Overval : gedichten
Gwij Mandelinck
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Arbeiderspers, cop. 2014 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : MAND |
Paul Demets
2/ei/14 m
Concours tropical
Ze lopen in een rij: kommen
hoog gestapeld op het
hoofd, tongen op
de kin. Even uit even-
wicht: een oproer van ellebogen.
Splinters in het gezicht.
Er wordt gedobbeld met de scherven,
men kijkt elkaar de ogen uit.
Gwy Mandelinck
Wellicht liet Mandelinck zich inspireren door de ervaringen die zijn jongste dochter opdeed toen ze enkele jaren geleden voor Artsen Zonder Grenzen actief was in een immens vluchtelingenkamp in het grensgebied tussen Ethiopië en Somalië. Hij sloot zijn vorige bundel Schemerzones (2009) af met de cyclus 'Dadaab', een duidelijke referentie aan het Keniaanse vluchtelingengebied. In Lotgenoten is de verwijzing abstracter. We hebben de referentie niet meer nodig, want het is Mandelinck niet om het anekdotische niveau te doen. Van alle noodlijdende mannen, vrouwen en kinderen maakt hij archetypes. Op die manier reiken Mandelincks gedichten verder en dieper.
Het is een tendens die we trouwens al eerder in zijn poëzie zagen, vooral vanaf de bundel Overval (1997), waar de strijkende vrouw bijvoorbeeld de gedaante van een schikgodin aannam. In dat opzicht stak Mandelinck eerder met ons al een grens over en deed hij de huiselijke sfeer tot iets unheimlichs verworden. Hier doet hij hetzelfde, maar in een ander universum. In het openingsgedicht uit de bundel, dat ik koos, doet hij het beeld van de ogenschijnlijk sensuele rij ranke Afrikaanse vrouwen letterlijk en figuurlijk versplinteren. De twee slotregels plaatsen alles in een ander perspectief.
Mandelincks beelden schrijnen, bijvoorbeeld wanneer hij de geïmproviseerde camouflage van kindsoldaten beschrijft: "Met zaadpluimen gevleugeld/ vertrappen ze de vallen.// Geen sluippad te beschrijven:/ langs kinnen loopt verkleurde inkt.// Van insecten hebben ze het/ heftig steken, het haastig sterven." Zijn mededogen voor de verworpenen der aarde is groot, zoals blijkt uit het titelgedicht van de bundel: "Ze baden met schuld beladen in fonteinen. Korsten losgeweekt.// Op hun schoot straathonden,/ lotgenoten, sluikstort onder struiken." Door de uitgepuurde, korte, bijna korzelige versregels die Mandelincks poëzie sinds de bundel Overval kenmerken, zet hij onze zintuigen maximaal op scherp. Ook wij liggen "op één oor", zoals we in een van de gedichten kunnen lezen.
In het tweede deel van de bundel, 'Binnen de grenzen', kijken we met de dichter mee naar wat ons hier bedreigt: oplichters, dieven. In 'Au voleur' luidt het: "Over water/ de glans van/ wat er is ontvreemd:/ stenen trekken// zakken naar benden;/ nauwelijks een rimpeling,// een spoor van wat verdween." Over psychopaten die meisjes beloeren, lezen we: "Meisjes zondoorbakken:/ hun schaduw smaller dan/ hun lijven. Door monsters,/ ogen naar de achterkop/ verschoven, tegendraads begluurd." Toch eindigt deze bundel niet helemaal op een negatieve manier, tegen de verwachting in. Maar het is natuurlijk maar de vraag of het paradijs, waarvan we in het slotgedicht 'Paradise regained' een glimp opvangen, zo idyllisch is: "En het Beest// met zware staart/ vlegelt delfstof in een wolk." In Lotgenoten kijkt de dichter niet alleen over de grens, maar brengt hij ons 'Over de grenzen' van onze leeservaring, zoals het eerste deel van zijn bundel getiteld is.
Gwy Mandelinck, Lotgenoten, De Arbeiderspers, 53 p., 16,95 euro.
