Zout
Marc Reugebrink
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Em. Querido's Uitgeverij, 2016 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 10679 |
Dirk Leyman
te/ep/14 s
In de Nederlandse literatuur wordt er tegenwoordig gretig in de kookpotten geroerd. Ronald Giphart beschreef de val van een celebritykok in Troost (2005), en Margot Vanderstraeten steef de servetten in Mise en place (2009). Niet verbazingwekkend, nu chef-koks zijn bevorderd tot ware gladiatoren van het fornuis, waarbij de jacht op een Michelin-ster of homerische klantenreviews bijna olympische allures krijgt.
De wereld van 'die halfgeflipte koksmutsen die denken dat ze kunstenaars zijn', zoals het in Reugebrinks roman staat, is uiterst dankbare verhaalstof. Sommeliers, rôtisseurs en souscheffen vliegen elkaar weleens in de haren over de beste bereidingswijze en bordornamentiek, ondanks de bittere noodzaak van teamwork én hiërarchie. En wat is er makkelijker voor een auteur om een chefkok verliefd te laten worden op zijn bevallige serveuse?
"Ik wilde geen proces maken van de hippe restaurantscene, maar die genotzucht hoort wel bij het soort mensen dat wij geworden zijn: 'consumensen'", zo sakkerde Reugebrink vorige week nog in Gazet van Antwerpen. Toch is Het huis van de zalmen meer dan een mild ironische doorlichting van de foodieswereld. Het is vooral een rootsroman, waarin de hoofdrolspeler pijnlijk ingehaald wordt door zijn afkomst en jeugd.
Reugebrink - ooit onverhoeds bekroond met de Gouden Boekenuil voor Het grote uitstel (2007) - lijkt de laatste jaren soepeler en frivoler te schrijven. Dat bleek al uit het licht vermakelijke Het Belgisch huwelijk (2014). Daarin smeerde hij de culturele wrijvingen tussen Nederland en Vlamingen breed uit. Nu neemt hij opnieuw een lange aanloop alvorens zijn roman echt demarreert. Toch geeft hij het loutere vertellen steeds vaker de voorrang op het vormexperiment. Ook entertainment is geen vies woord meer bij Reugebrink.
Ratten en rietpollen
Marcel, de vraatzuchtige restauranteigenaar van L'Ange perdu in het Oost-Vlaamse Assenede, is een weerbarstige, maar niet onsympathieke brompot, voor wie het leven aanvoelt als een knellende schoen. Hij heeft nogal wat te stellen met zijn eigengereide chef-kok Enzo. Rücksichtlos jaagt die op de heilige graal, de eerste Michelin-ster.
Steeds vaker liggen Marcel en Enzo in de clinch, zodanig zelfs dat Marcel de vage plannen van Enzo dwarsboomt om een eigen restaurant te beginnen. Vooral over de voordelen van wilde versus gekweekte zalm kunnen ze eindeloos bakkeleien. Daarom gaat Marcel ter plekke in Noorwegen het verschil uitzoeken in een zalmkwekerij. Daar laat hij zich de afwezigheid van dagelijkse beslommeringen welgevallen. Tot hij het niet te negeren bericht krijgt dat zijn moeder is overleden.
De roman verandert geheel van timbre en Marcel moet schoorvoetend het ouderlijk huis opruimen ('Ik besef dat ik meer weggooi dan de dingen zelf.'). De herinneringen aan zijn moeder én zijn bij een ongeluk vroeggestorven zus Angelique dringen zich in alle hevigheid op. Hoezeer moet je je roots erkennen of er afstand van nemen? Hoe kom je in het reine met een wereld die je ooit als kleinburgerlijk verafschuwde? Vragen die het hele boek impregneren. Reugebrink - die de autobiografische inspiratie niet verheelt - reconstrueert het huwelijk van Marcels ouders vervolgens al te gedetailleerd.
Voorspelbaar dat de weinig daadkrachtige Marcel intussen het restaurant laat zwabberen en Enzo het slinks naar zijn hand zet, met 'alchemistisch ogende praktijken' en het serveren van 'ratten en rietpollen', zomaar afgekeken uit de natuurkeuken van Redzepi. Maar pas in het laatste hoofdstuk neemt Reugebrink zijn verhaaldraad weer op én dat werd tijd. Dan betaalt de erfelijk belaste Marcel de tol voor zijn excessieve wijnconsumptie en geschrans.
Het huis met de zalmen is een in opzet voortreffelijke en thematisch rijke roman waarin alle schroeven en bouten netjes in elkaar grijpen. Maar in de uitwerking hinkt het boek op te veel benen. In de restaurantscènes weifelt Reugebrink tussen scherpe satire of milde spot. Steeds weer laat hij zijn personages bijna essayistisch freewheelen, met boompjes over dokterserelonen, opvoedingskwesties of de kinderwens. Terwijl je méér had willen lezen over de rivaliteit tussen Enzo en Marcel. Zo zijn er nog onbenutte kansen om dit verhaal meer culot mee te geven. Nu blijft de intrige te dun om je echt te doen likkebaarden.
Daar staat tegenover dat Reugebrink als het ware gevoeliger en empathischer te werk gaat. Terwijl hij zich vroeger al eens verstrikte in stroeve zinnen met een zware cadans, heeft hij opvallend minder poeha en omwegen nodig om zijn punt te maken. Dat is een verademing.
Querido, 267 p., 18,99 euro.
