De akte van mijn moeder : roman
András Forgách (Auteur), Rebekka Hermán Mostert (Vertaler)
Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Cossee, © 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : FORG |
ARhus - afdeling Rumbeke
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Cossee, © 2018 |
VOLWASSENEN : ROMANS : FORG |
ARhus - afdeling Beveren
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Cossee, © 2018 |
VOLWASSENEN : ROMANS : FORG |
Besprekingen
Het dubbelleven van 'Mevrouw Pápai'
Joseph Pearce
em/ov/28 n
In een koffiehuis in Boedapest wordt op 3 december 1982 de zestigste verjaardag van Bruria Forgách gevierd. Ze krijgt felicitaties, een bos bloemen en een geborduurd tafelkleed. Daarna eet ze een gebakje en drinkt ze een kopje Earl Grey-thee, in die tijd het toppunt van luxe. Haar galante tafelgenoten zijn luitenant-kolonel bij de politie Miklós Beider, eerste luitenant dr. József Dóra en luitenant-kolonel János Szakadáti, onderafdelingshoofd - allen lid van de geheime dienst van het Hongaarse ministerie van Binnenlandse Zaken.
Mevrouw Forgách draagt in hun dossiers de codenaam Mevrouw Pápai. In 1976 was ze op grond van haar patriottische overtuiging als spion voor het Directoraat Politieke Recherche gerekruteerd. Ze infiltreert in zionistische organisaties, de Internationale School voor Journalistiek en in kringen van Hongaarse emigranten en tegenstanders van de communistische dictatuur. Drie jaar na de verjaardagsbijeenkomst wordt longkanker haar fataal.
Pas dertig jaar na haar overlijden ontdekt András Forgách (1952) dat zijn moeder jarenlang voor het regime spioneerde en mensen verklikte. Ze was zelfs bereid om afluisterapparaatjes in het appartement van haar zoon te laten installeren. Hoe was het mogelijk dat een moeder die zielsveel van haar kinderen hield en altijd voor hen klaar stond tegelijk een informante was voor een land waar de burgers in 'angst en stilte' leefden?
De akte van mijn moeder beschrijft het verwerkingsproces op originele en indringende wijze.
Kloothommels
Woede, wanhoop, pijn, haat, onbegrip, ongeloof. Het zijn slechts enkele van de allesoverweldigende gevoelens die András Forgách door elkaar schudden. De ontdekking van het dubbelleven van 'Mevrouw Pápai' noopt hem dan ook tot een aanpak die enerzijds zijn oververhitte verbeelding kanaliseert en anderzijds ruimte voor een nuchtere weergave van de feiten voorziet. Het door Rebekka Hermán Mostert uitmuntend vertaalde boek schiet bijgevolg heen en weer tussen kolkende, haast pathetische gevoelsontladingen, ambtelijk droge analyse en cynisch koele commentaren.
Forgách slaagt er overigens perfect in om die aartsmoeilijke opdracht tot een goed einde te brengen. Vanaf de eerste scène dompelt hij de lezer in de tegelijk absurde, sinistere maar evenzeer pragmatische wereld van een staat die met alle mogelijke middelen zijn eigen bevolking bespioneert.
De auteur kan zijn spotlust niet wegstoppen als hij zich in de methodes van de inlichtingenofficieren inwerkt. Zo dringt Mihály Rapcsák er in zijn opleidingshandboek De psychologische aspecten van de 'duistere' methode in het systeem van contactenopbouw en informatiegaring op aan elke menselijke zwakheid van de te bespioneren persoon uit te buiten. Rapcsák noemt dit de 'kunst van het openen'.
Forgách fileert voorts op serene wijze 'het stompzinnige ambtelijke taalgebruik' in de verslagen van de geheime dienst. Bij het lezen van het rapport over de reden waarom de doodzieke Mevrouw Pápai haar activiteiten wil beëindigen, wordt het Forgách echter voor één keer te veel. Kloothommels!, schreeuwt hij uitzinnig van woede. Hufters! Hondsvot! Stuk stront! Smeerlap! Klootzak! Waarna hij gortdroog vermeldt dat het dossier van zijn moeder werd gesloten en in het archief opgeborgen.
