Buiten de orde : (aantekeningen)
Tomas Espedal
Tomas Espedal (Auteur), Marianne Molenaar (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Wereldbibliotheek, © 2017 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : ESPE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Wereldbibliotheek, © 2017 |
VOLWASSENEN : ROMANS : ESPE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Wereldbibliotheek, © 2017 |
VOLWASSENEN : ROMANS : ESPE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Wereldbibliotheek, © 2017 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 8089 |
Dirk Leyman
em/ov/15 n
De witte cover oogt enigszins klef, met die twee frêle libellevleugels. De titel klinkt gewoontjes en niet bepaald uitnodigend. En de auteursnaam is in onze contreien nagenoeg onbekend. Toch mag je Tussen april en september van Tomas Espedal (°1961) een wonderlijke ontdekking noemen. Eindelijk is er een Nederlandse vertaling van deze in Noorwegen op handen gedragen auteur, die daar een even hoge status geniet als Karl Ove Knausgård. Je snakt meteen naar meer.
Niet dat dit een hapklare of vrolijk stemmende roman is. Tussen april en september verkent de peilloze diepten van de rouw en de onderaardse gangen van het verdriet. Een naamloze schrijver, duidelijk het alter ego van Espedal, verliest in een tijdspanne van zes maanden zowel zijn moeder als zijn ex-vrouw tijdens 'een van de mooiste en warmste zomers die we hadden gehad'. De grond is vanonder zijn voeten weggehakt. Toch moet hij overeind blijven en onontbeerlijke huishoudelijke klussen verrichten, al is het maar voor zijn nu 'woedende' 15-jarige dochter voor wie hij krampachtig probeert ook 'een soort moeder' te zijn. 'Dat was een grote fout.'
Minuscule gebeurtenissen drijven hem nog meer over de rand. 'Op een beslissend moment was het alsof ik alles verloor: mijn dag, mijn gezichtsvermogen, mijn moed, mijn wil, ik kende geen ander verlangen dan op te geven.' Waarna hij aarzelend op zoek moet naar strategieën om zijn mentale behoud te verzekeren. Die vindt hij in het schrijven ('Die inslagen van woorden, van hele zinnen, hielden me wakker') en in een precieuze zoektocht naar zijn familieverleden.
Maar ook dat is een zwart gebied. Het is een desoriënterende optocht van moeizame relaties en van door standsverschillen getekend onbegrip. De verteller heeft een 'hekel aan snobisme en sociale ijdelheid', nadat hij zich de tweespalt realiseert tussen zijn vader (een fabrieksarbeider) en zijn moeder (een secretaresse, maar afkomstig uit de betere kringen).
Espedal zoekt vooral fanatiek naar antwoorden over de verhouding tot zijn moeder. Zij straalde koelheid uit en kon haar liefde niet uiten. Hij wist niet of zij hem mocht. 'Er zat een gat in het gezin, een kloof of een afstand.' Hij spiegelt daarom nu haar gebaren, haar bewegingen en haar houding, zelfs wanneer hij voor zijn schrijfmachine zit. 'Al na een paar jaar had ik haar handen, nu heb ik mijn moeders arm, die is in die van mezelf gegroeid.'
Spaarzaam met details
In tegenstelling tot de volgepropte, meerdelige autobiografie van zijn landgenoot en vriend Knausgård is Espedal spaarzaam met details. Hij laat ruimte voor de witregel en cultiveert het vacuüm tussen de woorden. Bedenkingen en overwegingen over plekken en huizen, over liefde, eenzaamheid of familieverhoudingen breken soms onverwachts af. Om later weer aangevuld te worden. Het lijkt alsof de structuur moedwilllig verstoord wordt en de verhaalflarden door elkaar zijn gehusseld. Dan weer krijgt de tekst een poëtische allure, gevoed door lichte raadselachtigheid. Toch stoort dat niet. Na verloop van tijd kleurt Espedal weer binnen de lijnen. En hij voegt refreinmatige herhalingen in, alsof hij een zwaarmoedige litanie zingt.
Tussen april en september is een licht experimentele roman die terneerdrukt en twijfel zaait. Dat gebeurt op een troostende manier, ondanks de verscheurende scènes en alle hardheid en ongemak. Tot je de auteur uiteindelijk gelijk geeft: 'Ik geloof dat je veel alleen moet zijn geweest om te kunnen schrijven wat ik net heb verteld.'
Wereldbibliotheek, 160 p., 17,99 euro. Vertaling: Marianne Molenaar.
