Léon Spilliaert
Anne Adriaens-Pannier
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Ludion, 2013 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : KUNST : MEXICO 707 LOCK |
31/10/2013
Tussen 1910 en 1920 beleefde Mexico een politieke revolutie. Adrian Locke, die als directeur tentoonstellingen van de Royal Academy of Arts (Londen) in 2002 al de expo 'Aztecs' opzette, gaat in de catalogus bij 'Mexico: a Revolution in Art, 1910-1940' na hoe dat maatschappelijk proces in de kunst zijn weerslag vond. Zowel Mexicaanse als buitenlandse kunstenaars komen hierbij aan bod. Mexico: een revolutie in de kunst 1910-1940 is een prachtige uitgave, met als enige minpuntje dat de vertaling hier en daar te wensen overlaat. Wat in het Frans een 'feuille volante' heet, bijvoorbeeld, mag je in het Nederlands niet als 'vliegend blaadje' vertalen. De juiste Nederlandse term is 'los blaadje'.
Eerst een beknopte politieke context. Toen generaal Porfirio Díaz in 1876 een staatsgreep pleegde, onderschatte hij zijn landgenoten en legde hun een hardnekkig paternalisme op. Mexicanen moesten hard werken en zich verre van politieke activiteiten houden. Het Porfiriaat ging te rade bij het positivisme van Comte: Mexico moest geïndustrialiseerd worden en zo welzijn bereiken. Dat kwam vooral buitenlandse beleggers goed uit. Algauw legden die een spoorwegnet van 20.000 km aan, dat de uitvoer moest bevorderen. Maar het platteland bleef onder zwarte armoe gebukt gaan. Het gemeenschappelijke landbezit, dat nog door de Azteken was ingevoerd, werd aangetast. De economische ontwikkeling schiep nieuwe rijken, maar stortte de haast landlozen (ongeveer twee derde van de bevolking) in diepe miserie. Onder leiding van Zapata en Villa en hun boerenleger voltrok zich in Mexico tussen 1910 en 1917 de eerste grote sociale omwenteling van de twintigste eeuw.
Ondanks een decennium van bloedvergieten en revolutie, bezaten de Mexicanen een geweldig artistiek potentieel. De inheemse kunstuitingen kregen alle ruimte en Mexico werd aantrekkelijk voor vele buitenlandse kunstenaars. Zo ontstond het internationale perspectief van de Mexicaanse kunst, een dimensie waarover dit boek uitvoerig vertelt. De catalogus zet de belangrijke rol in de verf die Mexico speelde in de geschiedenis van de twintigste-eeuwse kunst, werpt een licht op de kunstproductie van Mexicaanse én buitenlandse kunstenaars, en onderzoekt de kruisbestuiving tussen schilderkunst en fotografie. En dit tot in 1940, toen de ambtsperiode van de laatste revolutionaire president, Lázaro Cárdenas, afliep.
De revolutie veranderde de Mexicaanse kunst en cultuur, en dit tot op vandaag. Dat wordt in een eerste deel geschetst: 'Maatschappelijke evoluties zoals de toenemende verstedelijking en de uitbreiding van de middenklasse dankzij de economische groei en stijgende welvaart creëerden een grotere vraag naar kunst. In dit specifieke klimaat, waar publieke en private middelen rijkelijk voorhanden waren, bloeide de artistieke productie.' In die periode is José Guadalupe Posada (1851-1913) werkzaam, die met zijn befaamde 'doodshoofden' het belang benadrukte van de intense doodsbeleving in de Mexicaanse inheemse traditie. Kunst speelde een cruciale rol in het proces van nationale wederopbouw. Maar na de revolutie bloedde de kunstscene zo goed als dood.
Het tweede deel begint bij de minister van Nationale Opvoeding, José Vasconcelos, die tussen 1920 en 1924 een grootschalig regeringsprogramma voor de bevordering van de kunst lanceerde. Het muralisme (1925-1936) sloeg daar munt uit. Het was Diego Rivera die zijn immense epische kracht en zijn formidabel koloriet aanwendde en overal muurschilderingen verwezenlijkte. Rivera was een overtuigd communist, maar toch smeedden de Mexicaanse kunstenaars hechtere banden met de VS dan met de Sovjet-Unie. Het 'Mexicaanse modernisme' was geboren: 'Mexicaanse kunstenaars streefden naar een oorspronkelijke en onafhankelijke vorm van modernisme, waarmee ze zich zowel van het beauxartsacademisme van het Porfiriaat als van het socialistisch realisme konden distantiëren.' Volkskunst maakte integraal deel uit van de politieke en esthetische strategieën. Mexico werd aangedaan door heel wat buitenlandse kunstenaars: fotografen als Edward Weston en Tina Modotti en schilders als Jean Charlot en Leon Underwood werkten naast hun Mexicaanse collega's.