András Forgách zelf zou voor spionage beslist niet geschikt geweest zijn. Wanneer een inlichtingenofficier van aangezicht tot aangezicht met een informant spreekt, dienen zowel de ene als de andere immers te allen tijde het citaat van Talleyrand in gedachten te houden: 'Spreken is bedoeld om gedachten te verbergen.' Charles-Maurice de Talleyrand-Périgord (1754-1838) was een Franse diplomaat die dankzij zijn acteertalent zowel de regimes van ettelijke Franse koningen als het bewind van Napoleon Bonaparte wist te overleven. Daarom noemt Forgách de auteurs van de handboeken voor inlichtingenofficieren briljante theaterdocenten en de succesvolle inlichtingenofficieren uitstekende acteurs en actrices. Mevrouw Pápai is een toneelspeelster van de allereerste orde.
Verloskundige
Aanvankelijk wees niets erop dat Forgáchs moeder een carrière als spionne zou gaan hebben. De in Palestina geboren Joodse Bruria Avi-Shaul studeerde in Libanon summa cum laude af als verpleegster en verloskundige. Na haar huwelijk met Marcell Friedmann verhuisde het stel naar Boedapest. Friedmann, die de Holocaust ternauwernood had overleefd, veranderde eerst zijn naam in Forgách en werd daarna als journalist voor 'tippersoon-detecterende bezigheden' door de Hongaarse geheime dienst gerekruteerd. Vanaf dan heette hij Meneer Pápai.
Toen zowel zijn fysieke als mentale gezondheid het liet afweten, nam Mevrouw Pápai het spionnenstokje over. Ze hoefde niet eens 'eerst bedreigd, geslagen of gechanteerd' te worden, wel integendeel, ze was het braafste meisje van de klas, een streber.
Beiden deelden een rabiaat antizionisme: de Joden hadden de Palestijnen verjaagd om een staat te kunnen stichten. Israël had met andere woorden nooit mogen bestaan. Het lag dan ook voor de hand dat de Pápais het antizionisme van het Hongaarse regime op applaus onthaalden. Het land was als satellietstaat van de Sovjet-Unie immers verplicht de anti-Israëlische politiek van het Kremlin strikt op te volgen. András Forgách verwijt zijn moeder 'een gevaarlijk versimpelende kijk op de wereld (...) Deze denkwijze - waarin een gelijkheidsteken wordt geplaatst tussen de Holocaust, een wereldschandaal, en het tragische onrecht waar de Palestijnen mee te maken hebben - mag dan voor velen aantrekkelijk lijken, maar klopt logisch gezien in geen geval.' Zijn vader ontsnapt evenmin aan felle kritiek. 'Hij had niets, alleen zijn geloof in een ideologie die in staat was binnen enkele seconden voor alles een verklaring te vinden.'
Dodenrijk
Toen András Forgách het geheime leven van zijn moeder ontdekte, stuikte zijn wereld in elkaar. Ineens was hij weerloos geworden en waren de talloze intieme momenten van een gelukkig gezinsleven, de momenten van gulheid, grootmoedigheid en offervaardigheid, in één klap geliquideerd. De akte van mijn moeder is in de eerste plaats zowel een afrekening als een eerlijke poging tot begrip. Dat laatste is geen pose. Wie waren zijn ouders echt? 'Zij tweeën waren bewoners van het sehol, het Hongaarse woord voor nergens. Zij waren geen Hongaren, geen Joden, geen buitenlanders, geen kameraden, geen landgenoten. Voor de kameraden waren ze Joden, voor de Joden waren ze communisten, voor de communisten waren ze Hongaren, voor de Hongaren waren ze migranten. Vaderlandslozen. Ze waren bewoners geworden van sehol, het sheol, het Hebreeuwse woord voor dodenrijk. Ze waren bewoners van hun persoonlijke hel.'
