Kleine handen
Andrés Barba
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : BARB |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2019 |
VOLWASSENEN : ROMANS : BARB |
Marijke Arijs
ru/eb/08 f
Kinderlijke onschuld is een hardnekkige mythe, die nodig de wereld uit moet, vindt Andrés Barba. De Madrileense schrijver heeft een zwak voor jongeren die niet sporen. In 2001 brak hij door met Het zusje van Katia, een roman over de veertienjarige dochter van een prostituee. In zijn jongste, die in Spanje werd bekroond met de Premio Herralde de Novela 2017, zijn de hoofdrolspelers een stel straatboefjes die een provinciestadje onveilig maken. Republiek van licht is de kroniek van een aangekondigde dood.
In San Cristóbal, een fictief tropisch stadje dat geklemd ligt tussen een rivier en een oerwoud, zijn 32 kinderen tussen de negen en de dertien jaar omgekomen. Het grut is op een kwade dag opgedoken uit het niets en zorgde voor flink wat overlast. De kinderen vertikten het om zich te conformeren aan het stereotiepe, suikerzoete beeld van de kindertijd en begonnen tot overmaat van ramp ook het plaatselijke kroost aan te steken. Na een bloederige overval op een supermarkt, waar ze dood en verderf hebben gezaaid, zijn ze van de aardbodem verdwenen en heeft de bevolking een klopjacht ingezet.
Ruim twintig jaar na de feiten reconstrueert de verteller, een ambtenaar van Sociale Zaken, de tragische gebeurtenissen en vertelt hij op een neutrale, zakelijke toon wat eraan voorafging. Zijn verslag is royaal gestoffeerd met informatie uit krantenartikelen, wetenschappelijke publicaties, televisieprogramma's, beveiligingsbeelden van een supermarkt, notulen van de gemeenteraad en fragmenten uit het dagboek van een twaalfjarig meisje, dat erin geslaagd is de geheimtaal van de kinderen te ontcijferen. Op grond van een onoverzichtelijke berg feiten, hypothesen en geruchten probeert de verteller het gedrag van de straatboefjes en de reacties van de volwassenen te ontrafelen. Geen eenvoudige klus. 'De kindertijd is machtiger dan fictie', constateert de man, de grotemensenlogica krijgt er geen vat op.
Piepjonge criminelen
Wat gebeurt er als minderjarigen aan hun lot worden overgelaten? Hoe reageert een samenleving op jeugddelinquentie en bedelende straatkinderen? Wat als onschuldige bloedjes van kinderen nietsontziende dieven en moordenaars blijken te zijn? Barba's piepjonge criminelen hebben geen enkel moreel besef en zijn van nature wreed, maar het blijven wel kinderen. De stadsbewoners hebben geen idee hoe ze dat haveloze schorriemorrie aan moeten pakken.
De roman roept associaties op met Lord of the flies van William Golding, maar eigenlijk is Barba's Republiek van licht ontstaan uit het Hart der duisternis van Joseph Conrad, waaraan de unheimliche setting is ontleend. Zijn zwerfkinderen zijn geïnspireerd op Latijns-Amerikaanse jongerenbendes, gangs uit de sloppenwijken van Rio de Janeiro, Afrikaanse kindsoldaten en Roemeense kinderbendes in Madrid, maar vooral op de verschoppelingetjes uit de Poolse documentaire The children of Leningradsky, die moeizaam overleven in de metro van Moskou. Die zwerfkinderen werden van de vrieskou overgeheveld naar een subtropisch klimaat. De beschrijving van hun ondergrondse republiek heeft dan weer veel te danken aan de insectenboeken van de Belgische Nobelprijswinnaar Maurice Maeterlinck. Herhaaldelijk worden de kinderen beschreven als een zwerm spreeuwen, sprinkhanen of termieten, want ze zijn niet zomaar van God los, maar vormen een parallelle samenleving, met eigen regels en een eigen, onbegrijpelijke taal.
