Dracula
Bram Stoker
Simone Kramer (Auteur), Els van Egeraat (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Ploegsma, 2014 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : TAAL EN VERHAAL : VERHALEN : KRAM |
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
2 items magazijn |
Ploegsma, cop. 2009 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : KRAM |
31/12/2010
Nieuwe wegen naar oude verhalen
Vier recente bewerkingen van de klassieke mythologie
Hoewel hervertellingen van klassieke mythologische stof sinds de jaren negentig in een niet aflatende stroom op de Nederlandstalige boekenmarkt verschenen, blijkt deze nog steeds niet verzadigd. Auteurs en uitgevers van jeugdboeken zijn overtuigd van de intrinsieke waarde van de Griekse verhalen en blijven op zoek gaan naar nieuwe manieren om ze naar de jonge lezer brengen. Recent verschenen opnieuw vier bewerkingen die elk op hun eigen manier een plaats zoeken binnen de rijke traditie.
Langs onbetreden paden
De markantste nieuwe trend is het herschrijven voor zeer jonge kinderen (vanaf zeven of acht jaar), tot voor kort een lezerspubliek waarvoor geen hervertellingen van klassieke mythen beschikbaar waren. In 2008 verscheen De lange weg naar huis, de eersteling van Michael De Cock en Gerda Dendooven in de reeks 'Kleine Klassiekers' van Davidsfonds/Infodok, die zich expliciet richt op deze doelgroep (De Leeswelp 2008 nr. 6, p. 210). De opvolger van de hervertelling van Odysseus brengt onder de titel Vliegen tot de hemel de verhalen rond het Kretenzische monster de Minotauros samen. In een nawoord bij de bundel Op naar de Olympos! motiveert classicus en vertaler Hein van Dolen heel duidelijk zijn keuze voor ditzelfde lezerspubliek: 'In de openbare bibliotheek was op dit gebied niets te vinden dat afgestemd was op de jeugdige leeftijd van vijf tot tien jaar.' Door in de ondertitel aan te geven dat de vertellingen bedoeld zijn 'om voor te lezen of zelf te lezen', laten van Dolen en uitgever Valkhof Pers er bovendien geen twijfel over bestaan dat ze die niche in het publiek willen aanspreken.
De 'Kleine Klassiekers' van Davidsfonds/Infodok laten deze intentie eerder uit de vormgeving blijken. Op de cover staan de titels in zeer grote letters en wordt telkens een tot de verbeelding sprekend monster afgebeeld, de Cycloop bij het verhaal van Odysseus en de Minotauros in Vliegen tot de hemel. Het dikke papier met duidelijke druk en grote afbeeldingen geven het werk het karakter van een voorlees- en eerste lezersboek.
Met de sterrentekens als bindend element heeft ook pedagoog Luc Cielen een open plek binnen het aanbod aan hervertellingen van klassieke mythen opgevuld. Vorig jaar verscheen van Simone Kramer al Van Grote Beer en Orion met een gelijkaardig opzet. Het boek van Cielen onderscheidt zich van het laatstgenoemde door de veel grotere nadruk op het informatieve aspect. De Sterrentuin is naast een verhalenbundel ook een echt handboek dat je met behulp van sterrenkaarten en duidelijke aanwijzingen sterrenbeelden wil leren herkennen. Hoewel uitgever Manteau het bij dezelfde lezersgroep van acht jaar en ouder categoriseert, is het duidelijk niet hun eerste bekommernis om die potentiële jonge lezers van klassieke mythologie aan te trekken. De mythen zijn in de eerste plaats een manier om jongeren wegwijs te maken in de wondere sterrentuin. Bovendien worden de verhalen op de cover niet en op de flaptekst nauwelijks gesitueerd in hun culturele en geografische context. Pas op het einde van de informatieve inleiding wordt gewag gemaakt van hun Grieks-mythologische herkomst. Daarvoor vernemen we niet veel meer dan dat de verhalen 'oeroud' zijn en stammen uit een tijd waarin er 'nog geen gps-toestellen (waren) om je de weg te wijzen.'