Tot loutering zal dit inzicht niet leiden. Eigenlijk, aldus Forgách, kan er niet over gesproken worden. Maar er kan ook 'niet niet over gesproken worden'. Een gevolg hiervan is dat de zoon wordt gedwongen ook zijn eigen geschiedenis tegen het licht te houden. Wat hij van dichtbij heeft meegemaakt, weet hij. Maar nu krijgt hij de kans om de grotere verbanden onder de loep te nemen.
En dus ontleedt hij geduldig en gewetensvol elke kronkeling in de gedachtegang van zijn moeder. Tegelijk biedt hij een haarfijn inzicht in de nu eens subtiele, dan weer brutale maar altijd perverse manier waarop een dictatuur haar bevolking onder de knoet houdt.
Een verwijzing naar de Hongaarse geschiedenis ontbreekt evenmin. Zo klinkt de kretologie van de anti-Joodse Rassendefensiepartij van Gyula Gömbös van een eeuw geleden nog altijd door in het huidige programma van Mi Hazánk Mozgalom, de fascistische en antisemitische partij van László Toroezkai, oud-vicepresident van het extreemrechtse Jobbik.
Ten slotte is De akte van mijn moeder een stilistische tour de force. Alleen al de scène waar András Forgách zijn in een psychiatrische instelling opgenomen vader liefdevol van top tot teen wast, getuigt van grote literaire klasse.
Cossee, 333 p., 24,99 euro. Vertaald door Rebekka Hermán Mostert.
Moeder werd mevrouw Pápai
Peter Swanborn
ua/an/05 j
Wat doet het met je als je, na de dood van je ouders, ontdekt dat zij beiden voor de geheime dienst hebben gewerkt? Als je in de archieven duikt en leest dat je vader én je moeder niet alleen vrienden en bekenden hebben aangegeven, maar zelfs ook over hun eigen kinderen belastende informatie hebben doorgespeeld?
Zoiets kan niet anders dan een grote woede veroorzaken en woede is dan ook de drijfveer die de Hongaarse schrijver András Forgách (1952) ertoe aanzette om de roman De akte van mijn moeder te schrijven. Of het echt een roman is, daar kun je over twisten. Het leest meer als een kroniek, een onderzoek, een afdaling in de krochten van de voormalige inlichtingendienst.
Anders dan in het huiveringwekkende Verbeterde editie van Forgáchs landgenoot Péter Esterházy, dat handelt over het dubbelleven van Esterházy's vader en waarin veel gedreigd en gechanteerd wordt, stelt Forgách zich op iedere pagina de pijnlijke vraag: hoe heeft het zo ver kunnen komen dat eerst mijn vader en later ook mijn moeder geheel vrijwillig en vol overtuiging het belang van de staat boven het belang van het gezin stelden? Ja, het waren volbloed communisten, maar is dat genoeg? En welke rol speelden hun Joodse afkomst, hun jeugd in het Palestina van de jaren twintig van de vorige eeuw? Welke rol speelde hun uitgesproken afkeer van het zionisme?
De lezer wordt geacht enige kennis te hebben van zowel de ontstaansgeschiedenis van de staat Israël als van de Hongaarse variant van de 'volksdemocratie'. Dan nog blijft het verbazingwekkend om te lezen hoe een pas gehuwd Joods stel besluit om, vlak voordat Palestina in Israël verandert, naar het communistische Hongarije te emigreren.
Begin jaren zestig wordt vader Forgách correspondent voor het Hongaarse persbureau in Londen. Hier nemen zijn spionageactiviteiten een aanvang, codenaam Pápai, zij het aarzelend en veelal tot ontevredenheid van zijn opdrachtgevers. Hier komt ook voor het eerst zijn geestelijk labiele situatie aan het licht, met om de zoveel jaar een zenuwinzinking tot gevolg.
Als hij niet meer betrouwbaar genoeg wordt geacht, benadert men zijn vrouw, de moeder van de schrijver. Onder de codenaam mevrouw Pápai blijkt zij een nog volhardender 'tipgever' dan haar man ooit was geweest. Dankzij haar rol als vertaler Hebreeuws weet ze paspoorten en visa te regelen voor familie en bekenden uit Israël. Een wonder in een tijd waarin Hongarije en Israël geen diplomatieke betrekkingen onderhielden.
