Dichter van de schemerzone
Patrick McGuinness
Patrick McGuinness (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Vintage, 2015 |
VERDIEPING 3 : SIBERIË : ROMANS ANDERSTALIG : Engels MCGU |
Veerle Vanden Bosch
il/pr/17 a
Veerle Vanden Bosch
'Stopverf waarin je een sleutel drukt, zodat je met de afdruk een nieuwe sleutel kunt maken': dat is het geheugen, schrijft de Brits-Belgische schrijver en dichter Patrick McGuinness in zijn boek Other people's countries: 'Zo'n sleutel waarmee je dezelfde deur kunt openen, al draait hij een stuk stroever in het slot. Je raakt altijd binnen als je ermee inbreekt in je verleden, maar er valt steeds minder mee te graaien.' Hij heeft het over de herinnering aan zijn kinderjaren - of de flarden daarvan - die hij doorbracht in Bouillon. McGuinness werd geboren in Tunesië, is de zoon van een Belgische moeder en een Brits-Ierse vader, woonde in Iran en Roemenië, zat op kostschool in Bristol. Het rustpunt van dat zwervende bestaan was het huis van zijn grootouders Lucie en Eugène in dit Belgische provincienest: een zeventiende-eeuws huis, of liever twee huizen waarvan de aangrenzende muren waren uitgebroken, drie verdiepingen, vier generaties onder één dak, een huis waar de seconden trager leken te tikken en waar nooit iets werd weggegooid. Een huis waar het residu van vele generaties bewaard bleef als bezinksel in een fles.
Nog altijd heeft McGuinness zijn zwervende bestaan niet helemaal opgegeven: hij woont in Wales en doceert Franse literatuur in Oxford; en nog altijd keert hij geregeld terug naar het huis in de Rue du Brutz, dat nu het grootste deel van het jaar leeg staat. Ik sta er vruchteloos aan te bellen, druk steeds langer en harder op de bel, die weergalmt in het huis. De overburen zitten in strandstoelen op het trottoir te genieten van de eerste voorjaarszon. Hoe langer ik er sta, hoe nieuwsgieriger ze mijn kant op kijken. Wanneer de deur van het hardhorige huis eindelijk openzwaait, beland ik in een interieur uit de eerste helft van de vorige eeuw, waarin de tijd inderdaad een stuk trager lijkt te tikken. Je hebt weinig verbeelding nodig om grootmoeder Lucie, destijds de beste couturière van Bouillon, hier aan een ouderwetse Singer-naaimachine te zien zitten.
Fabriek van droeve gedachten
We zouden gaan flaneren door Bouillon, zoals de Semois om de stad heen flaneert, en haar bekijken door het filter van McGuinness' herinneringen - de echte en de fictieve. Maar het hedendaagse Bouillon dringt zich in alle hevigheid op. Affiches in zwart en fluo-oranje vormen de leidraad van de wandeling: ' À vendre', ' À louer'. Voortdurend onderbreekt McGuinness zijn betoog om me te wijzen op een leegstaand huis, een gesloten winkel. 'Bouillon is zwaar getroffen door de crisis', zegt hij terwijl we op weg gaan naar de oude stationsbuurt, een van zijn favoriete plekken. 'Er is weinig werk, de stad loopt leeg. Alleen valt dat op het eerste gezicht niet zo op: omdat het een mooie plek is, en omdat het toerisme het stadsleven aan de oppervlakte wat doet bruisen, maar daaronder ziet de toekomst er weinig rooskleurig uit.'
Bouillon is ook al tijden geen treinhalte meer. Het oude stationsgebouw leunt nog charmant tegen een heuvel aan, maar de sporen zijn verdwenen. We nemen de trap naar het perron en kijken uit over een strook braakland waar alleen enkele auto's geparkeerd staan. 'Het gekke is dat ik fictieve herinneringen heb aan dit station', zegt hij. 'Het ging dicht jaren voor ik geboren werd, dus wellicht heb ik de verhalen van oudere mensen op een of andere manier verinnerlijkt en vervormd tot persoonlijke herinneringen. Het geheugen is onbetrouwbaar, maar op de een of andere manier zijn herinneringen toch altijd waar.'
'Ik had als kind al het gevoel dat ik mijn leven in Bouillon niet echt leefde, maar het me herinnerde. Dat kwam door die fictieve herinneringen, maar ook doordat Bouillon zo ver af stond van de rest van mijn leven elders. Ik had het gevoel in een toneelstuk mee te spelen dat maar losjes was gebaseerd op mijn eigen leven. Er was een waterscheiding tussen de periodes die ik in hier doorbracht en mijn leven op school. Ik kon me ook moeilijk voorstellen dat alles in Bouillon doorging zonder mij. Ik stelde me altijd voor dat de stad in een soort van winterslaap ging als ik er niet was. Daarom schokte het me altijd zo als er iemand was gestorven, of gescheiden, of verhuisd tijdens mijn afwezigheid.'