Dat Griekse mythologische verhaalstof een rijke bron is om uit te putten, bewijst het indrukwekkende oeuvre van Simone Kramer. Na hervertellingen van onder andere de tocht van de Argonauten (1995) en de strijd om Troje (2004), is Kramer nu met De Griekse tragedies aan haar zevende boek over het onderwerp toe. Hoewel een aantal van de mythologische verhalen die centraal staan in de tragedies van Aeschylos, Sofokles en Euripides al eerder werd herverteld, onder andere door Imme Dros in haar Griekse mythen, is het samenbrengen ervan in een bundel een concept dat voorheen nog niet werd uitgewerkt.
Selectie van de mythologische stof
Michael De Cock draagt Vliegen tot de hemel op aan zijn vader en zoon. Meteen na de titelbladzijde krijgt de lezer, naast die opdracht, ook een twee pagina's vullende afbeelding van een stier te zien, die onmiskenbaar gebaseerd is op een bekend fresco uit het paleis van Knossos op Kreta. Daarmee worden meteen de twee bindende elementen aangegeven van de twee mythen die centraal staan in dit boek. Niet alleen speelt de Minotauros er een rol, ook wordt de vader-zoonrelatie die in beide mythen voorkomt door De Cock op de voorgrond geplaatst. Het eerste deel brengt het verhaal van de Atheense architect Daedalos, die in opdracht van de Kretenzische koning Minos een vernuftig labyrint ontwerpt als gevangenis voor het gevaarlijke stiermonster. Omdat Daedalos' vaardigheden de gewiekste Minos veel te goed van pas komen, verbiedt deze hem het eiland ooit nog te verlaten. Daarop knutselt Daedalos zowel voor zichzelf als voor zijn zoon vleugels van was en veren in elkaar, met het bekende tragische gevolg. In het tweede deel van het boek wordt verhaald hoe elk jaar zeven jongemannen uit Athene worden geofferd aan de opgesloten Minotauros in Kreta. Vele jaren na het vertrek van Daedalos, komt de Atheense koningszoon Theseus in opstand tegen de wrede maatregel. Hij besluit, tegen de wil van zijn vader in, mee in te schepen om het monster te doden. Met de hulp van de Kretenzische prinses Ariadne, die op slag verliefd wordt op de dappere vreemdeling, slaagt Theseus erin het monster te doden en uit het labyrint te ontsnappen. In ruil belooft hij haar mee te nemen en te trouwen.
Terwijl De Cock kiest voor een zeer beperkte selectie uit de mythologische stof, met een thematische eenheid, is Op naar de Olympos! een bijna encyclopedische onderneming. Van Dolen verdeelt de verhaalstof in twaalf hoofdstukken, volgens de hoofdrolspelers. Eerst komen de goden aan bod met grappige intriges tussen oppergod Zeus en zijn echtgenote Hera en daalt de lezer af in de beklemmende onderwereld. De spannende verhalen van helden als Perseus, Herakles en Theseus worden gevolgd door vertellingen waarin gewone stervelingen de hoofdrol spelen. Deze omvatten bijvoorbeeld het verhaal van Ikaros en dat van koning Midas, die de onverstandige wens doet dat alles wat hij aanraakt in goud verandert. Minder bekend en minder toegankelijk voor jonge lezers zijn de verhalen met vrouwelijke protagonisten als Filomela en Prokne waarin verkrachtingen en overspel voorkomen of de gruwelijke familiegeschiedenissen van Tantalos en Oidipous. Veel van deze mythologische verhalen zijn vaak op complexe manieren met elkaar verweven. Van Dolen maakt dan ook geregeld expliciet gebruik van vooruit- of terugverwijzingen, naar mijn mening een weinig doordachte oplossing die het werk het karakter van een schoolboek geeft en de vaart van het verhaal onderbreekt: 'Dat is ook [...] Agamemnon overkomen. Zoals we nog zullen zien, werd hij de generaal van de Grieken die tegen Troje vochten. Toen hij na tien jaar oorlogvoeren thuiskwam, was zijn vrouw intussen met een ander getrouwd. Zij haatte Agamemnon omdat hij een van hun dochters had gedood. Waarom hij dat deed, wordt verteld in het verhaal over de Trojaanse oorlog.'