Maria Vlaar
te/ep/16 s
Marcel, de Belgische restauranthouder die aan het woord is in Marc Reugebrinks nieuwe roman Het huis van de zalmen, lijkt in een permanente staat van woede te verkeren, die mij doet denken aan de schrijver Karl Ove Knausgard wanneer hij door de straten van Stockholm loopt 'met een razende negentiende-eeuwse man in mijn binnenste'. Reugebrinks roman start met veel vertellust in Scandinavië, waar Marcel een zalmkwekerij bezoekt, in een poging om zijn ambitieuze chef-kok Enzo over te halen goedkopere kweekzalm te serveren in plaats van peperdure wilde zalm. Enzo is de interessantste figuur in het boek. Hij experimenteert met buitenissige recepten van boomschors, muskusrat en berenklauw en doet eigenlijk wat Marcel diep in zijn hart zou willen: ergens helemaal voor gaan. Een reiziger is Marcel bepaald niet, blijkt al snel; zijn vrouw heeft alles voor hem geregeld. Zij zorgt er ook voor dat hij spoorslags huiswaarts vliegt als zijn moeder in een bejaardenwoning in Nederland is overleden.
Zonder tegengas
Wat volgt in het hart van de roman is een fictieve reconstructie van het huwelijk van zijn ouders, helaas het zwakste deel van Reugebrinks boek. Het is Marcels tragiek dat hij niet door kan dringen in het leven van zijn ouders, hij blijft hangen in de nauwgezette uiterlijke beschrijving van een typisch jaren-vijftig huwelijk. Nooit wordt het een werkelijk portret van zijn moeder. De Tomado-rekjes, de plakjes leverworst, de Caballero-sigaretten, de stamppot, het Polygoonjournaal: we hebben het allemaal al wel eens gelezen. Steeds zou je willen dat de dood van zijn moeder, en eerder al de tragische dood van zijn zus, Marcel tot introspectie aanzet. In plaats daarvan kiest Reugebrink voor een retorische toon, waarin vervelende mensen meteen 'ongelikte beren' zijn, de zegelring aan de vinger van zijn moeders nieuwe man 'wanstaltig' is en waarin een kleine scène - een onderwijzer steekt een sigaret op of twee mannen komen de boedel in moeders huis taxeren - over te veel pagina's wordt uitgesmeerd. Het moet erin gehamerd, wat op zich overeenstemt met Marcel onsympathieke karakter. Karl Ove Knausgard vindt een uitweg door zijn Karl humoristisch te relativeren en te kijk te zetten, maar Reugebrink lijkt voor Marcel nergens tegengas te vinden. Natuurlijk, Marcel vindt zichzelf soms wel pedant, maar dat hij zijn strijd tegen zijn eigen kleinburgerlijkheid allang verloren heeft, ontgaat hem. Woede, in Het huis van de zalmen tegen de dood en tegen ouderschap (en passant krijgen de restaurantcultuur, het onderwijs, de gezondheidszorg en de kunstwereld ook een veeg uit de pan), zou toch ook energie kunnen geven.
Echte rouw
Gelukkig gloort in het laatste deel een inzicht. Een vriend zegt hem dat hij door het krijgen van kinderen heeft ontdekt 'dat verlies de essentie van het leven is'. Marcel noemt dat 'een banaliteit' en reageert weer met zijn gebruikelijke kwaadheid op alles en iedereen. En dan gebeurt wat de lezer al verwacht: hij krijgt een hartaanval. Met schokjes laat hij de pijn en de echte rouw om zijn moeder toe, door haar dood gevoelig en van binnenuit te beschrijven. Intussen speelt op de achtergrond, uit het zicht van de lezer, nog de strijd tussen chef-kok Enzo en Marcels vrouw, de feitelijke bedrijfsleider van Marcels restaurant. Het laatste deel en met name de laatste zin van het boek redt Het huis van de zalmen van de tobberige melancholie om wat niet meer is en nooit meer zal komen.
Querido, 265 blz., 18,99 € (e-boek 11,99 €).
Ons oordeel:
Het laatste deel redt de roman van de tobberige melancholie van een woedende hoofdpersoon.
De auteur:
Dichter, essayist en romanschrijver Marc Reugebrink woont al twintig jaar in Gent. Zijn roman Het grote uitstel won in 2008 de Gouden Uil.
Het boek:
Restauranthouder Marcel probeert de dood van zijn moeder te bezweren door haar huwelijk te reconstrueren en verzaakt intussen aan zijn restaurant.
Jos Radstake
In deze roman van de Nederlandse, in België wonende, dichter en prozaïst, Marc Reugebrink (1960) is een voormalig leraar uitbater van een exclusief restaurant, net over de grens met Nederland. In zijn strijd met de chef-kok passeren gastronomische exclusiviteiten uitputtend de revue. De man is op reis in Noorwegen (om wilde versus gekweekte zalm te vergelijken) wanneer de roman begint. Hij krijgt de mededeling dat zijn moeder is overleden. Het restaurant-motief wordt door de geschiedenis van de moeder (meer weten over haar dan wie zij was, ‘Ik moet dit meisje bedenken’), de verhouding tot haar (ook in de jonge jaren), de geschiedenis van de familie (met voorwerpsliefde is een epoche opgeroepen), ingehaald. Uiteindelijk staat het restaurant-verhaal in de schaduw van het monument dat voor de gestorven ouders en een verloren zus is opgericht. De nieuwe vrouw van de hoofdpersoon is eendimensionaal weergegeven; de vader en moeder krijgen meer diepte. Scenisch is deze roman verteld, compositorisch knap; de stijl is licht archaïserend en eloquent.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.