Geschreven familie
Michel Bartosik
Michel Bartosik (Auteur), Koen Van Baelen (Samensteller), Peter Bormans (Samensteller), Anneleen De Coux (Samensteller), Erik Spinoy (Nawoord)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Poëziecentrum, 2013 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 12475 |
Paul Demets
rt/aa/12 m
Dichter Michel Bartosik (1948-2008), tijdens zijn leven hoogleraar Nederlandse literatuur aan de VUB, was de zoon van een Poolse vader en een Vlaamse moeder. Dat speelde een bepalende rol in zijn werk.
Erik Spinoy toont in zijn uitgebreid en erg gedegen essay in Schroomruil, de verzamelde gedichten, aan dat Michel Bartosiks poëzie een persoonlijke vertaling is van de maniëristisch-experimentele lijn in de Vlaamse poëzie, met als coördinaten Hugues C. Pernath en de te vroeg gestorven Jan De Roeck, een vriend, tijdgenoot en inspirator van Bartosik. Michel Bartosik was geen dichter van grote programma's. Samen met zijn vriend Wilfried Adams publiceerde hij weliswaar het Impuls-manifest (1975). Daarin pleitten de dichters, in een tegenbeweging tegen het nieuw-realisme, voor niet-anekdotische, taalgerichte en zelfreflectieve poëzie. We zien dit vooral gerealiseerd in Bartosiks vroegste gedichten. Die hebben een grote ondoordringbaarheid, die we zouden kunnen interpreteren als een manier om de kern van zijn poëzie, het menselijke tekort, te verbergen en een intimiteit in taal te verlenen. De zegging in zijn debuut Linguïstiek (1975) neigt naar het maniërisme. Betekenistoekenning wordt geproblematiseerd. Ook in Bartosiks tweede bundel, De verzamelnaam der eenzaamheid (1976), is dat het geval. Dat is niet verwonderlijk, want Bartosik ervaart de taal niet alleen als een handig instrument, maar ook als een hindernis.
Vanaf Rigor mortis (1980) wordt de poëzie van Bartosik gebalder. Bartosik schudt de neiging tot maniërisme uit zijn vroegste werk van zich af en komt, zoals Erik Spinoy terecht stelt, tot een "tegelijk liefdevol met de traditie omgaande en licht ironiserend, met moderniteit en spreektalige clichés besmette en daardoor juist des te effectievere lyriek". Het solipsistische 'ik' maakt plaats voor een 'wij'. Maar een positiever wereldbeeld levert dit niet op: "We zullen zwijgen en zijn./ We zullen uit de lijken geslagen zijn."
Familie centraal
Toch valt de verbondenheid op waarnaar Bartosik streeft: poëzie is, al gebeurt dat altijd met de grootste omzichtigheid, een vorm van dialogeren met de ander. De familie speelt een steeds belangrijkere rol in zijn werk: in De verzamelnaam der eenzaamheid (1990) vinden we al de afdeling 'Familieportret in een trui van wolken'. In de prachtige, bibliofiele bundel Sunt lacrimae (1990) memoreert Bartosik zijn vader. En ook de titel van zijn laatste bundel, Geschreven familie (2003), wijst op de thematiek die zijn werk is gaan beheersen.
De dood van Bartosiks vader in 1979 heeft bij de dichter wellicht enerzijds een trauma teweeggebracht, een wonde die hij blijvend probeerde te stelpen in zijn latere werk. Anderzijds vormt deze cesuur in het leven van Bartosik een uitdaging om meer spreektaligheid toe te laten in zijn werk. In het gedicht 'Voorzienigheid' dat ik koos, zien we de vader van de dichter, omringd door zijn dierbaren tijdens zijn laatste levensdagen. Het laat Bartosiks sterke gevoel voor ritme zien. En zijn voorkeur voor eigen woordcombinaties, zoals 'verglimlacht'. Op die manier wordt het gedicht boven het anekdotische niveau uitgetild.
Waarin schuilt de kracht van Michel Bartosiks poëzie? Die kunnen we misschien omschrijven aan de hand van de titel van zijn prachtig uitgegeven verzamelde gedichten. Het eerste deel van het woord, 'schroom', zou kunnen verwijzen naar de typering die Erik Spinoy aan de poëzie van Bartosik geeft: "aarzelend, terughoudend, weigerachtig". Het tweede deel zou dan kunnen staan voor de al even bedachtzame houding die van de lezer gevraagd wordt, bij de ruilactie die het lezen van poëzie is. Met Schroomruil is er in elk geval geen reden meer om niet in te gaan op dit voorzichtige voorstel dat de poëzie van Bartosik doet.
Michel Bartosik, Schroomruil, Poëziecentrum, 447 p., 29,90 euro.
---
Voorzienigheid
De hand opvorderen van je vrouw, haar
in de jouwe houden, lang
vast houden. Voor het eerst
opkijken van de kloven
in die van je dochter.
Het onmogelijke Schoonpapa
verlangen uit de mond van
je schoondochter, zeg het
nu. Haar een volgend kind
opdragen. De hond bedenken met een
zakdoek. Papier bestellen, en
een potlood, om het wit mee te
laten. En uit het nachtkastje, een nummer
van Kultura, van het jaar nul - om nog je
taal
terug te kunnen zien.