Alexander Van Caeneghem
em/ec/15 d
'We hebben gemeen, mijn dochter en ik, dat we allebei onze moeder hebben verloren. Ik mijn moeder in april, zij haar moeder in september', valt Tussen april en september al op de tweede pagina met de deur in huis. De verteller is een schrijver die lijkt op Tomas Espedal, de auteur van Tussen april en september. Zijn dochter mist niet alleen haar moeder, maar ook haar vader, die 'een soort moeder' probeert te zijn.
Tussen april en september is een boek over verlies en gemis. Espedal laat zijn ik-verteller afdalen in de onwezenlijke periode uit de titel. Hij kijkt terug op zijn eigen leven en zoekt houvast in het weefsel van zijn familiegeschiedenis, dat hij vergelijkt met een kleed dat zijn grootmoeder borduurde: 'Ik werd moeizaam ingeweven in haar verhaal, mijn hele achtergrond en geschiedenis, en naderhand ook mijn heden.' De centrale figuur is zijn eigen moeder, wier aftakeling hij spaarzaam maar teder beschrijft. April is de wreedste maand.
Het verhaal overspant drie generaties, voornamelijk in de buurt van het Noorse Bergen. Zijn gegraaf in het verleden biedt de verteller nauwelijks troost. Integendeel: hij vindt vooral dood, verdriet, eenzaamheid en onvervuld verlangen. Die zware thema's behandelt Espedal in een verrassend licht, elegant en poëtisch proza. Hij imponeert met trefzekere, uitgebeende zinnen. Amper 158 bladzijden telt dit boek, maar ze zijn indrukwekkend goed geschreven.
Dezelfde strijd als Knausgård
Tussen april en september is het eerste werk van Espedal dat in het Nederlands wordt vertaald. Hij toont zich een exponent van de opvallende hoogconjunctuur in de Noorse literatuur, naast onder anderen Karl Ove Knausgård, Johan Harstad, Per Petterson en Jon Fosse. Noorwegen heeft weliswaar een solide literaire traditie, maar telt toch maar goed vijf miljoen inwoners.
De Noorse versie, Imot kunsten ('Tegen de kunst'), verscheen in 2009, het jaar waarin ook het eerste boek van Knausgårds Mijn strijd werd gepubliceerd. Beide auteurs geven hun schrijverschap consistent vorm vanuit hun persoonlijke ervaring, in een reeks autobiografisch geïnspireerde fictiewerken. Espedal is net als Knausgård op zoek naar een manier om zijn leven in woorden te vatten. 'Het licht van de lamp en het licht van buiten; het leven en het geschreven leven, waren dat twee verschillende dingen?', vraagt hij zich af.
Espedal gebruikt minder woorden, maar zijn ambitie is even radicaal als die van Knausgård: hij lanceert een aanval op de literatuur met een expliciet literair project. Tussen april en september is een mengeling van verschillende genres: roman, aantekeningen (zoals ook de ondertitel luidt), essay, dagboek, bekentenis, familiegeschiedenis, poëzie.
Ook Espedal analyseert zijn eigen schrijfproces genadeloos. Hij vertelt hoe hij dagboeken schreef, en hoe die steeds meer op romans gingen lijken, hoe hij vat kreeg op de taal, en hoe zijn taal daarna vorm kreeg. 'Ik wilde romans schrijven alsof het poëzie was', geeft hij toe. Maar over de dood van zijn moeder schrijven, lukt niet: 'Daar stokte alles, de taal stokte.'
Alledaags en existentieel
Espedal droomt van 'het ongeschreven boek', dat 'alles zou behelzen'. Die droom verraadt zijn ambitie om de onvermijdelijke beperkingen van de literatuur te overstijgen. Hij dicht haar een levensbelangrijke rol toe, op het snijpunt van het alledaagse en het existentiële.
Een prachtig voorbeeld is zijn aandacht voor huizen. Espedal verkent in Tussen april en september alle plaatsen waar hij en zijn familie gewoond hebben, met speciale aandacht voor zijn schrijfkamers. Alles leidt uiteindelijk terug naar één oerhuis: het ouderlijke huis van zijn moeder. Precies omdat het is verdwenen, wordt het voor altijd bewaard. 'Altijd weer heb [ik] geprobeerd', schrijft Espedal, 'om het te herscheppen op de plekken waar ik heb gewoond en in de boeken die ik heb geschreven'.
Het schrijven helpt hem om het leven te begrijpen, vorm te geven en te aanvaarden. Net als bij Knausgård zit bij Tomas Espedal het existentiële ook, en zelfs vooral, in het alledaagse: 'Het komt voor dat ik denk dat we heel ergens anders hadden moeten wonen, in een ander huis, dat we een ander leven hadden kunnen leiden; maar zodra ik het grindpad op loop en de deur opendoe, ben ik mateloos blij dat ik thuis ben.'
