De blinde uil : roman
Sadegh Hedayat (Auteur), Gert J.J. De Vries (Vertaler)
Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Jurgen Maas, 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : HEDA |
Besprekingen
Roes van alcohol en opium
Marnix Verplancke
ru/eb/14 f
Het boek werd een mijlpaal in de moderne Iraanse literatuur, dat vandaag nog trots overeind staat.
"Sommige mensen beginnen op hun twintigste al af te sterven, terwijl heel veel anderen pas aan het einde van hun leven, heel vredig en kalm, als een opgebrande kaars uitdoven", denkt de verteller uit De blinde uil, en hij rekent zichzelf ongetwijfeld tot de eerste groep. Hij is een aan alcohol en opium verslingerde schilder van pennenkokers die zich heeft afgekeerd van de wereld, die beheerst wordt door oppervlakkig en platvloers gepeupel. Een levende dode noemt hij zichzelf, die geen band meer heeft met het leven en nog geen rust heeft kunnen vinden in de vergetelheid van de dood.
Wanneer hij op een dag thuis een fles wegneemt die op een hoog rek staat, merkt hij dat er een luchtrooster achter zit. Hij kijkt erdoor en ziet onder een cipres een oude, gebogen man zitten, een soort Indiase yogi, gehuld in een lang gewaad en met een tulband om het hoofd gewikkeld. Hij zit aan een riviertje en houdt de wijsvinger van zijn linkerhand voor zijn lippen, als in verwondering. Aan de overzijde van de rivier staat een jonge, bloedmooie, in het zwart geklede vrouw die hem een lotusbloem aanreikt.
Het tafereel maakt een diepe indruk op de verteller. Zo diep dat hij een paar dagen later nog eens door het rooster wil turen. Maar het tafereel blijkt verdwenen. Het enige wat hij ziet, is de muur.
Niet veel later treft hij na een door opium gekleurde avondwandeling voor zijn deur de vrouw aan die hij door het rooster zag. Ze slipt mee zijn huis binnen, gaat in zijn bed liggen en sterft. De man weet niet wat aan te vangen met haar lijk, snijdt het in stukken, die hij in een koffer perst, en gaat er de straat mee op. Daar wordt hij opgepikt door een koetsier die zegt begrafenisondernemer te zijn en hem helpt de lichaamsresten van de vrouw te begraven.
Wanneer de verteller hem de drie muntjes wil geven die hij op zak heeft, weigert de man. Nee, zegt hij, neem in plaats daarvan de kruik die ik bij het graven heb gevonden, ze hoort jou toe. Wanneer de verteller haar thuis onderzoekt, ontdekt hij dat er een portret op staat van de vrouw die hij net begraven heeft.
"Wat is het leven anders dan één lachwekkende vertelling, één fantastisch, stompzinnig sprookje?", vraagt de verteller zich af. "Vertellingen zijn louter een uitweg voor onvervulde verlangens."
Dat zou ook weleens het geval kunnen zijn voor Sadegh Hedayats aan het werk van Poe, Kafka, Freud en Breton verwante roman De blinde uil. Hedayat werd in 1903 geboren in Teheran. Zijn vader behoorde tot een adellijk geslacht. Dat Sadegh in het Westen zou studeren, lag dus voor de hand.
Hij werd naar België gestuurd om ingenieur te worden, verkaste algauw naar Parijs, waar hij voor architectuur koos, en keerde in 1930 zonder enig diploma maar wel met een liefdeskater terug naar huis. De vrouw die hij aanbad, had hem afgewezen. Uit onvervuld verlangen schreef hij een donker-romantische ondergangsfabel, De blinde uil. Of het boek al klaar was toen hij naar Iran terugkeerde, is niet duidelijk. Feit is dat hij het niet in zijn vaderland durfde te publiceren en dat het pas in 1936 verscheen, in Bombay nog wel.
Islamisering
Als lid van een adellijke familie was Hedayat trots op zijn Iraanse wortels. Hij kwam uit het land van Zoroaster, de Sassaniden en het Pahlavi benadrukte hij, een verfijnde en rijke cultuur die vanaf de zevende eeuw vernietigd werd door de horden woestijn-Arabieren die de islamisering hadden doorgedrukt. Nee, met religie had Hedayat zijn hele leven niets, ook niet toen hij in 1951 terugkeerde naar Parijs om zelfmoord te plegen.
Ook de verteller van De blinde uil ziet geen enkel persoonlijk nut in religie. "Voor iemand die in doodsnood verkeert is dat vrome geprevel van geen enkel gewicht", zegt hij. Nee, Hedayats verteller is een archetypische moderne mens die zichzelf niet langer als een eenheid kan zien in de steeds vlugger veranderende wereld. Hij valt uit elkaar, klaagt hij meermaals, en de vele gebeurtenissen in zijn leven weet hij niet tot een coherent verhaal te smeden.
