De heldeninspecteur : roman
Atte Jongstra
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij De Arbeiderspers, © 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : JONG |
Matthijs de Ridder
il/pr/12 a
Ergens aan het begin van De Aardappelcentrale zegt Atte Jongstra tongue in cheek dat zijn jongste boek een mooie aanvulling is op zijn romans Groente (1991) en Worst (2014). Gedrieën vertegenwoordigen ze de bestanddelen van een archetypische Hollandse maaltijd. Veel meer dan bij deze romans, 'die in wezen weinig met eten te maken hebben', sluit De Aardappelcentrale echter aan bij Jongstra's vrolijk misleidende historische romans De avonturen van Henry II Fix (2007) en De heldeninspecteur (2014). Namen die boeken op een liefdevolle manier de vaderlandse zelfverheerlijking in de achttiende en negentiende eeuw op de hak, dan is nu de beurt aan het laatste grote wapenfeit in de Nederlandse vertelling: de Tweede Wereldoorlog. De proloog die de parabel vertelt van een inhalige prins (Bernhard) die het zinnebeeld werd voor het krijgshaftige Nederland, voorspelt alvast weinig goeds.
De hoofdpersoon van De Aardappelcentrale is Chris Holtser, een jonge beeldhouwer zonder veel ambitie. Hij behoort tot een groep kunstenaars die van weinig bevlogenheid beschuldigd kunnen worden, maar die stuk voor stuk een manier gevonden hebben om de oorlog te overleven. De een vervalst schilderijen die hij op veilingen aan Duitsers probeert te verkopen, de ander schrijft pulpverhalen. Holtser heeft de Arbeidsdienst omzeild door te gaan werken bij het Archief, waar hij verantwoordelijk is voor de standbeelden. Niet dat het archief zelf beelden bezit. Hij knipt slechts krantenartikelen uit waarin sprake is van monumenten. Holtser leert zo veel over de manier waarop de mens de geschiedenis bewaart én vervormt. Maar niet alles wordt gearchiveerd. Op last van zijn collaborerende baas belanden de artikelen die niet passen in 'de geschiedenis die wij heden aan het schrijven zijn' in het 'ronde archief', in de prullenbak.
Hoewel Holtser zelf geen sympathie voor de nazi-ideologie vertoont (die rol komt toe aan een nauwelijks vermomde Lucebert, wiens hevige germanofiele brieven die vorig jaar zijn opgedoken, vrolijk worden bespot), wordt al snel duidelijk dat zijn afzijdigheid even laakbaar is. Holtser verzet zich niet tegen de geschiedvervalsing van het Archief, noch tegen de geneugten (ook seksuele) van zijn zijdelingse betrokkenheid bij de collaboratie.
Antipathiek
Ondertussen verheft Holtser zijn overlevingsdrang tot kunst. Die kunst neemt de vorm aan van de levensnoodzakelijke aardappel. Hij boetseert een manshoge pieper die hij samen met zijn vrienden - de groep heeft zich inmiddels De Aardappelcentrale genoemd - midden in Amsterdam neerzet. Voor Holtser is het een monument voor de Onbekende Overlever. In het van geruchten gonzende Amsterdam van september 1944 zien anderen er echter al snel een (kleine) daad van verzet in. 'Weg met pieper Adolf', schrijft iemand erbij. Holtser toont zich verbolgen.
Ook als het einde van de oorlog nadert en Holtser naar het reeds bevrijde zuiden vlucht, en verder naar België en Frankrijk waar de humanitaire catastrofe hem overal recht in de ogen staart, blijft hij op zoek naar hét monument voor de blinde overlever. Na heel wat typisch jongstraiaanse omzwervingen denkt Holtser dat monument gevonden te hebben - of toch de voeten ervan. Ondertussen weet de lezer wel beter. De beeldvorming is weer eens voor de geschiedenis komen te staan en de weinig heldhaftige mens heeft zich maar al te graag in zijn eigen leugen herkend.
Dat is de confronterende conclusie van een satire die voor Jongstra's doen wat wranger uitvalt dan gebruikelijk. De Tweede Wereldoorlog ligt 'bij veel mensen nog altijd gevoelig', schrijft Jongstra in de verantwoording, waarin hij de lezer met gespeelde tegenzin door zijn bronnenmateriaal loodst. Het is alsof Jongstra pas laat heeft beseft dat lafheid tijdens de Tweede Wereldoorlog lang niet zo grappig is als bijvoorbeeld karakterzwakte tijdens de Belgische Omwenteling. Holtser is misschien wel het meest antipathieke karakter uit Jongstra's oeuvre. Toch is de uitwerking van zijn ontwrichtende spel met feit en fictie in De Aardappelcentrale krachtig als altijd. Net als in Henry II Fix en De heldeninspecteur laat Jongstra met sardonische grijns zien dat de geschiedenis een onuitputtelijk reservoir van verhalen is waar wij mensen maar pover uit tevoorschijn komen.