Onnaspeurbaar
je aan de kamer te hebben
verglimlacht
Michel Bartosik
PAUL DEMETS ■
15/02/2014
Michel Bartosik (1948-2008) heeft geen uitgebreid oeuvre bij elkaar geschreven en het heeft evenmin veel kritische aandacht gekregen, ondanks een consensus over de kwaliteit ervan. Onder de suggestieve titel Schroomruil verschenen zijn verzamelde gedichten, waarin naast de gepubliceerde bundels ook alle verspreide gedichten opgenomen worden. Erik Spinoy schreef een nawoord dat eigenlijk meer een kleine studie is, waarin hij Bartosik niet alleen hoog inschat, maar ook een duidelijke plek geeft binnen de geschiedenis van de Vlaamse poëzie. Spinoy volgt van zeer nabij en met veel precisie de poëticale, inhoudelijke en stilistische ontwikkeling van Bartosiks poëzie. Biografische gegevens worden tot een minimum beperkt. Wel besteedt Spinoy de nodige aandacht aan de moeizame receptie van Bartosiks werk en aan de oorzaken daarvan. Tegelijk is zijn uitleiding een expliciet pleidooi voor een herwaardering van deze dichter.
Bartosik was niet het type dichter dat expliciet de openbaarheid opzocht. Hij heeft er in interviews op gewezen dat het schrijven hem niet zo makkelijk afging. Veel nadrukkelijker nog heeft hij dat in zijn gedichten verwoord. Het gevecht met, in en zelfs tegen de taal maakte lange tijd de kern uit van zijn poëzie. Bartosik draagt opvallend veel gedichten op aan bevriende dichters en laat zijn bundels voorafgaan door citaten van filosofen. Ongetwijfeld is dat de uitdrukking van een verlangen naar een intellectuele en artistieke gemeenschap over alle grenzen heen. Daarnaast worden ook veel gedichten opgedragen aan vader, moeder en echtgenote en staan daarin de familierelaties centraal. Twee verdere beslissende momenten zijn de lectuur van Chrysanten, roeiers (1977) van Hans Faverey en de dood van zijn vader. Rigor Mortis en Sunt lacrimae zijn de respectieve verwerkingen van deze ingrijpende gebeurtenissen. Faverey biedt Bartosik een ‘uitweg’ uit het maniërisme van de eerste bundel en gidst hem naar een gebaldere, verstilde zegging.
Het is in de richting van meer openheid voor ‘het alledaagse’ dat de poëzie van Bartosik zich ontwikkelt, al manifesteert dat ‘alledaagse’ zich in Sunt lacrimae (1980) in zijn hardste en meest meedogenloze gedaante als de dood van de vader. De bundel staat volledig in het teken van de liefdevolle herinnering aan de vader en aan diens existentiële situatie, getekend door migratie en vervreemding. De breuk met het vorige werk is erg duidelijk. In deze bundel heeft de dood concreet ingegrepen in het leven van de dichter. Het effect daarvan is dat Bartosik de modernistische poëtica grotendeels achter zich laat en zich bedient van een herkenbare spreektaal waarvan hij de ritmes en de poëzie ten volle gebruikt.
De afgelegde weg is niet alleen een poëticaal en poëtisch parcours, maar ze is ook de uitdrukking van een individuele ontwikkeling waarin het persoonlijke een steeds belangrijkere rol gaat spelen. Door deze uitgave wordt de mogelijkheid geboden om dit parcours intenser te lezen en te becommentariëren en krijgt de dichter de historische plek die hem toekomt.
(Dit is een abstract van een artikel van Erwin Jans. Het is verschenen in De Leeswolf 8, 2013.)
[Erwin Jans]
Wijnand Steemers
Het verzameld dichtwerk van de Pools-Vlaamse dichter (1948-2008; Pools was zijn vadertaal, Nederlands zijn moedertaal). Je kunt deze verzamelde poëzie op tweeërlei wijze ondergaan: door onvoorbereid alle bundels te lezen, van het debuut 'Linguïstiek' (1975) tot 'Verspreide gedichten'; of éérst aandachtig het doorwrochte nawoord van Erik Spinoy te spellen die deze enigmatische, hermetische poëzie helder in haar ontwikkeling analyseert – nuttig voor wie huiverig is voor modernistische gedichten. De aanvankelijk marginale dichter behoorde tot de Impuls-groep en de pink poets. In de jaren tachtig verscheen werk van hem in Nederland. Hierin is onmodieus over de eigen identiteit nagedacht, zoals Hans Faverey met wie Bartosik verwantschap voelde. Poëzie die wil ontregelen middels onder andere klank- en ritmemodulatie, ontwrichting van syntaxis, een zeer eigen vocabulaire en neologismen. In later werk zijn er vaker verwijzingen naar de realiteit (familie). Ook Van Ostaijen en Kouwenaar waren zijn wegbereiders. Voor geoefende poëzielezers.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.