Dat laat hij aan de lezer over, die naarmate het boek vordert niet alleen merkt dat alle andere personages in feite slechts schaduwen zijn van die alomtegenwoordige verteller, maar dat wanneer de alcoholroes uitgeslapen is en de opiumwolken opgetrokken zijn er wel degelijk enige rede verborgen zit achter de waanzin.
Jurgen Maas, 133 p., 18,95 euro. Vertaald door Gert J.J. de Vries.
Iraanse nachtmerrie
Alexandra De Vos
ru/eb/16 f
'Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt.' De poort naar de hel draagt dat opschrift in Dantes Goddelijke komedie. Maar de middeleeuwen hadden iets met hel en verdoemenis. Dat een boekwerk van na de verlichting die gruwelen wil - en kan - belichamen komt minder voor. Er zijn natuurlijk de donkere, gothic sprookjes van Poe en Hoffmann, De Lautréamonts Chants de Maldoror, de horrorerotiek van De Sade, de zwartgalligheid van Kafka. Maar wil u nog verder afdalen in de maalstroom, tot in de negende cirkel van de hel? Lees dan De blinde uil van Sadegh Hedayat. Als er één boek uit de wereldliteratuur het predikaat 'pikzwart' verdient, dan wel deze korte roman van de magere, bebrilde Iraniër.
Sadegh Hedayat (1903-1951), telg uit een aristocratische Teheraanse familie, liep al vroeg verloren in het leven. Hij werd opgevoed in het Frans, omarmde de westerse moderniteit en studeerde zonder veel resultaat in Gent en Parijs. Een vroege zelfmoordpoging - hij sprong in de Marne - wilde ook niet lukken. Terug in Teheran was Sadegh een graag geziene gast in avant-gardecafés. Hij verdiende bij als klerk, maar zijn schrijfsels stootten zowel het regime van de sjah als de islamisten voor het hoofd. Met een passie voor dierenrechten en vegetarisme en bijtend sarcasme voor al de rest maakte je je in dat tijdsgewricht niet populair.
In het midden van de jaren 30 zocht hij een onderkomen in India, waar hij het oude Pahlavi-Perzisch bestudeerde. Maar gelukkig was Hedayat daar evenmin en in een depressieve bui voltooide hij De blinde uil (1937). Hij gaf de roman uit in eigen beheer, op 500 exemplaren. Geen haar op zijn hoofd zal vermoed hebben dat dit de beroemdste en beruchtste tekst van het twintigste-eeuwse Iran zou worden.
De blinde uil leest als een nachtmerrie, of een nachtmerrie-in-een-nachtmerrie - want de man die de beelden in dit boek droomde stond op de rand van de afgrond. Scènes en personages zijn inwisselbaar, tijdskaders schuiven uit en in elkaar, een verhaal is er niet of ontbindt voor het vaste vorm aanneemt. Er is een koorts die de schrijver en de lezer gevangen houdt, een bijna ademloze spanning.
Pennendozen
In een vaal landschap aan de rand van de stad - zand, bouwafval, een paardenkarkas - woont een naamloze verteller, een beschilderaar van pennendozen. Zijn eenkamerwoning is 'een plaats van onheil en berooidheid'. Veel staat er niet: een bed, een kandelaar, een oude fles wijn.
Veel staat er ook niet op zijn pennendozen. Dwangmatig herhaalt de schilder dezelfde scène: een oude man zit onder een cipres, en aan de andere kant van een riviertje staat een jonge danseres met schuinstaande ogen die hem een lotusbloem aanreikt. De oude man lacht vals, maar het is de vrouw die de verteller fascineert - 'een broos onaantastbaar wezen dat ik begon te vereren als mijn exclusieve bezit.' Haar ogen bezitten de 'massieve duisternis' waar hij al zo lang naar smacht.
De oude man, de danseres die duisternis in zich draagt, de wijnfles die gif bevat, ze versmelten met personages die de verteller op zijn weg vindt. In een tweede deel weven ze zich door herinneringen aan een vorig leven. De verteller woont er in de oude stad Rayy, met een ontrouwe vrouw die hij 'die slet' noemt. Waar de liefde van de verteller voor de danseres naar de dood leidt, lijkt zijn verlangen naar 'de slet' haar alleen maar onverschilliger te maken. Nog één vernedering en hij pleegt een wandaad. Nog één bezoeker aan haar kamer en hij wordt gek.