Arbeiderpers, 264 blz., 21,50 € (e-boek 11,99 €)
Marnix Verplancke
il/pr/03 a
De verteller van Atte Jongstra’s nieuwste roman bezoekt in een bejaardentehuis een oudere dame die het onderwerp van de biografie waaraan hij werkt nog gekend heeft. Hij raakt er aan de praat met haar buurman. Chris Holtser, zoals de man heet, blijkt een bijzonder eigengereide kijk op de realiteit te hebben. ‘Het is een grote zeikboel’, zegt hij. ‘Altijd maar pissen. Ik sta de hele dag met dat ding in mijn hand.’
Maar ooit was het anders, ontdekt de verteller wanneer hij een paar pakken papier meeneemt die in Holtsers kamer rondslingeren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Holtser een beeldhouwer die uit vrees om opgeroepen te worden door de Duitse Arbeidsdienst een baantje als archivaris bij de dienst Monumenten zocht. Hij behoorde ook tot een vriendenkringetje dat grof geld verdiende met het maken van kopieën van bekende schilderijen, liefst van al met eten erop, zoals Van Goghs korenvelden, maar niet zijn Aardappeleters – dat zou het er al te zeer in wrijven dat ze een hongerwinter meemaakten. ‘De aardappelcentrale’ noemden ze zich, en alles ging goed tot Holtser het plan opvatte een monument te maken voor de Onbekende Overlevende: een reusachtige aardappel, wel anderhalve kubiek groot.
Atte Jongstra is al jaren het cynische geweten van Nederland, en in deze roman gaat hij tot het uiterste in zijn demasqué van kleinburgerlijke genoegzaamheid. Hij voert prins Bernhard op, die het jammer vindt dat hij niet mee geweest is met zijn secretaresse toen ze huizen ging plunderen in het bevrijde Duitsland. Hij laat Holtsers vriendinnetje verzuchten dat die dag kersenplukken op de Veluwe de mooiste van haar leven was, ook al stonden er in het station zo veel Joden met pak en zak te wachten op de trein naar Westerbork, en hij maakt van Holtser zelf een sluwe, egoïstische antiheld die tolk wordt voor de Amerikaanse Monument Men, via het noorden van Vlaanderen naar Aken en zelfs Straatsburg reist en klaagt wanneer zijn hotel niet door het Amerikaanse leger wordt betaald.
De aardappelcentrale is tegelijkertijd sappig en bitter. Het is een ontluisterende roman die baadt in een Oost-Europees aandoend absurdisme en bewijst dat we onszelf wel heel veel hoogdravende verhalen kunnen wijsmaken, maar dat zonder piepers de wereld stilvalt.
****
De Arbeiderspers, 264 blz., € 21,50.
Willem Nijssen
Atte Jongstra (1956) heeft een vrij omvangrijk en gevarieerd oeuvre bij elkaar geschreven, waarin alle genres (fictie en non-fictie, van essay tot roman) door elkaar heen lopen. Steeds is de vraag: is iets (auto)biografisch, wel of niet waar gebeurd, begin of eind of het midden van een ‘verbazingwekkende wandeling’? Dat geldt ook voor ‘De Aardappelcentrale’, ogenschijnlijk een roman, maar eerder een anti-roman over de Tweede Wereldoorlog, gegroeid uit een pakket aantekeningen van een oud mannetje, à la Max Havelaar. (Jongstra is Multatuli-kenner.) De Aardappelcentrale is de naam van een groep zonder moraal (over)levende kunstenaars die profiteert van de oorlog door kunst te vervalsen en zich de status van ‘verzetsgroep’ aanmeet. In het kernverhaal (naast inleiding, intermezzi en verantwoording) is Chris Holtser, mislukt beeldhouwer, lid van die groep. Eerst werkt hij als ‘archivaris standbeelden’, later vlucht hij naar het bevrijde zuiden en wordt tolk bij de Amerikaanse ‘Monument Men’. Het verhaal is bizar, ook een soort schelmenroman. In het universum van Jongstra is deze vlot geschreven roman een boeiende nova.