Dat lijkt zowaar op geluk, al zit het vakkundig verscholen tussen al die prachtige droefheid.
Vertaald door Marianne Molenaar, Wereldbibliotheek, 158 blz., 17,99 €.
Roderik Six
te/ep/20 s
Soms weet je het meteen. Je hebt een willekeurig boek van de stapel geplukt en bent staand beginnen te lezen, en na tien bladzijden sta je nog steeds rechtop. Je kantelt je bekken, verschuift je gewicht om te voorkomen dat je been gaat slapen. Je blijft lezen. Je moet eraan denken om te blijven ademen. Je fronst de wenkbrauwen, kijkt nog eens naar de covers, de auteursnaam een blanco in je brein, en je denkt: wie ben jij, en waarom heb ik nog nooit van jou gehoord? Maar je weet het. Je wist het al na de eerste zin: dit is pure literatuur. Onversneden. Topkwaliteit. Netjes aan huis geleverd. En nu bewoont dat boek je.
Een man rouwt. Zijn moeder is net overleden, zijn ex-vrouw ook, en nu woont hij met zijn tienerdochter in een huis dat te groot is. Hij weet niet hoe zijn dagen te vullen. Met schrijven, ja, want hij is een schrijver. Dus moet het maar, moet hij met woorden de duisternis bekampen, moet hij achterhalen wie hij nu nog is, hoeveel hij nog omvat. Zin na zin kerft hij in het blad. Het is een vergeefse strijd, net als het leven, maar wat kan hij anders?
Buiten ligt Noorwegen, buiten ligt het dorp met de winkel en het pad dat ernaartoe leidt. Binnen is het veilig: ‘Hij zat op iets verschrikkelijks te wachten, maar het verschrikkelijke kwam niet, niet bij ons thuis. De buurman kreeg een zwaar hartinfarct en zakte voor zijn huis in elkaar. Het vogelnest in de tuin werd geplunderd door een roofvogel, hij trok het uit de boom, hakte gaten in de eieren, vrat de kuikens op en vloog weg. Het verschrikkelijke gebeurde, de hele tijd, overal, maar niet bij ons thuis.’
De zwaarmoedigheid druipt bij Espedal van elke regel en met elk woord spant hij de bankschroef strakker rond je slapen. Het is de dood, gegoten in een taal van zwart marmer. Hoewel zijn zinnen zeer gelaagd zijn, en bol staan van nevenschikkingen, variaties en herhalingen, schrijft hij pijnlijk precies en polijst hij elke observatie op tot een glanzende grafsteen. En die observaties zijn niet beperkt tot hemzelf, zijn huis of de tuin. Wanneer hij op haast proustiaanse wijze in het verleden duikt, reconstrueert hij genadeloos het familieleven van zijn voorouders, misschien in de hoop zichzelf terug te vinden. Maar ook daar valt geen troost te rapen: huwelijken zijn doordrenkt van geweld, alcohol en droevige seks – de mens is een verdoemd wezen dat door een ijzige wereld strompelt, wachtend tot ook zijn lichaam eindelijk koud wordt. Wie nog een herfstboek zocht, weet bij deze waarmee de donkere dagen te vullen.
****
Wereldbibliotheek (originele titel: Imot kunsten), 158 blz., € 17,99.
Drs. A. van Dijk
Het boek is ingedeeld in twee delen: april en september. In april sterft de moeder van de ik-persoon en in september zijn ex-vrouw. De hoofdpersoon is schrijver. Elke dag produceert hij woorden en zinnen op zijn typmachine. Schrijven beschouwt hij als een ambacht dat mooie kunst moet opleveren waarmee hij geld kan verdienen. Als zijn ex-vrouw overlijdt probeert hij voor zijn dochter de moederrol te vervullen. Hij kopieert daarbij gedrag van zijn moeder, identificeert zich met haar. De dochter pubert. Zij herkent het gedrag van de vader niet. In de kroniek over drie generaties laat de auteur tijd en ruimte door elkaar heen lopen op een manier die zich onderscheidt van andere boeken over leven na verlies. Een adembenemende schildering over eenzaamheid en verbinding in gevecht met vrijheid en afsluiting. Een boek waarin eenzaamheid en rouw echt 'rauw' zijn beschreven. Vogels, planten en bloemen decoreren de maanden april en september. In Noorwegen behoort de auteur (1961) tot de groten, en wordt in een adem genoemd met Knausgård.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.