Forgách doorspekt zijn onderzoek met talloze documenten. Rekruteringsdossiers, gespreksverslagen, onderzoeksrapporten, alles wat hij maar kon vinden in het archief van de staatsveiligheidsdienst, wordt geciteerd of in zijn geheel weergegeven. Dat veel van zijn vaders rapporten verloren zijn geraakt, of nog niet boven water zijn gekomen, zal een van de redenen zijn waarom hij zich met name richt op het dossier van zijn moeder.
Op de grote waarom-vraag komt geen sluitend antwoord en dat siert de schrijver. Iets wat in de buurt komt van een verklaring duikt op in het laatste hoofdstuk, bijna terloops: 'Voor de kameraden waren ze Joden, voor de Joden waren ze communisten, voor de communisten waren ze Hongaren, voor de Hongaren waren ze migranten.'
Zo wordt dit indrukwekkende boek uiteindelijk een meditatie over uitsluiting, over waar mensen toe in staat zijn als ze niet meer tot een gemeenschap behoren. Als ze het idee krijgen, al of niet terecht, bewoners te zijn van het 'sehol', het Hongaarse woord voor 'nergens'. Of, met één letter verschoven, van het 'sheol', het Hebreeuwse woord voor 'dodenrijk'.
****
Uit het Hongaars vertaald door Rebekka Hermán Mostert. Cossee; 336 pagina's; € 24,99.
Vingervrijheid
Roderik Six
em/ov/28 n
Vanaf april volgend jaar is het zover: dan mogen we eindelijk collectief onze vingerafdrukken afstaan aan de overheid. Die zullen natuurlijk niet centraal gestockeerd worden en natuurlijk zullen die data niet misbruikt worden. Ook niet als de publieke opinie daarom smeekt. Een seriemoordenaar op vrije voeten, een kinderlokker aan de schoolpoort, een verdachte moslim op het perron: zelfs dan zal de overheid onze privacy beschermen. Want voor je het weet, licht je vingerafdrukken van stembiljetten, of val je verkeerde huizen binnen omdat iemand ooit zijn telefoon uitleende aan een wietdealer of een kleptomaan buurmeisje.
Rechtse politici die natte dagdromen krijgen van de perfecte surveillancestaat, kunnen (naast Orwells 1984) De akte van mijn moeder raadplegen. Dertig jaar na de val van het communistische regime in zijn land ontdekt de Hongaarse schrijver András Forgách dat zijn lieve ouders tijdens de Koude Oorlog decennialang aan de geheime dienst hebben gerapporteerd. Uit de archieven blijkt dat ze daarbij niemand spaarden. Kunstvrienden die zich kritisch uitlieten over het regime, zionistische familieleden in Israël, een buurman die zich als hobbyfotograaf uit: allemaal netjes verlinkt. En als kers op de taart van het verraad: zelfs hun kinderen kwamen voor in de rapporten.
Forgách wil achterhalen waarom zijn ouders zo gedwee met het regime heulden. Oprecht geloof in de communistische zaak lijkt de belangrijkste beweegreden voor zijn vader, een complex man: een antizionistische Jood op zoek naar een thuisland en een ambitieuze klungelaar die geplaagd werd door paranoia en ten prooi viel aan een depressie. Zijn moeder handelde meer uit opportunisme: via haar contacten met haar agent probeerde ze geld en promoties te ritselen. De beloningen waren schamel. Een beetje voorspraak, een boeket bloemen, een reisvergoeding: verraad is spotgoedkoop. Omgekeerd reikte de aangedragen informatie dikwijls niet verder dan wat roddels maar een dictatuur heeft niet per se meer nodig om iemand als ‘staatsgevaarlijk’ te bestempelen.
Forgáchs boek lijdt soms onder zijn terechte woede. De structuur is warrig en in zijn poging de ambtelijke taal te bewaren, vergt hij doorzettingsvermogen van de lezer. Maar het tweede, meer analytische deel, bevat een duidelijke waarschuwing: je privacy slachtofferen in de hoop dat vadertje staat daar zorgzaam mee zal omgaan is nooit een goed idee. Vingers af dus.