De invloed van Rivera begon na 1929 (gelukkig?) te tanen. Het derde deel van het boek beschrijft hoe andere kunstenaars op de voorgrond traden. In het befaamde Café Paris, volgens Octavio Paz 'een maatschappij binnen de maatschappij', kwamen kunstenaars samen die te lang door de 'drie groten' (Rivera, Orozco en Siquieros) in de vergetelheid waren geduwd: Rufin Tamayo en Maria Izquierdo springen in het oog. Maar ook buitenlandse kunstenaars kwamen nog muurschilderingen maken in Mexico, en fotografen als Weston en Mondotti hadden de basis gelegd voor hun Mexicaanse collega's. Hier beschrijft de catalogus de meer dan vruchtbare ontwikkeling van de Mexicaanse fotografie, te beginnen bij Manuel Alvarez Bravo. Daarna kwamen dan weer Paul Strand en Henri Cartier-Bresson in Mexico werken.
In 1933 werd het Bauhaus door de nazi's gesloten. En ook nu werd Mexico een gastland, wat het onderwerp is van het vierde hoofdstuk. De Duitse kunstenaars Josef en Anni Albers legden een visueel archief aan. Anni toonde in haar weefkunst het onpeilbare mysterie van de precolumbiaanse beschaving en haar echtgenoot ging abstraheren in de schilderijen die hij op basis van foto's schiep. Ook de Franse dichter en acteur Artaud kwam bij de Tarahumara in de Sierra Madre wonen. Hij pleitte tegen een marxistische omwenteling en voor een autochtone revolutie. De twee tendenzen die de rode draad en de rijke openbaring van dit boek vormen, kun je als volgt beschrijven: 'De surrealistische tendens om Mexico te zien als een voorbeeld van de niet-Europese "andere" kan worden uitgelegd als behorend tot een fantasie die het volkse, primitieve en naïeve verheerlijkte, tegenover de complexe analyses van het modernisme en de avant-garde-esthetica waar veel kunstenaars toen ook mee bezig waren.' Tegen 1940 was Mexico's aantrekkingskracht uitgewerkt.
Maar wat een schat aan kunstwerken hebben de hier beschreven dertig jaar opgeleverd! Enerzijds kwam Mexico tot volle artistieke wasdom, door een interne dynamiek en de invloed die zo in het buitenland werd uitgespeeld. Anderzijds kwamen vele buitenlandse kunstenaars in Mexico hun inspiratie zoeken. En hun vormen en genres vernieuwen. Beide fenomenen leidden tot kruisbestuiving en onder meer tot de ontplooiing van de fotografie. Dankzij allerlei kunstuitingen ontsnapte Mexico een tijdlang aan een cliché dat nog altijd in de mond wordt genomen: 'Arm Mexico, zo ver van God en zo dicht bij de Verenigde Staten!'
[Bart Vonck]
T. Geerts
Publicatie over Mexicaanse beeldende kunst (1910-1940) naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstelling in de Royal Academy of Arts in Londen, zomer 2013. De publicatie richt zich onder andere op de grote diversiteit aan Mexicaanse kunstenaars (waaronder Diego Riviera, Frida Kahlo en vele anderen), maar ook de vele kruisbestuivingen met grote internationale kunstenaars (waaronder schrijvers als D.H. Lawrence en Graham Greene) komen aan de orde. Er is uiteraard veel aandacht voor de betekenis en de gevolgen van de Mexicaanse Revolutie op het artistieke en culturele leven. Het is daarmee een zeer waardevolle introductie op de moderne kunst in Mexico, mede omdat die periode kunst voor het eerst in een internationaal perspectief wordt geplaatst. Interessant voor liefhebbers van vroege moderne beeldende kunst en fotografie. Met ruim 200 afbeeldingen in kleur, bibliografie en index.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.