Gerwin Van Der Werf
il/pr/20 a
Atte Jongstra is de schrijver van een groot en divers oeuvre dat in 2016 bekroond werd met de Constantijn Huygensprijs. Vorig jaar schreef hij over zijn stukgelopen huwelijk in 'Worst', zijn eerste roman was getiteld 'Groente', en nu komt hij met een nieuwe roman, 'De Aardappelcentrale', waarmee hij 'de klassieke drieslag van de Hollandse maaltijd - piepers, groente en vlees' voltooit. Ik noem het omdat het typerend is voor Atte Jongstra: je kunt ervan uitgaan dat hij je voor de gek houdt, maar zeker weten doe je het niet.
In 'De avonturen van Henry II Fix' (2007), een fictieve autobiografie van een 19de-eeuwse encyclopedist uit Zwolle, maakte Jongstra de lezer wijs dat hij zou zijn gestuit zijn op een oud manuscript. Deze Multatuliaanse truc haalt Jongstra opnieuw uit in 'De Aardappelcentrale'. De schrijver krijgt een stapel papieren in handen, artikelen en notities van beeldhouwer en archivaris Chris Holtser uit 1944 en '45. Zoals Droogstoppel in 'Max Havelaar' het 'pak van Sjaalman' krijgt en er met behulp van een ghostwriter orde in wil aanbrengen, zo moet Jongstra chocola zien te maken van al het materiaal over Holtser, inmiddels een hoogbejaarde, incontinente mopperpot: "ik sta de hele dag met dat ding in mijn hand."
Holtser blijkt deel te hebben uitgemaakt van de Aardappelcentrale, een Amsterdams kunstenaarscollectief van opportunisten die NSB'ers naar de mond praten en zichzelf beschouwen als verzetshelden doordat ze vervalste kunstwerken aan de Duitsers slijten. Holster doet als archiefmedewerker onderzoek naar standbeelden, zijn favoriet is dat van Sir Francis Drake - ontdekker van de aardappel. Zelf wil hij een monument voor de aardappel oprichten: een aardappel als symbool voor de 'Onbekende Overlever'. Maar net zo makkelijk maakt hij plannen voor een standbeeld voor Mussert, als hij daarmee op kantoor bij zijn baas een wit voetje kan halen. Zolang hij een beetje makkelijk door die oorlog kan komen en er wat te zuipen en te neuken valt, wil hij graag met iedere wind meewaaien.
Jongstra wil laten zien dat opportunisme in de oorlog overlevingsstrategie nummer één was. Een interessant gegeven, want als het om de oorlog gaat lezen we nog altijd liever over helden en schurken. Zijn hoofdpersoon is een lamzak die zich lafhartig en egoïstisch door de oorlog bluft. Niet verheffend, wel geestig en vol absurde galgenhumor. Als Holtser hoort van een aanslag op een nabijgelegen Duitse bunker mijmert hij: "De bezetting was één ding, met zulke aanslagen komt de echte oorlog dichtbij." En als hij de volgende ochtend verneemt dat er zes mensen zijn doodgeschoten bij wijze van represaille: "zulke voorvallen zijn niet bevorderlijk voor de rust op het archief, en dan was er mijn landerigheid die aanhield." Jongstra is er volgens mij niet op uit een psychologisch portret van een empathieloze opportunist te schetsen, hij vindt het gewoon leuk om als een olifant door de porseleinkast van de Tweede Wereldoorlog te banjeren, wetend dat hij nog steeds menigeen tegen de schenen zal schoppen. Hij heeft overduidelijk plezier in het schrijven, het verzinnen, dat is ook zichtbaar in de malle opsommingen, de talloze weetjes en vreemde krantenberichten waar de tekst vol mee zit.
Helaas boet het tweede deel van het boek, als Holtser naar het bevrijde België is gevlucht, aan scherpte in. De beeldhouwer sluit zich aan bij een Amerikaanse eenheid die de schade aan monumenten opneemt. De avonturen van de schavuit worden rommelig en al te toevallig. Het resultaat, een mix van echt gebeurde en uit de duim gezogen ellende, van gepierewaai en gruwel, werd mij te vrijblijvend. Holtser wandelt door de puinhopen van Leuven, is getuige van verkrachtingen in Offenburg en haalt overal zijn schouders bij op. Dat ga je als lezer ten slotte ook maar doen.
Zijn reis eindigt als Holtser op de sokkel van het verwoeste standbeeld van Francis Drake gaat staan - en valt. Zoiets kan een prachtige scène opleveren, maar ik dacht: het zal allemaal wel. Het lot van Holtser laat je koud, dat is het resultaat van al dat schouderophalen.
'De Aardappelcentrale' is een vermakelijk en met bravoure geschreven boek, maar wat in de kern overblijft is een wat zielloze schelmenroman.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.