaar wanneer ze in het weeshuis terechtkomt, nadat haar ouders zijn omgekomen bij een verkeersongeluk. De nieuwelinge wordt er met gemengde gevoelens ontvangen. Ze wordt bewonderd en gewantrouwd, benijd en gehaat, geliefd en vernederd, omdat ze anders is. Haar komst verstoort de harmonie en het evenwicht in die gesloten gemeenschap. Ze is de worm in de appel, het virus dat het organisme binnendringt: 'Voordat Marina verscheen met haar verleden, waren we gelukkig geweest.' Haar blije herinneringen aan een vreugdevol gezinsleven maken de anderen bewust van hun ellendige situatie. Uit afgunst vernielen ze haar pop, haar enige houvast in die vijandige omgeving, 'de enige die niet loog'. Daarop bedenkt Marina een spel waarbij de meisjes om de beurt voor pop moeten spelen. 's Nachts op de slaapzaal kunnen ze hun fantasie botvieren. Dan is alles mogelijk, want de nacht is het domein van de verbeelding, van dromen en verlangens die overdag zullen omslaan in afkeer, schaamte en haat. De gevolgen zijn niet te overzien. Er hangt iets broeierigs en gewelddadigs in de lucht. Dat dit verkeerd zal aflopen is zonneklaar.
De setting roept associaties op met de naargeestige weeshuizen uit de negentiende-eeuwse literatuur, zoals de tehuizen uit de boeken van Charles Dickens, maar daar was het de schrijver uitdrukkelijk niet om te doen. Barba vraagt zich af hoe kinderen zich gedragen als er geen volwassene in de buurt is, hoe ze reageren als normen wegvallen en instincten de overhand krijgen. Wat gebeurt er als je een fremdkörper binnensmokkelt in een omgeving die aarzelt tussen nieuwsgierigheid en vijandigheid? Dan zijn alle beesten los en heb je de poppen aan het dansen, zoveel is duidelijk. Zijn weesjes zijn wezens zonder God of gebod. Ze vormen een parallelle samenleving, hebben amper moreel besef en zijn nog niet door de bemoeienissen van de grote mensen in het gareel gebracht.
Horror
Er hangt een permanente dreiging, als in een horrorstory, maar volgens de schrijver is Kleine handen in de eerste plaats een liefdesverhaal. Het is een staalkaart van de strategieën die kleine meisjes ontplooien om zich bij anderen geliefd te maken en opgenomen te worden in de groep. Zoals wel vaker heeft de auteur zich laten inspireren door Lord of the flies van William Golding, maar eigenlijk heeft zijn novelle nog het meest van een Griekse tragedie. Vandaar dat de alwetende verteller, die het standpunt van Marina vertolkt, wordt afgewisseld met een koor van weesmeisjes. Ruim honderd bladzijden, meer heeft Barba niet nodig om een nachtmerrieachtige spanning op te bouwen, in een gebald, ingehouden proza waarin meer wordt gesuggereerd dan uitgesproken. De beelden borrelen op 'als een oprisping', de woorden 'wegen zwaar als een nieuwsbericht' en de zinnen vallen als hakbijlen. De auteur kan zich verontrustend goed inleven in de gevoelswereld van kinderen zonder enig moreel besef. Kleine handen schetst een meedogenloos beeld van een allesbehalve onschuldige kindertijd.
Vertaald door Irene van de Mheen en Jos Kockelkoren, De Bezige Bij, 112 blz., 17,99 € (e-boek 11,99 €). Oorspronkelijke titel: 'Las manos pequeñas'.
Roderik Six
il/pr/15 a
Haar herinneringen aan het ongeluk zijn messcherp. Marina voelt nog steeds de autogordel in haar schouder snijden, ziet nog steeds de voering van de passagierszetel dichterbij komen – de bekleding met de ragfijne streepjes, haar moeders stem tegen haar vader: ‘Niet inhalen nu.’