PAUL DEMETS ■
30/06/2014
Gwy Mandelinck is een gelauwerd dichter, Lotgenoten (2014) zijn negende bundel. Op de kaft looft niemand minder dan Stefan Hertmans de manier waarop zijn poëzie ‘snijdend tot de essentie van de levenservaring wil doordringen’. Hertmans spreekt van tegelijk heldere en donkere gedichten, gemaakt van een stugge materie. Nu koppelt Mandelinck inderdaad een heldere taal aan een ietwat duistere inhoud. En die stugge materie is nog zacht uitgedrukt, wat mij betreft. De vormvaste gedichten in Lotgenoten, allemaal opgebouwd uit vier tweeregelige strofen, lijken wel uit steen gehouwen. Mandelinck plaatst geen woord te veel, hanteert een onpersoonlijk perspectief en ook zijn taal klinkt eerder hard en minimaal. Zijn poëzie vormt zowat het andere uiterste van de parlandopoëzie die vandaag in zwang is. Maar ze is ook tegengesteld aan een veelvormige poëzie die verschillende stemmen of registers binnenlaat, zo lijkt het, of van een poëzie die een persoonlijk perspectief koppelt aan een politiek engagement.
Op welke manier is Lotgenoten dan toch actueel? Of hoe werkt deze poëzie? Mandelinck gebruikt alvast de actualiteit als aanknopingspunt. Zo situeert de eerste van de twee afdelingen van de bundel, getiteld Over de grenzen, zich buiten Europa. En ook het tweede deel Binnen de grenzen ent zich op het maatschappelijke, al gebeurt dit op een eerder vage en onpersoonlijke manier. Personages en locaties nemen nergens een vaste vorm aan, wat soms resulteert in prachtige gedichten zoals Zwijgplicht: ‘Zit het beest, een dwingeland, / hen in het bloed? Pijnlijk / lopen, vliezen op de voet.’ Mandelincks werk met abstracte motieven en toetsen levert kleine schilderijtjes van gedichten op. Af en toe resoneert een gedicht zo dat ik er een betekenis in vermoed, al valt die niet zomaar met concreet tekstmateriaal te ondersteunen.
Mandelinck schrijft poëzie die het leestempo afremt, die verstillend werkt. De auteur mikt op een ‘archetypische draagwijdte’, een verdichting van universele, door talrijke mensen gedeelde ervaringen. Op zijn zoektocht naar dergelijke ervaringen belandt hij in Afrika of aan de zelfkant van de maatschappij. Ondanks een schijnbaar ontbrekende band met zijn onderwerpen – Mandelinck was bijvoorbeeld nooit in Afrika – schuilt hier de inzet van zijn poëzie. Door te wroeten met zijn taalmateriaal en daarbij elke gemakkelijke ik-stem te vermijden, bouwt hij uit het niets een dichterlijk perspectief op een psychische, sociale en politieke realiteit. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de gedichten in Lotgenoten het meest tot de verbeelding spreken dankzij hun taalrijkdom en beeldende kwaliteit. Dus wanneer er lyriek plaatsvindt, zoals in het gedicht Achtervolging: ‘Meisjes zondoorbakken: / hun schaduw smaller dan / hun lijven. Door monsters, / ogen naar de achterkop / verschoven, tegendraads begluurd.’ [Bart De Block]
Els van Geene
De tweedeling van deze bundel: "Over de grenzen" en "Binnen de grenzen" geeft Mandelincks sterke beleving aan van al wat er in de wereld omgaat. Of 't nu kindsoldaten zijn, uitgemergelde vluchtelingen of 't schrikbeeld van vertrapte ledematen; wij zijn in alles lotgenoten: bang, opgejaagd, uitgeput. In deel 11 gaat de dichter 't discours aan met onze eigen leefwereld: de geknotte vogel in de "stadspark poel", 't gretig "leeglepelen" van 'n aangespoelde potvis, terreur, smeergeld en de kinderen die altijd de dupe zijn. Er is echter nog hoop: 't laatste gedicht heet dan ook "Paradise Regained". De dichter noteert alles in staccato-achtige zinnen, als 'n reporter, bijna zonder beelden, waardoor 't leed veel minder "'n gezicht" krijgt zoals we dat uit de scherpe (pers-)foto's van nu kennen. De naam van Mandelinck is voor altijd verbonden met de schitterende Poëziezomers in Watou. In de traditie van Westvlaamse topdichters is hij echter minder overtuigend.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.