Hel
Wat daarna overblijft zijn koortsdromen, de herinnering aan de twee vrouwen en een naamloze ziekte die heden en verleden in elkaar doet schuiven. Wat overblijft is schrijven met de schaduw op de muur als getuige. Een schaduw als een blinde uil, geboetseerd door flikkerend kaarslicht. Voor de levenden schrijft de verteller niet, de levenden schildert hij niet. De levenden, dat zijn de overlevenden, het gepeupel 'met hun hebberige uiterlijk, bezig met najagen van geld en seks. Ik had geen enkele behoefte hen te zien want ze zagen er allemaal hetzelfde uit: een mond, een hoeveelheid ingewanden en onderaan de geslachtsorganen'. De verteller schrijft alleen voor zijn schaduw, en hij schildert enkel de doden.
De blinde uil is een helse rit; voor reddingsvesten of afleiding onderweg heeft Hedayat geen oog. Voor de eindbestemming des te meer. L'enfer c'est les autres, maar de hel van de verteller is vooral het eigen ik. De anderen zijn luchtspiegelingen, pijnlijk onbereikbaar in hun anderssoortigheid. De anderen zijn robuust, de schilder is een wezen in ontbinding - 'voortdurend bezig uiteen te vallen, te vergaan'.
Zo verging het ook Hedayat in de tijd die hem restte na De blinde uil. De laatste jaren van zijn leven droogde de inspiratie op; de depressie wilde niet wijken. In 1951 draaide hij op een Parijse hotelkamer de gaskraan open. De lezers van De blinde uil zouden zijn voorbeeld kunnen volgen, vreesden de Iraanse autoriteiten. Zij deden het boek in de ban, maar elke geletterde Iraniër heeft het gelezen. De schrijver met een brilletje en een uil op zijn schouder nestelde zich in de vaderlandse psyche. De hel is overal, en elk land heeft zijn donkere sprookjes. Italië heeft Dante, Amerika houdt van Poe, Iran omarmde Hedayat.
Herziene vertaling door Gert J.J. de Vries, Jurgen Maas, 133 blz., 18,95 €.
Fascinerende afdaling in de krochten van de ziel
Peter Swanborn
rt/aa/03 m
In het eerste deel krijgt de verteller, een eenvoudige man die met het beschilderen van pennenkokers de kost verdient, een visioen: een jonge vrouw biedt een Indiase yogi een lotusbloem aan. De verteller gaat op zoek naar de vrouw maar als hij haar eindelijk vindt, sterft zij al snel.
Het tweede deel laat zich lezen als het verslag van de verwoestende werking van een dergelijk visioen. De verteller zoekt vergetelheid in opium en bereidt zich voor op zijn eigen afscheid van de wereld. Hij is getrouwd met een vrouw wier lippen naar 'het uiteinde van een augurk' smaken. Kijkt hij uit het raam, dan zit daar een straatventer 'met wit haar, uitgebluste ogen en een hazenlip'. Deze figuren zijn niet meer dan schimmen, afsplitsingen van de schaduw van de verteller. En die schaduw wil de verteller doorgronden. Dit verslag schrijft hij dan ook enkel 'om mezelf kenbaar te maken aan mijn schaduw'.
Toch vormt deze getuigenis, die in wezen een dagboek is want zogenaamd niet voor de lezer bestemd, hoogst fascinerende lectuur. Is het de genadeloosheid? De verbeeldingskracht? Is het de afdaling in de krochten van de ziel, een reis waar de meesten van ons voor terugschrikken?
Dit alles en nog veel meer. Lees en huiver. Deze vertaling is een herziene uitgave van de in 1987 bij Coppens & Frenks verschenen versie.
*****
Uit het Perzisch vertaald door Gert J.J. de Vries. Jurgen Maas; 134 pagina's; € 18,95.
Marieke Both
Vijftig jaar nadat de Iraanse schrijver Hedayat (1903-1951) dit boek heeft geschreven (1937) is het in 1987 in een nieuwe Nederlandse vertaling uit het Perzisch van Gert J.J. de Vries verschenen. Van dit kleine meesterwerk had Jacques Hamelink al eerder via het Engels een vertaling gemaakt (Polak & Van Gennep, 1965). Vooral in Frankrijk, Hedayat ging in Teheran naar een Franse school, maar ook in Engeland en Duitsland werd zijn werk al vroeg erkend als wereldliteratuur. Over 'De blinde uil', zijn meest zwartgallige boek, is veel geschreven en het heeft zeker vlak ná de Tweede Wereldoorlog in West-Europa veel literair stof doen opwaaien. In deze autobiografisch getinte symbolische roman heeft de hoofdpersoon, die pennenkokers beschildert, een morbide hang naar de dood. Een íntriest verhaal maar zo messcherp verwoord dat het ook nu de lezer nog raakt. Zijn ongekunstelde stijl maakt nieuwsgierig naar zijn andere werk. De uitgave is uitstekend verzorgd, het nawoord van de vertaler bij deze herziene vertaling (2017) is verhelderend.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.