Aan de overkant van het station staat een half gesloopt gebouw op een roerloze werf. De sloophamer lijkt stilgevallen. Het is een vreemd gezicht. 'Dit was een heel chique en duur hotel', zegt McGuinness, 'het had de eerste sauna in Bouillon. Je kunt vanaf hier recht de kamers in kijken. Vorig jaar ben ik er met mijn kinderen nog gaan rondsnuffelen. Alles leek volkomen normaal: de pannen hingen op een rij in de keuken, aan de receptie hingen de kamersleutels netjes aan hun haakjes, sleutels van kamers die misschien niet eens meer bestaan. Nu en dan wordt er een stukje gesloopt, en dan stoppen ze weer. Ik denk dat ze er inmiddels al even lang of zelfs langer over doen om dit gebouw af te breken dan het ooit heeft geduurd om het te bouwen. Een interessant spel met de tijd is dat. Alsof ze het slopen vertraagd uitvoeren, uit respect, om de herinnering aan de tijd dat dit een bruisende stationsbuurt was nog even intact te houden.'
Als hij aan zijn kindertijd denkt, schrijft McGuinness inOther people's countries, komen hem vaak kamers voor de geest. Dat past wonderwel bij de aanblik van dit hotel.
'Ik zie mijn kindertijd als een vernield huis, ja', zegt hij. 'In de betekenis dat iedereen gestorven of vertrokken is, en alles wat bij die tijd hoorde verdwenen is. En toch zijn er kleine fragmenten bewaard gebleven, volledig intact, zoals de kamers in dit half gesloopte hotel.'
Maakt hem dat melancholisch? Een 'fabriek van droeve gedachten', zoals hij zichzelf in het boek noemt?
'Ik ben helemaal niet melancholisch aangelegd, maar ik heb wel veel melancholische gedachten. Ik maak veel plezier, op het persoonlijke vlak ben ik een optimist, maar niet op het collectieve vlak. Ik ben me sterk bewust van het feit dat de beste dingen voortdurend het gevaar lopen verloren te gaan.'
Rex vaincra
We lopen intussen langs Le Vauban, een old school-café waar binnen wordt gerookt en waar spek wordt gebakken op een campingvuurtje. 'De eigenaar is een voormalige huurling', zegt McGuinness, 'die lange tijd in Congo heeft gezeten. En even verderop in de straat is een kapper die beweert dat zijn vader een van de Belgische agenten was die Lumumba hebben gekidnapt. Ik weet niet of het waar is wat hij zegt, maar dat fascineert me aan deze stad: hoe klein ze ook is, toch is ze onlosmakelijk verbonden met de Belgische geschiedenis, via de persoonlijke geschiedenissen van mensen, zoals de Semois via de Maas verbonden is met de zee.'
Bouillon als spiegel van de Belgische geschiedenis: hoe waar die uitspraak is, blijkt opnieuw wanneer we op de site waar ooit de metaalfabriek stond die McGuinness' grootvader Eugènes longen ruïneerde een graffitiboodschap op de grond aantreffen: ' Rex vaincra'. McGuinness neemt er een foto van. 'De fascist Léon Degrelle was een Bouillonnais, de beroemdste zoon van de stad, naast Godfried van Bouillon en voetballer Philippe Albert', zegt hij. 'Ik had al gehoord dat er elk jaar op 31 maart neonazi's naar de stad afzakken om zijn sterfdag te herdenken, maar ik had daar nooit eerder zulke duidelijke sporen van gezien.' Ook zijn familiegeschiedenis is verbonden met Degrelle. Later wijst hij me een naam aan op het oorlogsmonument: Victor Adam was de vader van zijn neef Guy, die ik in de Rue du Brutz heb ontmoet. Hij was een van de drie mensen die in de heuvels rond Bouillon door de Gestapo werden gefusilleerd als vergelding voor de moord door verzetsmensen op Degrelles broer Édouard.
'Het België waar ik nu naartoe kom, is niet het België waarin ik ben opgegroeid', antwoordt hij op mijn vraag hoe hij tegen de huidige toestand in België aankijkt. 'Ik herinner me een veel tweetaliger en samenhoriger land. Er kwamen veel Vlaamse toeristen naar Bouillon, soms kwamen ze thee- of koffiedrinken bij ons thuis, we barbecueden samen en we switchten van de ene taal naar de andere. Kinderen kregen toen Nederlands op school en we pikten de taal ook op van de toeristen. Dat is verdwenen. Mijn neefjes en nichtjes in Bouillon spreken geen woord Nederlands. Ik heb mijn doctoraat geschreven over negentiende-eeuwse francofone Belgische literatuur, die vaak het werk was van Vlaamse bourgeois die in het Frans schreven. Die versmelting van culturen was fascinerend, maar ze zal zich niet meer voordoen. Jullie groeien uit elkaar. Misschien is het de moeite waard om die prijs te betalen, het is niet aan mij om dat te beslissen.'
'Anderzijds: mijn grootouders kenden evenmin Nederlands, en toch hadden ze er geen probleem mee om zich Belg te noemen. Het beste land is datgene waarvan je je niet bewust hoeft te zijn dat je ertoe behoort. Het lijkt me deprimerend om je voortdurend bewust te moeten zijn van je nationaliteit, en het levert slechte literatuur op.'