Republiek van licht gaat over de onduidelijke grens tussen beschaving en barbarij, retoriek en feiten, over het hemd dat nader is dan de rok, het verschil tussen je eigen vlees en bloed en dat van anderen. En passant haalt Barba de mythe van de nobele wilde onderuit, fileert hij de populistische retoriek en het politieke gekonkel in een provinciestad, maakt hij gehakt van De kleine prins van Antoine de Saint-Exupéry, zijns inziens een verderfelijk boek, en strooit hij met interessante kanttekeningen, rake observaties en sterke oneliners. Wat dacht u van: 'Welvaart blijft als een vochtig hemd aan je gedachten plakken', of: 'Als er iets is wat kleine steden kenmerkt, is het wel dat ze als wandluizen op elkaar lijken'?
(Sur)realistisch
De auteur deelt de twijfels van zijn verteller, want eenduidige boodschappen en opgestoken vingertjes zijn aan Barba niet besteed. Zijn gevoelens, tussen angst, fascinatie en woede in, zijn even troebel als de rivier die onverstoorbaar door San Cristóbal stroomt, 'als een fabel met een onuitgesproken moraal'. Naar het einde toe moet de schrijver zich in een paar rare bochten wringen om de lezer naar het hart van zijn duisternis te leiden, maar verder is er op zijn Republiek van licht niet zo heel veel aan te merken. Het is een meedogenloze metafysische fabel zonder moraal, een strak gecomponeerde surrealistische vertelling in een verontrustend realistische jas.
Vertaald door Irene van de Mheen, De Bezige Bij, 224 blz., 21,99 €. Oorspronkelijke titel: 'República luminosa'.
Roderik Six
ru/eb/06 f
Niemand weet waar ze vandaan komen, niemand begrijpt welke taal ze spreken en niemand snapt hoe ze ’s nachts even plots weer kunnen verdwijnen. Tweeëndertig kinderen die in het provinciestadje San Cristóbal opduiken, zadelen de autoriteiten op met een raadsel. Aanvankelijk blijven ze onder de radar. Ze zijn niet de enige straatkinderen en hun acties beperken zich tot het gebruikelijke kattenkwaad: een paar blikjes frisdrank gappen of het verkeer belemmeren door tikkertje spelen. Niets zorgwekkends, tot ze, gewapend met messen, een brutale overval op een supermarkt plegen en twee volwassenen dood achterblijven in de gangpaden.
Een gemeenteambtenaar kijkt twintig jaar later terug op die mysterieuze jongerenbende die zijn stadje destijds terroriseerde. Lankmoedig haalt hij herinneringen op aan de kleinburgerlijke paniek, de vergeefse klopjachten in het nabije oerwoud en de telepathische aantrekkingskracht die de wildelingen uitoefenden op de ‘normale’ kinderen. Zorgvuldig analyseert hij alle mogelijke bronnen – columns, sociologische studies, camerabeelden – maar hij krijgt het enigma niet opgelost en gaandeweg wordt duidelijk dat ook zijn ziel bevlekt is door de kinderlijke ontsporing.
De Madrileense schrijver Andrés Barba geeft literatuurles in deze horrorfabel. Met omtrekkende verhaallijnen spant hij tergend traag het wurgkoord aan zodat je gulzig naar de ontknoping hongert en tegelijk stremmen zijn ontroerende zinnen en metaforen je leestempo. Als je een roman zowel sneller als trager wilt lezen, heb je goud in handen.
Barba’s verhaal over ongrijpbare straatbendes en de knullige pogingen van de politieke elite om de jeugdige opstand in te dijken, leest in het licht van klimaatspijbelaars en gele hesjes akelig actueel maar hij beperkt zich gelukkig niet tot de maatschappijkritische laag. Onder zijn bedwelmend proza schuilt een dieper thema: de ouderlijke onmacht om je eigen kind te doorgronden. Wie zijn deze vreemde wezens die we op de wereld hebben gezet maar die elke dag een beetje verder van ons af groeien? Is onze liefde toereikend of modderen we slechts een beetje aan? En hoe zullen ze op ons terugkijken: onverschillig of met genegenheid?
Republiek van licht is een instantklassieker, een subtiel boek dat meerdere leesbeurten verdient, een prachtige taalknoop die zich nooit helemaal zal laten ontwarren.