Marina distilleert het drama tot één zinnetje: haar vader was op slag dood, haar moeder overleed in het ziekenhuis. Ze herhaalt het tegen de verpleegsters, tegen haar pop, die ook Marina heet, tegen de psychologe die haar vertelt dat ze straks naar een fijne nieuwe plek mag, een plek vol meisjes van haar leeftijd en lieve volwassenen die nu voor haar zullen zorgen.
Een weeshuis dus, een oord waar ze zich niet thuisvoelt: ‘Hun gezichten waren allemaal te bruin, overmatig blootgesteld aan de zon. Hun jurken allemaal te vrolijk.’ Tijdens de spelletjes blijft ze in de schaduw staan en even weigert ze zelfs te eten maar haar tienerhonger overwint haar magerzucht. Ondertussen kampt ze met schuldgevoelens: waarom heeft zij het ongeluk wel overleefd?
En dan bedenkt Marina een geheim spel, een nachtspel waarmee ze de andere meisjes betovert. In het schemerduister van de slaapzaal ontspint zich een andere werkelijkheid, een magische wereld waar lichamen ontzield worden en vingers op verkenning gaan. Eindelijk is Marina geen buitenstaander meer, eindelijk kan ze haar rouw vorm geven. Maar wie in het donker een web weeft, kan er zelf in verstrikt raken.
Net als in zijn vijfsterrenroman Republiek van licht geeft Andrés Barba in deze novelle kinderen een stem. Daarbij vermijdt hij de valkuil van sentimentaliteit en toont hij nogmaals zijn stilistische begaafdheid: met elke zin beneemt hij je iets meer de adem. Een boek als een wurgspelletje.
****
De Bezige Bij (oorspronkelijke titel: Las manos pequeñas), 110 blz., € 17,99.
Maarten Steenmeijer
Ik ben anders. Dat beseft Marina wanneer ze op zevenjarige leeftijd van het ene op het andere moment terechtkomt in een weeshuis, doordat haar ouders zijn omgekomen bij een verkeersongeluk. Marina is anders omdat ze nieuw is in het weeshuis en dingen heeft meegemaakt die de andere wezen niet hebben beleefd: pretparken, films, reizen… Dat wekt nieuwsgierigheid maar ook vijandigheid bij hen op. Marina wordt gezien als een indringster die het vertrouwde evenwicht in deze meisjesgemeenschap verstoort. De schrijver brengt niet zozeer de gebeurtenissen voor het voetlicht – de ‘spelletjes’, de toenaderingspogingen, Marina’s weigering om te eten – als wel de mentale processen die daarmee gepaard gaan. Hij doet dat op volstrekt onsentimentele wijze en dat heeft een huiveringwekkend effect. Voor pijn, wanhoop en verdriet is geen plaats. Marina moet zien te overleven en om dat voor elkaar zien te krijgen schakelt ze haar gevoelens uit. Dat zegt de schrijver niet met zoveel woorden, maar hij suggereert dit wel in deze intrigerende novelle. De Spaanse auteur (1975) is ook dichter, essayist en fotograaf. Zijn roman 'Het zusje van Katia' werd verfilmd door Mijke de Jong en hij won o.a. de Premio Herralde de Novela voor 'Republiek van licht'*.
Marijke Laurense
rt/aa/21 m
Vorig jaar maakt de Spaanse schrijver Andrés Barba (1975) diepe indruk op me met zijn 'Republiek van licht', een beklemmende roman over hoe 32 zwerfkinderen het leven in een Zuid-Amerikaanse provinciestad ontwrichten. Barba's roman 'Het zusje van Katia' was eerder al vertaald in het Nederlands; Mijke de Jong maakte er in 2008 een film van die nog steeds ontroert, met het verhaal van een jong meisje dat in de harde wereld van de Amsterdamse prostitutie anderen probeert te troosten en te verzorgen. Ook het inmiddels twaalf jaar oude, nu dan vertaalde 'Kleine handen' gaat over kinderen: over hun onschuld en afhankelijkheid, maar ook over hun wreedheid en macht, deze keer vooral ten opzichte van elkaar.