***
Cossee (oorspronkelijke titel: Élö kötet nem marad), 334 blz., 24,99 euro.
Erwin van Klinken
Intrigerende en waarheidsgetrouwe roman over een vrouw die voor de Hongaarse geheime dienst opereert. Het verhaal van de moeder van een van de bekendste schrijvers van Hongarije. Hij kwam er enkele jaren geleden achter dat zijn moeder tien jaar lang als veiligheidsagente het Hongaarse communistische regime gediend heeft. Het boek is voorzien van rapporten van andere agenten, aangevuld met de kennis van de auteur, de zoon van de agente. Hij probeert erachter te komen waarom zijn moeder dit gedaan heeft, waarom ze een lieve moeder was en kon liegen tegelijk. Waarom ze uit ideologisch motief zelfs naasten verraden heeft. In het eerste deel stelt de auteur een reconstructie op die de realiteit weerspiegelt. In het tweede deel probeert hij een verklaring voor haar handelen te vinden. Extra wrang omdat de auteur zelf in kringen van dissidenten verkeerde. Geeft een ontluisterend beeld van het communistische Hongarije en de werkwijze van de geheime dienst. Een beklemmende en controversiële roman, maar ook een verslag van het Hongarije van de jaren ’70 en ’80. Indringend en intrigerend relaas van het dubbelleven van een overtuigde stalinist.
Eerbetoon aan foute ouders
Sofie Messeman
em/ov/10 n
Toen hij in 2007 zijn roman over zijn familie afrondde ('Dat is het leven'), was de Hongaarse schrijver András Forgách ervan overtuigd dat hij voorgoed met zijn familiedemonen had afgerekend. Maar in 2013 kreeg hij telefoon van een onderzoeker in de archieven van de geheime politie in Boedapest. Die had een dossier gevonden over Forgáchs moeder. "Er zijn dingen die we pas kunnen begrijpen als we ze zelf meemaken. Zo'n gebeurtenis is dat op een dag blijkt dat je moeder een informant voor de veiligheidsdienst was." De schrijver voelde zich genoodzaakt zijn hele kindertijd te herschrijven. Het resultaat is 'De akte van mijn moeder', geen getuigenis van dertien-in-een-dozijn, maar een magistrale roman in de beste Hongaarse traditie.
De geschiedenis van Forgáchs ouders is complex. Zijn moeder, Bruria Avi-Shaul, werd geboren in Palestina, waar haar (Joods-Hongaarse) familie al in de jaren twintig heen trok. Zijn vader, Marcell Forgács, werd geboren aan de Roemeens-Hongaarse grens. Als twintigjarige kwam hij in Palestina terecht, waar zijn moeder hem had heen gestuurd om te ontsnappen aan de nazi's. Heel zijn familie kwam om in de Holocaust, wat - zo suggereert de schrijver - misschien wel de basis vormde van zijn rusteloze persoonlijkheid. In 1947 kwamen de ouders, ondertussen gehuwd, als overtuigde stalinisten naar Hongarije, 'gelokt door de mogelijkheid om als communisten het communisme te helpen opbouwen'.
Het eerste deel van 'De akte van mijn moeder', dat 200 bladzijden beslaat, is een fictief relaas, waarin de schrijver een reeks onbegrijpelijke gebeurtenissen uit zijn jeugd herschrijft op basis van zijn verbeelding en de feiten uit de dossiers. Dat zijn vader begin jaren zestig voor het Hongaarse persagentschap in Londen werkte, was achteraf gezien enkel denkbaar als ook hij een document als geheim agent had ondertekend. Dat dossier is nooit teruggevonden, maar in de akte van zijn moeder wordt naar hem verwezen als naar 'Pápai' - zijn moeder krijgt later overigens de naam 'mevrouw Pápai'.