*****
De Bezige Bij (originele titel: República luminosa), 210 blz., € 21,99.
Naar gegevens van Maarten Steenmeijer
Kinderen vormen een opvallende spil in het werk van de Spaanse schrijver Andrés Barba (1975). Hij maakte in 2001 naam met de roman 'La hermana de Katia' ('Het zusje van Katia', 2003; in 2008 verfilmd door de Nederlandse regisseuse Mijke de Jong). Deze roman speelt zich af in een stad in het oerwoud, San Cristóbal. De gemeenschap raakt ontregeld door 32 zwerfkinderen die allesbehalve onschuldig zijn. Ze maken het leven in de stad onveilig: ze roven op straat en plegen een overval op een supermarkt, waarbij enkele doden vallen. Wat moet de stad met hen? En wie zijn deze kinderen, die een onbekende taal spreken, die zich 's avonds terugtrekken in het oerwoud, die zich later in de riolen huisvesten en ten slotte op gewelddadige wijze om het leven komen? De zaak houdt de verteller, die als ambtenaar nauw betrokken was bij deze zaak, twintig jaar later nog altijd bezig. Met gemengde gevoelens en vooral met veel vragen denkt hij terug aan deze ontregelende periode. Filosofische roman die juichende recensies kreeg in Spanje, over de confrontatie van de gevestigde orde met een groep kinderen die op zichzelf zijn aangewezen.
Berthold Van Maris
ua/an/19 j
Andrés Barba schreef al eerder romans waarin ongewone kinderen centraal staan. Zoals het boek dat tien jaar geleden in het Nederlands vertaald werd, 'Het zusje van Katia', later verfilmd door Mijke de Jong, over een meisje van 14 dat opgroeit onder bizarre omstandigheden. De kinderen die Barba nu opvoert, in de spannende en griezelige vertelling 'Republiek van licht', zijn 32 zwerfkinderen waar iets vreemds mee is.
Ze duiken op in een Zuid-Amerikaanse provinciestad. Hun aanwezigheid begint als iets ongemakkelijks. De kinderen vallen op. Maar iedereen probeert ook, om een of andere reden, zoveel mogelijk van ze weg te kijken.
Tot dan toe kennen ze in die stad maar twee soorten kinderen. De 'arme', 'Indiaanse' kinderen die op straat bloemen verkopen, en de 'eigen' kinderen. Deze zwerfkinderen zijn van een heel andere orde. Ze zijn van God los. Ze hangen rond, ze stelen, ze intimideren. Ze spreken onder elkaar een onverstaanbare taal, en soms lijkt het alsof ze nog op een andere, onzichtbare manier met elkaar in contact staan. 's Nachts trekken ze zich terug in het oerwoud dat de stad omringt. Er doen zich al gauw merkwaardige incidenten voor. En uiteindelijk loopt het (natuurlijk) enorm uit de hand.
Halverwege het verhaal, als er al van alles gebeurd is, zegt de verteller: "Hoe het ook zij, het ergste moest nog komen." Zo'n soort boek is het: spannend tot de laatste bladzijde. Maar het is ook mooi en slim geschreven, als een realistisch document.
Een man die ooggetuige is geweest van belangrijke momenten in de periode dat de kinderen de stad teisterden, vertelt twintig jaar later wat hij zich herinnert, en reconstrueert de zaak verder met behulp van citaten uit kranten, uit een dagboek, en uit wetenschappelijke publicaties, maar ook aan de hand van allerlei geruchten die in die tijd de ronde deden. Deze uiterst effectieve nonfictie-vorm heeft Barba, zo vertelde hij in interviews, afgekeken van een bekend fictief nonfictie-boek uit de achttiende eeuw, 'A Journal of the Plague Year', waarin Daniel Defoe een pestepidemie beschrijft in de vorm van persoonlijke memoires.
Die realistische vorm geeft extra zeggingskracht aan wat in de inhoud een fantastische vertelling is, op sommige momenten een horrorverhaal zelfs. Want wat is er met die kinderen aan de hand? Vormen ze een soort sekte? Zijn ze onder invloed van iets? Is het besmettelijk? Kan het overslaan op de gewone kinderen in de stad?