Een van de sterkste punten van De sterrentuin, is de duidelijke structuur van het boek. Cielen groepeert de bekende en minder bekende mythen die hun naam hebben verleend aan de sterrenbeelden, ook volgens de hoofdrolspelers en motiveert dit in de inleiding. Na de verhalen waarin Zeus een rol speelt, komen een aantal helden aan bod, zoals Herakles en Perseus, doder van het monster Medusa. Niet alleen hijzelf, maar ook zijn geliefde Andromeda en haar ouders Cassiopeia en Cepheus kregen een sterrenbeeld. De lezer ontdekt hoe ook achter de tekens van de dierenriem een mythologisch verhaal schuilt. Zo is de stier het meisje Europa, dat door Zeus, vermomd als stier, werd geschaakt. Na elk mythologisch verhaal volgt een sterrenkaart met heldere uitleg over de sterrenbeelden die erin voorkomen, en hoe en wanneer je ze kan vinden aan de hemel.
Kramer selecteert zestien van de tweeëndertig volledig tot ons gekomen tragedies voor haar bundel ? er zijn er niet dertig, zoals ze schrijft in haar voorwoord. Daar verklaart ze ook dat ze deze niet heeft 'gerangschikt naar schrijver, maar ? zo veel mogelijk ? naar de tijd waarin de gebeurtenissen plaatsvonden', een bevreemdend historische interpretatie van een mythische traditie. Meer dan de helft van de hervertelde stukken houdt verband met de Trojaanse oorlog, waarover de geïnteresseerde lezer veel meer verneemt dan het verloop van de oorlog, dat in de vele hervertellingen van Homeros' Ilias staat beschreven. Zo vertelt Kramer de enige ons overgeleverde trilogie na. In Aeschylos' 'Oresteia' wordt verteld hoe Agamemnon na de oorlog om Troje bij zijn thuiskomst door zijn vrouw en diens minnaar in zijn bad wordt vermoord. Hun kinderen, Orestes en Elektra, beramen vervolgens de moord op hun moeder. De keten wordt doorbroken door tussenkomst van de goden in het laatste en bevreemdendste deel van de trilogie. Als doel stelt Kramer zich de gebeurtenissen te hervertellen die zich in de tragedies afspelen, zonder de volledige psychologische en dramatische impact te willen overbrengen. Daarom is het mij onduidelijk waarom ze na de trilogie van Aeschylos ook Euripides' Elektra opneemt, dat dezelfde gebeurtenissen beschrijft als de tweede tragedie van de 'Oresteia'. Zoals Kramer aangeeft, ligt het verschil immers vooral in de karaktertekening van de protagoniste. Hoe dan ook heeft Kramer een mooie en originele bundel samengesteld met heldere navertellingen van de verhaallijnen van tragedies rond de Trojaanse verhaalstof en over Herakles, Oidipous en Medea.
Taboedoorbreking
In zowat elke Griekse mythe komen thema's voor die niet vanzelfsprekend zijn voor kinderen van zeven of acht jaar, zoals dood, seksualiteit en geweld. Dit biedt een mogelijke verklaring voor het feit dat de klassieke mythen pas de laatste jaren voor zeer jonge lezers worden herverteld. Taboedoorbreking is zeker geen nieuw fenomeen binnen de jeugdliteratuur, maar toch lijken auteurs van hervertellingen van klassieke mythen wat dit betreft steeds een stapje verder te gaan. Dat blijkt uit het doelpubliek van vooral De Cock en Van Dolen, maar ook uit de selectie van de hervertelde mythen. Niet alleen de avonturenverhalen van bijvoorbeeld Jason en Odysseus, maar ook een gruwelverhaal als dat van Agamemnon wordt voor kinderen verteld. De opzet van Kramers boek illustreert dat ten volle. Bovendien wordt op een heel expliciete manier omgegaan met deze thema's. Van Dolen beschrijft bijvoorbeeld zonder veel omhaal hoe Tereus zijn schoonzus Filomela verkracht en verminkt, waarop zijn vrouw Prokne hem zijn zoon voorschotelt als avondmaal: 'Zij schrok wakker en vroeg angstig wat hij kwam doen. Hij gaf geen antwoord, greep haar zonder een woord te zeggen vast en duwde haar op het bed. Met geweld dwong hij haar om met hem te vrijen. [...] Die nacht sliep ze niet meer en ze bleef huilen. Toen werd de koning bang [...] Hij pakte een mes en sneed de tong van Filomela uit haar mond. Zo kon ze niets doorvertellen.'
