Oorlog
Louis-Ferdinand Céline
Louis-Ferdinand Céline (Auteur), E.Y. Kummer (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Van Oorschot, 2016 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : CELI |
Alex Roeka
ru/eb/15 f
Als één boek bepalend is geweest voor mijn leven, dan is het Reis naar het einde van de nacht van Louis-Ferdinand Céline. Ik was een katholiek opgevoede jongen die twijfelde aan alles. En toen, op het dieptepunt van mijn existentiële crisis, was daar ineens dat boek. Het overrompelde me, het kroop in me, het vrat me op en liet me uitgewoond, verbijsterd en verrukt achter. Ik kon het niet meer loslaten. Jaren aan een stuk heb ik in dat boek gelezen, alsof het mijn bijbel was, alsof ik de teksten elke dag als gebeden moest herhalen om goed doordrongen te raken van hun kracht en betekenis.
Geen god meer, geen hoop, geen verwachting, alleen de tegelijk moordende en verlichte blik van een man die gezien had hoe het zit. Dit boek was geen mening of visie, het was de keiharde waarheid over een krankzinnige wereld, het zinloze leven en de twijfelachtige rol die de mens daarin speelde. Het begrip waarheid, zoals gebezigd in het katholieke geloof, kreeg hier plotseling een andere lading. De mens was niet meer dat goddelijke wezen uit mijn jeugd maar een leugenachtige, onbetrouwbare, veelal zelfingenomen stakker, overeind gehouden door zelfbedrog en met maar één belang, namelijk dat van hemzelf. Dit ontluisterende inzicht gaf mij, vreemd genoeg, een nieuw houvast.
En dan die stijl! Moest je je bij Vestdijk en consorten door paginalange vervelende beschrijvingen heen worstelen, hier was het meteen raak. Felle, korte, ritmische zinnen. Dit was geen schrijver die aan zijn schrijftafel een roman bijeen zat te goochelen, hier stond in een kale nachtkroeg een man je in levende, directe spreektaal te vertellen wat hij had meegemaakt, gezien en wat hij ervan had geleerd. Geen verzinsels, geen uitweidingen, geen interessantigheid, geen mooischrijverij, maar de donkere hallucinante werkelijkheid die zich schuilhield achter de oppervlakkige verschijning van de dingen.
In vergelijking met Reis naar het einde van de nacht waren alle boeken die ik tot dan toe gelezen had hoogstens een stel veredelde keukenmeidenromans. Hier had je een verdwaalde Homerus, die onverhoeds de 20ste eeuw was binnengesukkeld, zich rot was geschrokken en totaal ontnuchterd, volgepropt met goeie speed, nog eens aan het werk was gegaan.
En wat had hij dan gezien en geleerd?
Allereerst de oorlog, die van 1914-1918. De hel in de Vlaamse modder. De absurditeit van mannen die bezig waren elkaar de darmen uit het lijf te schieten, terwijl ze elkaar niet kenden en misschien zelfs vrienden zouden kunnen zijn. 'Voordat er in de hersens van een klootzak een verstandige gedachte opkomt, moet hij heel wat gruwelijks hebben meegemaakt.'
De graaiende, blanke kolonisten in Afrika, opgevreten door de hitte, muskieten en de drank. 'Inlanders werken eigenlijk alleen maar als ze afgeranseld worden, zoveel waardigheid hebben ze tenminste nog, maar de blanken, al heel wat beter afgericht door hun openbaar onderwijs, doen het uit zichzelf.'
Amerika. De industriële revolutie. 'Je leven was een soort aarzelende keus geworden tussen stompzinnigheid en waanzin.'
Parijs, de troosteloze buitenwijken met hun geslagen bewoners. 'Wel honderd dronkelappen, mannen en vrouwen, bevolken deze steenmassa's en doorspekken de echo met hun ruzieachtig geschetter en uitbarstingen van lallend gevloek, vooral zaterdagsmiddags na het eten.'
Het gekkenhuis. 'Niets is zo gevaarlijk als overdreven overtuiging.'
Het sterfbed van een sukkelaar: 'Maar alleen ik was er, niemand anders, in m'n eentje, daar naast hem, een Ferdinand zoals hij nou eenmaal was, die het enige miste wat iemand groter kon maken dan zijn eigen simpel bestaan, de liefde voor het leven van anderen.'
Wat heb ik van Reis naar het einde van de nacht geleerd? Dat je het lef moet hebben diep door te stoten naar de kern van de dingen, ook al is die kern inktzwart. Dat je je oren niet naar het publiek moet laten hangen, dat je moet proberen waarachtig te zijn, trouw te blijven aan jezelf, dat je alles moet riskeren om een kleine spat waarheid te ontdekken. En ook dat er een paar kwetsbare dingen zijn die het leven waardevol kunnen maken: muziek, dans, schoonheid, seks en erotiek. En, uiteindelijk, de melancholie van het mededogen.
Uit het Frans vertaald door E.Y. Kummer. Verschijnt in de Perpetuareeks van Athenaeum, met een nawoord van Hans Dagelet. 560 pagina's; € 39,99.
Redactie
In 1932 verschenen, beschrijft deze roman een reis door de wereld van de uitzichtloosheid en het absurde van het leven, in een voor die tijd volkomen nieuwe stijl, met gebruik van de gesproken taal (grof, cynisch) en ontwrichting van de zinsconstructie. Aan de orde komen de waanzin van de Eerste Wereldoorlog, de hebzucht van kolonisten in Afrika, de eenzaamheid in New York, de machteloosheid van de kleine man in Parijs, en vooral de achterdocht, bekrompenheid en het egoïsme in de maatschappij, waarin steeds dezelfden de dupe zijn. De mens wordt op genadeloze wijze ontleed. De auteur greep destijds net naast de Prix Goncourt, maar zijn rivalen uit die tijd zijn al lang dood en voorgoed vergeten, terwijl hij, ondanks beschuldigingen van fascisme en antisemitisme naar aanleiding van enkele pamfletten van zijn hand, nog steeds veel gelezen wordt en als voorbeeld diende voor bijvoorbeeld Gerard Reve. In een zeldzaam meeslepende stijl en in de-taal-van-het-volk laat hij zien dat oorlog en andere ellende het best bestreden kunnen worden door ze te ontleden tot op het bot.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.