IJzingwekkend is de scène waarin de schrijver als kind op stap is met zijn vader in Londen, waar Pápai plots in het Hongaars worden aangesproken door een figuur die vraagt of hij soms in Engeland wil blijven. Forgách toont hoe zijn vader daarop begint te fulmineren tegen het imperialisme en de onderdrukking van de arbeidersklasse. Later verklaart zijn vader dat dit een 'agent-provocateur' was, iets wat het kind niet begrijpt, maar de schrijver van nu des te beter.
De schrijver schetst zijn vader als een intelligente, grappige man, die lijdt aan buien van grote neerslachtigheid. "Overal zag hij mensen die op zijn vernietiging uit waren." Gaandeweg werd hij paranoïde ('in het geval van een strenge communist een logische ontwikkeling', sneert Forgach) tot hij uiteindelijk in de psychiatrie belandde. Op dat moment, in 1975, werd 'mevrouw Pápai' gerekruteerd als geheim agent, wat ze zou blijven tot haar dood in 1985.
Dat András Forgách op twintigjarige leeftijd werd ontboden op de afdeling paspoorten, waar iemand hem benadert om geheim agent te worden, is een andere 'kleine' gebeurtenis die na lectuur van het dossier een andere strekking heeft gekregen. Het is immers zijn moeder, weet hij nu, die hem aan de dienst heeft voorgesteld als een mogelijk bruikbaar 'object'.
Forgách is een uitstekende observator, die goed heeft nagedacht over de methoden van de geheime politie. Hij beschrijft ze meesterlijk. Over de man die hij destijds voor zich had, lezen we: "Starend naar zijn goed verzorgde handen bleef de luitenant-kolonel een hele tijd zwijgen. Terwijl de officier de nagels van zijn linkerhand bestudeerde en zijn rechterhand losjes op het nieuwe paspoort legde, dwaalde zijn blik naar de jongen, met de uitdrukking van een roofdier dat nog niet besloten heeft wat het met zijn prooi zal doen: meteen doden of er eerst nog even mee spelen."
De dissidente kringen waartoe Forgach als twintiger behoorde, komen ook in een ander licht te staan. In het familieappartement 'onder de burcht van Boeda' was het een komen en gaan van dissidente schrijvers, onder wie György Petri de meest gevierde was. Natuurlijk werden ze in de gaten gehouden, en er is geen treuriger hoofdstuk dan dat waarin 'Mevrouw Pápai' verplicht wordt de geheime dienst toegang tot het appartement te verschaffen om er afluisterapparatuur te plaatsen. De schrijver verbeeldt zich het moment waarop het zijn moeder begint te dagen dat ze haar zoon in het vizier hebben: "Terwijl ze naar luitenant Dóra keek, zag mevrouw Pápai plotseling iets wat ze niet kon benoemen. Ze werd doodsbang. Ze wist niet wat Dóra wist over haar zoon en zijn bezigheden."
Het tweede deel van 'De akte van mijn moeder' bestaat uit citaten uit de dossiers, gelardeerd met commentaren van de schrijver. Die balanceren op de grens van ongeloof, boosheid en erkenning van de schuld van zijn moeder. Natuurlijk is dat noodzakelijk: de lezer wil nu eenmaal weten hoe de schrijver het verraad heeft ervaren. Toch zit Forgáchs grote meesterschap in het eerste deel: het op feiten gebaseerde, maar gefictionaliseerde verhaal van zijn ouders. Daarin treft hij zo'n fraaie toon dat zijn boek als het ware 'ondanks de feiten' een echte literaire parel mag worden genoemd. Forgách brengt daarin een geweldig eerbetoon aan zijn ouders, die hij beschrijft als de naïeve idealisten die ze ten slotte waren, terwijl hij niet kan vergeten - de dossiers liegen niet - dat ze mensen hebben verraden. Merkwaardig genoeg deden ze dat uit overtuiging.
"Veel mensen zullen dit vreemde gedachten vinden. Maar de twee jonge communisten, die zich bepaalde idealen vast in het harde hoofd hadden geprent, voelden deze dingen zo, en niet anders."
Vert. Rebekka Hermán Mostert. Cossee; 333 blz., € 24,99.
oordeel
Een op de werkelijkheid gebaseerde literaire parel.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.