Ook Cielen schuwt geen taboes. Homoseksualiteit wordt in bewerkingen voor jongeren van klassieke mythen vaak als vriendschap voorgesteld. De Sterrentuin onderscheidt zich van deze benadering. Waar hij er bij de relatie tussen het meisje Callisto en de godin Artemis nog subtiel op aanstuurt ('Ze voelde de zachte hand van de godin die haar streelde en genoot ervan.'), is hij expliciet bij zijn beschrijving van Zeus' gevoelens voor de jonge knaap Ganymedes ('Hij wilde hem zijn hele leven kunnen zien. Hij voelde dat hij verliefd was op de jongen.')
In de mythen van Ikaros en Theseus is de dood het moeilijkste aspect om over te brengen op jonge lezers. De Cock gaat die realiteit niet uit de weg en schrijft zich in in de traditie binnen recente jeugdliteratuur om een zoekende en reflectieve houding bij jonge lezers te stimuleren. 'Alles verandert, zo had Daedalus ooit aan Icarus verteld. Alles. Lente wordt zomer en zomer wordt herfst, en na het vallen van de bladeren, komt de winter. Zo ging het ook met Icarus. Ooit was hij een jongen. Heel even werd hij een vogel. Nu draagt de zee, waarin hij verdronk, zijn naam.'
Stof tot nadenken
De mythologische verhalen zijn complex en bevatten vele elementen die ver staan van de leefwereld van een jong lezerspubliek. Verschillende auteurs geven uitleg bij vreemde fenomen, zoals een orakel: 'Dat was een priesteres die in een grot woonde. Zij alleen kon de woorden van Apollo horen. Als mensen een vraag stelden aan de god, dan antwoordde zij in zijn plaats.' (De sterrentuin) Dergelijke verklarende uitleg kan ook voor gegevens die minder ver van ons staan: 'De vader van Icarus is architect. Hij tekent plannen voor huizen, pleinen of paleizen. Daarop staat precies hoe een huis of paleis gebouwd moet worden en dan kijkt hij erop toe of dat ook echt zo gebeurt.' (Vliegen tot de hemel).
Naast verklarende passages gebruiken auteurs ook andere strategieën om de verhalen bevattelijk en aantrekkelijk te maken voor jonge lezers. De verschillende bewerkingen tonen gradaties aan literariteit en complexiteit in hun behandeling van de mythologische stof. De illustraties en vormgeving van de boeken sluiten hierbij aan.
Een mythe beslaat in Op naar de Olympos! gemiddeld slechts een paar bladzijden. De nadruk ligt daarbij op de gebeurtenissen en op het verhalende aspect. Dat blijkt onder andere uit de talrijke onderbrekingen als 'kun je je nog herinneren?' en 'je weet wel', die dienen om de aandacht van de jonge lezer of luisteraar bij het verhaal te houden, én uit de sprookjesformuleringen die hij hanteert ('Er was eens een prinses die zo mooi was dat iedereen die haar tegenkwam zijn adem inhield' en ze 'leefden nog lang en gelukkig.') Van Dolen zet deze keuze consequent door en creëert zo een vlot leesbaar verhalenboek. Dat er weinig aandacht naar de psychologie van de personages gaat, past in dit opzet. Jammer is daarbij wel dat de personages onder de pen van Van Dolen veranderen in clichés, hetgeen ook geldt voor de illustraties van Louis van Geijn. Een frappant voorbeeld is Afrodite. De godin van de liefde wordt ondubbelzinnig afgeschilderd als leeghoofdig en van lichte zeden. Wanneer ze van papa Zeus niet alleen 'een mooie tempel en een eigen badkamer' krijgt, maar ook 'de lelijkste god' Hefaistos als echtgenoot, gaat ze uit verveling op zoek naar verstrooiing: 'Zonder dat haar man het wist stuurde ze briefjes naar de andere goden om te vragen of ze bij haar wilden komen.' Hefaistos ontdekt het bedrog en neemt wraak door Afrodite met haar minnaar Ares in bed te vangen onder een web van ijzer, waarna hij alle goden uitnodigt om te komen kijken. De ideologische boodschap op het einde laat weinig aan de verbeelding over: 'Nadat Ares beloofd had dat hij veel geld zou betalen als boete, wilde Hefaistos hen wel losmaken. Maar of Afrodite veel van dit avontuur heeft geleerd...' Of dergelijk pedagogisch argument afdoet aan de literaire kwaliteit, valt te beargumenteren. In elk geval valt ook op Van Dolens taalgebruik hier en daar wat aan te merken. Volgende schabouwelijke constructie doet vragen rijzen over de eisen die hij stelt aan schrijven voor kinderen. 'De jongen ? hij heette Pelops ? was door de goden in de pan teruggedaan en weer levend geworden.'