Doublure
We zitten intussen op een bank bij de oever van de Semois, bij de Pont de Cordemois, waar McGuinness als kind ging vissen met zijn zwijgzame opa Eugène. Hoe belandt een kind dat voortdurend in verwarring verkeerde tussen het Frans van zijn moeder en het Engels van zijn vader uiteindelijk in Oxford als hoogleraar Franse literatuur, wil ik weten.
'Je kunt het vergelijken met de kleren die mijn oma Lucie maakte. Die hingen op paspoppen, een en al draad aan de buitenkant, alsof ze vreemde, binnenstebuiten gekeerde wezens waren. Toen ze klaar was, trok ze die losse eindjes eruit, en dan zagen de kleren er perfect afgewerkt uit. Ik had altijd het gevoel dat bij mijn kennis van het Frans en het Engels de draden er nog in zaten, dat de binnenvoering, de doublure, nog niet vastzat, het vest nog niet klaar was. Ik heb pas laat fatsoenlijk Engels geleerd, toen ik negen of tien was. Maar ik zou nooit schrijver zijn geworden als ik een taal grondig had beheerst. Je schrijft niet omdat je je volkomen op je gemak voelt in een taal, het tegenovergestelde is waar. Dus ik koester dat ongemak. Ik zou niet willen dat de voering perfect afgewerkt was en er geen losse eindjes waren.'
'Lucie was geobsedeerd door binnenvoeringen. Ze was wijd en zijd bekend, op en top perfectionistisch. Ze werkte even hard aan de binnenkant van een kledingstuk als aan de buitenkant. Ze zette die obsessie op mij over, zij het symbolisch: ik raakte gefascineerd door wat er gebeurt aan de binnenvoering van het leven, een zekere verborgenheid. Kinderen wordt geen privacy gegund, dus moeten ze wel leren dingen voor zichzelf te houden en hun innerlijke wereld te koesteren. Diedoublure is een belangrijke metafoor in het boek.'
Een provincienest waar iedereen een bijnaam heeft en waar een couturière voor een prikje kleren uit Parijse modetijdschriften namaakt: voor Engelse lezers van Other people's countries moet Bouillon wel een exotisch oord lijken, opper ik.
'Jazeker, maar het is ook voor mij exotisch, soms - daarom heb ik het boek ook geschreven. En tegelijk is het een doodnormale plek. Als ik collega's in Oxford foto's toon, verbazen ze zich over de schoonheid van Bouillon. En het is ook mooi. Alleen: de wereld is vol mooie plekken. Wat telt, is dat het de enige plaats in de wereld is waar ik als kind 's ochtends kon opstaan, de heuvel afwandelen en in de Semois kon zwemmen om dan, nog nat, weer naar huis te wandelen. Het gaat me niet om de schoonheid, maar om de toegankelijkheid, de tastbaarheid ervan. Ik ben niet geïnteresseerd in ontoegankelijke schoonheid. Ik houd van Venetië, maar ik houd vooral van plekken die tegelijk mooi en volstrekt gewoon zijn.'
Exotisch
Hij werpt een blik op de Engelse editie van zijn boek, die ik in mijn handen heb. Daarop prijkt een foto van een opgezette uil in volle vlucht, opgehangen boven een deur, tegen zwaar gebloemd behang -l'Ardenne profonde. 'Die foto heb ik genomen in het huis tegenover het onze, omdat ik wist dat het zou worden afgebroken. Er had een oude dame in gewoond, maar het stond na haar vertrek al tien jaar leeg en was al die tijd onveranderd gebleven. Drie maanden daarna zat ik te schrijven in de voorkamer toen er een container werd neergezet voor de voordeur en het huis werd leeggehaald. Ik zag de uil door het raam vliegen en verpulveren tot stof en veren toen hij in de container plofte. Hoe snel en makkelijk verdwijnt alles, hoe onnadenkend: een huis, hoe solide ook, hoe compleet ook de levens die erin geleefd zijn: in een oogwenk is alles voorgoed verdwenen, zonder sporen achter te laten. Ook daarom heb ik dit boek geschreven - als correctie op de natuurlijke neiging van de wereld om te vernielen en te vergeten. Je kunt niet verwachten dat iemand anders je herinneringen voor je bewaart. Je moet iets doen met je geheugen. Of je moet het vergeten aanvaarden. Maar het vergt een inspanning om dingen te onthouden die het onthouden waard zijn.'
'De foto's die ik toen heb genomen, staan op mijn computer: het zijn andermans herinneringen, ze betekenen niet veel voor mij. Ze zijn exotisch. Dat is waarom ik weet dat ik niet echt in Bouillon thuishoor: omdat het nog altijd exotisch is. Ik heb nog altijd die lichtjes andere blik waardoor ik zie wat een ongewone plek het is. De dag dat ik helemaal ingeburgerd zal zijn, zal de dag zijn waarop me in Bouillon niets meer opvalt.'
PATRICK McGUINNESS
Other people's countries. A journey into memory.
Jonathan Cape, 186 blz., 22,99 euro.
(e-book 8,49 euro)
Lees de recensie op www.standaard.be/patrickmcguinness
Veerle Vanden Bosch ■
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.