De Spanjaard Andrés Barba heeft het verhaal in Zuid-Amerika gesitueerd, de Latijns-Amerikaanse magisch-realistische invloeden denk je eraan af te zien. Zelf verwijst de auteur in interviews naar Europese inspiratiebronnen: de Franse schrijvers Genet en Cocteau, die ook ongewone boeken over ongewoon kindergedrag geschreven hebben. Het al genoemde boek van Defoe. 'De pest' van Camus. En: een documentaire film over Russische zwerfkinderen die in de metro-stations van Moskou leven.
Barba weet de spanning er goed in te houden. Al vergen de plot-wendingen die er tegen het einde gemaakt worden om bij de spectaculaire (en ontroerende) ontknoping aan te komen misschien net iets te veel van de welwillendheid van de lezer.
Sterk is ook dat de tekst af en toe essayachtig wordt, als de verteller even, tussendoor, de ruimte neemt voor een gedachte of associatie die het gebeurde bij hem oproept. Zo plaatst hij kanttekeningen bij het gangbare idee dat kinderen 'onschuldig' zijn, en hij is zich voortdurend bewust van het ambivalente karakter van zijn fascinatie: datgene wat afkeer inboezemt, trekt tegelijkertijd ook aan. Hij observeert scherp en doet kernachtige, tot nadenken stemmende uitspraken, zoals: "De aandacht van iemand die bang is lijkt op de aandacht van een minnaar".
Of: "Nu Maia is overleden, kom ik tot de conclusie dat het werkelijke doel van het huwelijk eigenlijk gewoon praten is, dat het zich juist daarin onderscheidt van andere persoonlijk relaties."
"Verhalen en gebeurtenissen lijken op wereldkaarten", zegt de verteller ergens. Op wereldkaarten zie je naast de vertrouwde 'grote, robuuste kleurvlakken van de continenten' ook altijd het mysterieuze blauw van de oceanen met hun verborgen leven. Zo is het, vindt de verteller, ook met de gebeurtenissen rond de 32 zwerfkinderen. Aan de ene kant is er de wereld die we zien, aan de andere kant is er een wereld waar we alleen af en toe een glimp van kunnen opvangen.
Horror hausse
'Republiek van licht' is geschreven door een Spanjaard, maar speelt zich af in Zuid-Amerika. De prettige combinatie van literatuur en horror in deze roman doet ook Zuid-Amerikaans aan. Het boek lijkt zelfs wonderwel aan te sluiten bij een recente golf aan literaire horror uit Zuid-Amerika.
Drie Argentijnse vrouwen hebben een nieuwe draai aan het genre gegeven. Samanta Schweblin ('De mond vol vogels', 'Gif') is van die drie de meest literaire. Haar verhalen gaan over heel gewone dingen, zoals puberen en in de steek gelaten worden, maar ze vervormt de werkelijkheid vervolgens zo dat het allemaal uiterst vervreemdend, akelig en waanzinnig wordt.
De horrorverhalen van Mariana Enríquez in 'Dingen die we verloren in het vuur' zijn traditioneler, maar ontlenen hun charme vooral aan het feit dat in die verhalen zeer moderne meisjes en jonge vrouwen centraal staan.
Van Agustina Bazterrica, ook een Argentijnse, verschijnt in mei 'Schitterend lichaam', een dystopie over een nabije toekomst, waarin een nieuwe maatschappelijke tweedeling is ontstaan: tussen mensen die eten, en mensen die gegeten worden, letterlijk.
Uit een heel ander land, Venezuela, komt de roman 'The Night', van Rodrigo Blanco Calderón: een merkwaardige draaikolk van naargeestige, soms ronduit griezelige verhalen, die allemaal op de een op andere manier gebaseerd schijnen te zijn op ware gebeurtenissen en schandalen in Venezuela.
Vert. Irene van Mheen De Bezige Bij; 208 blz. €21, 99.
oordeel
Mooi, slim en spannend tot de laatste bladzijde.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.