Simone Kramer schetst in de haar typerende frisse stijl een representatieve korte inhoud van de Griekse tragedies. Zoals aangegeven concentreert ze zich daarbij op de actie. De innerlijke conflicten van de karakters zijn vooral weergegeven inzover dat noodzakelijk is voor de gebeurtenissen. Zo creëert ze leesbare versies van de anders heel zware verhaalstof. Kramer volgt nauwgezet de interpretatie en de plot van haar bronnen, en hoewel de verdeling in acts verdwenen is, blijft iets van het theatrale over door de talrijke dialogen die aan elkaar zijn geschreven door vertellerstekst. Een ander spoor van de oorspronkelijke vorm is de rol van de bode. Gruwelijke gebeurtenissen werden in Griekse tragedies immers nooit op scène vertoond, maar door een bode verteld na de feiten. Dit creëert, ook in de bewerkingen, enige afstand ten opzichte van de wreedheden. Zo geeft volgend relaas de zelfmoord van de moeder van Oidipous weer: '"De koning wilde gaan kijken," vertelde de dienaar, "maar de deur zat op slot. Hij sloeg hem met geweld uit de hengsels, we gingen samen naar binnen en daar zagen we het: Lokaste had zich verhangen!"'
De Sterrentuin verenigt het informatieve met het literaire. Dit opzet wordt verduidelijkt door de vormgeving. De informatieve gedeelten volgen telkens na het verhaal op gekleurde pagina's en ook binnen een verhaal zorgt de vormgeving voor ondersteuning. Zinsneden met een bijzondere waarde zijn in grotere letter en in kleur gezet. Zo smeekt de zonnegod zijn zoon Phaëton niet met de zonnewagen te rijden. Zijn waarschuwing 'Het zal je dood zijn' is een onheilspellende voorafspiegeling van het einde. Behalve deze subtiele ondersteuning laat Cielen veel ruimte voor eigen invulling. De neutrale stem van de verteller geeft slechts sporadisch inkijk in de gedachten van de karakters, en zo is het aan de lezer om de dialogen en handelingen te interpreteren. Cielen hanteert daarbij doorgaans een heldere taal. Slechts enkele passages dragen een onnodige ballast. Zo zou de volgende zin krachtiger overeind staan met minder adjectieven: 'ze [...] dronk fris en helder water uit klaterende rivieren en sprankelende bronnen. Ze trok over hoge bergen en dwaalde door koele en duistere dalen. [...] danste [...] mee met de nimfen op het zachte mos onder de hoge bomen.' In volgende passage laat Cielen zich dan weer van zijn meest literaire kant zien: 'Vooraan in de zaal zat Helius op zijn troon. Hij droeg een stralenkrans op zijn hoofd en had een purperrode mantel aan. Achter hem stonden de goden van de lente, de zomer, de herfst en de winter op even grote afstanden van elkaar. Tussen hen in stonden de goden van de maanden, de weken, de dagen, de nachten en de uren. Daarachter stond de god van het jaar die zijn armen over hen allen uitspreidde.' Deze ingenieuze visuele voorstelling van abstracte concepten geeft aan dat Cielen op het interpretatievermogen van zijn jong lezerspubliek vertrouwt.