In 'Kleine handen' is Barba in het lijfje van het zevenjarige meisje Marina gekropen, vanaf het moment dat ze na een verkeersongeluk gewond in het ziekenhuis ligt en te horen krijgt dat haar vader op slag dood was en haar moeder in coma ligt. In de eerste hoofdstukken van deze novelle bewijst Barba in prachtig proza andermaal hoe goed hij zich kan verplaatsen in kinderen als hij laat zien hoe de woorden 'Mijn vader was op slag dood en mijn moeder overleed in het ziekenhuis' zich 'als dingen' in Marina's hoofd nestelen en haar identiteit gaan bepalen. Of wanneer ze het ongeluk keer op keer in slow motion beleeft, in sensuele, zintuigelijke zinnen over het doffe zeegeluid van de weg onder de banden, de stilte na de klap, de metaalsmaak in haar mond, de zwarte uitgroei in het haar van de geblondeerde vrouw die haar water geeft, de grote handen van de man die haar op de brancard legt, terwijl ze het gevoel heeft dat ze 'van klei' is en dat alles in haar 'zacht, vormeloos en glibberig' is. Over hoe ze zich tijdens haar revalidatie vaag verplicht voelt te huilen, van de psychologe een huis moet tekenen en een pop met kapotte slaapogen krijgt. En hoe ze na een paar maanden te horen krijgt dat ze naar een weeshuis gaat - een woord dat haar op dat moment nog niets zegt.
Nee, dat leidt niet tot Dickensiaanse taferelen: de directrice en andere volwassenen zijn (in al hun onnozelheid) zelfs uitgesproken aardig voor het beeldige en braaf ogende kind. Het drama van 'Kleine handen' zit vooral in de zinderende spanning tussen de donkere en mysterieuze Marina en de andere, 'gewone', anonieme meisjes van het weeshuis, die de tweede, collectieve, helaas nogal onnatuurlijk klinkende wij-stem van het verhaal vormen. Ze bewonderen en benijden haar omdat ze als enige ooit in Disneyland Parijs met de echte Mickey Mouse op de foto is geweest, ze willen de littekens van haar auto-ongeluk zien, fantaseren over haar 'omdat we geen andere manier kenden om van iemand te houden' en likken aan de ogen van haar pop. Maar Marina wordt ook gepest en vernederd en haar pop wordt verminkt. Waartegen ze geen ander verweer weet dan te stoppen met eten, waarmee ze inderdaad ontzag afdwingt bij de andere meisjes - Barba knoopt keurig aan bij op de psychologische items van de jaren nul van deze eeuw. Ook laat hij Marina besluiten haar deerniswekkend jonge seksualiteit uit te spelen.
Uiteindelijk loopt dat natuurlijk uit de hand, in nachtelijke sadomasochistische spelletjes, waarin de meisjes zich onder Marina's regie gehoorzaam en gretig om de beurt de rol van zwijgende, willoze en lijdzame pop laten toebedelen, uitgekleed worden ('Haar onderbroek ook?' 'Ja, haar onderbroek ook') en met veel lippenstift, rouge en oogpotlood op met zich moeten laten spelen en de zoekende, kleine handen van de anderen moeten ondergaan. En als de meisjes overdag weer hun normale, schaamtevolle en vijandige zelf zijn en nachtelijke gangmaakster Marina voor hoer uitmaken, zijn er niet veel uitwegen meer denkbaar in dit conflict tussen licht en duister, collectief en eenling, schaamte en (vrouwelijke) seksualiteit, beheersing en overgave, zo blijkt ook uit Barba's veelvuldige verwijzingen naar de wolf, 'Alice in Wonderland', Rainer Maria Rilke's 'Requiem auf den Tod eines Knaben' en het lijdensverhaal.
Al had ik eerlijk gezegd toch liever gezien dat hij de gave en subtiele psychologie van het begin van Marina's verhaal in de laatste hoofdstukken niet had opgeofferd aan al die literaire contrasten.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.