Ook De Cock stelt hoge eisen aan zijn lezers. Hij stuurt aan op een filosofische interpretatie van de verhalen. Aan het begin van elk van beide mythen legt hij de nadruk op de relatie tussen vader en zoon door twee gnomische uitspraken. Het verhaal van Ikaros begint met: 'Het is aan vaders om de weg te wijzen, aan zonen om de weg te zoeken', dat van Theseus met 'Vaders verbieden, zonen doen hun zin.' Dit maakt meteen ook duidelijk hoe De Cock een centrale rol toekent aan de jonge karakters uit beide verhalen, die hij raak en geloofwaardig portretteert. Ikaros bouwt een intieme vriendschap op met Ariadne en wordt voorgesteld als een dromer met een open toekomst: 'Soms denkt Icarus eraan om zelf architect te worden, net als zijn vader, maar helemaal zeker is hij nog niet. Hij droomt ook van heel andere dingen.' De Cock verweeft toespelingen naar de toekomstige gebeurtenissen in het verhaal. Zo fantaseert Ikaros gedurig over vliegen, en zijn de volgende woorden van Ariadne een vooruitwijzing naar haar tragische liefdesgeschiedenis met Theseus: '"Het is mooi" zei ze, "dat je iemand zo graag ziet dat je niet zonder hem kan."' Al deze ingrepen maken dat de lezer het verlies, dat een centrale plaats inneemt in dit boek, intenser beleeft. Ook de talrijke verhalen uit Ovidius' Metamorfosen die De Cock een plaats geeft in het verhaal, brengen de betekenis naar een hoger plan. 'Alles verandert' klinkt als een constante in het hele boek, en wordt in de slotzin een boodschap van hoop voor de door liefdesverdriet verteerde Ariadne: 'Een nieuwe dag stond klaar, aan de andere kant van de nacht.' De tweekleurige, vaak abstracte illustraties van Dendooven dragen bij tot het reflectieve en poëtische karakter van de tekst. Op verschillende momenten intensiveert zij de openheid die De Cock in zijn tekst creëert door in te pikken op een verhaal of beeld dat zijdelings aan bod komt, zoals wanneer Ariadne vertelt hoe koning Picus door de tovenares Kirke in een specht wordt veranderd. De Cock en Dendooven hebben met Vliegen tot de hemel een intiem poëtisch boek gecreëerd over onafwendbaarheid en de troostende kracht van de wetten der natuur. [Sylvie Geerts]
Prof.dr. E.A. Hemelrijk
De auteur vertelt de bekende tragedies van de Griekse tragediedichters Aischylos, Sophokles en Euripides op zeer levendige en invoelende wijze na. Ze heeft daarbij het spannende verhaal (en niet de dichter) centraal gesteld: zeventien tragedies worden in volgorde van de gebeurtenissen verteld. Ze begint met Iphigeneia in Aulis, over het offer van Iphigeneia die de tocht tegen Troje mogelijk maakte en eindigt met de beroemde Medea. Daartussen spelen zich de tragedies over de Trojaanse oorlog en zijn nasleep af, verder de verhalen rond Herakles, Oidipous en tot slot de Argonauten. De schrijfster heeft al eerder navertellingen van Griekse mythen gepubliceerd, waaronder 'De strijd om Troje' (3e herz. dr., 2013) en 'Odysseus' (3e dr., 2011)*. Zij heeft een vlotte stijl van schrijven. De illustraties in aquarel en pen zijn in deze heruitgave niet meer in kleur maar in zwart-wit. Ze sluiten goed bij de vertellingen aan. In het voorwoord wordt informatie gegeven over Griekse tragedies. Achterin is een namenlijst opgenomen. Deze (vrijwel ongewijzigde her)uitgave is geschikt als kennismaking en opfrisser van de Griekse tragedies en mythologie. Vanaf ca. 10 t/m 13 jaar.
Gonda Lesaffer
ua/an/22 j
In haar zoveelste boek over de Griekse mythen en sagen put Simone Kramer dit keer uit zestien tragedies van Aischylos, Sophokles en Euripides. Ze verhaalt over de Trojaanse sagencyclus, de held Herakles, koning Oidipous van Thebe en Medeia na de Argonautentocht.
Het personage van Elektra in het ‘Dodenoffer’ van Aischylos is verschillend bij Euripides, bij wie ze met haar broer Orestes haar moeder doodt. De versie van Sophokles wordt niet vermeld.
De verhalen, vlot naverteld en in een mooi lettertype gezet, klinken soms wat triviaal. Els van Egeraat maakte sobere, wat naïeve waterverfschetsen. De transcriptie van de Griekse eigennamen is consequent, behalve op het kaartje. Fout is de term Argiërs voor de nieuwe inwoners van Argos (in plaats van Argiven of Argeiers) en van amfitheater (waar een theater is bedoeld).
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.